Het onderzoek behandelt informeel leren in coöperatieve kunstpraktijken. Het beschrijft hoe kunstenaars en gedreven amateurs samenkomen, cultuur produceren en daarmee vorm en inhoud geven aan hun eigen publieke leven. De kunstpraktijken van deze "gemeenschappen van creatieve burgers" vormen op verschillende manieren een interruptie van de gewoontes van doen, denken en betekenis geven van onze formele samenleving die gebaseerd is op economisch functionalisme, technologische logica en de medialisering van publieke relaties. De interrupties dagen uit tot het verder bevragen van deze gewoontes en het ontwikkelen van een alternatief handelingsrepertoire dat uitgaat van subjectieve relaties tussen mensen, dingen en de wereld. Bovendien bieden deze interrupties de betrokkenen de gelegenheid om zichzelf als subject publiekelijk te manifesteren, daarmee ook zichzelf ter discussie te stellen en uiteindelijk daarvan te leren.De dissertatie opent met een oriënterende literatuurstudie naar de macht van de verbeelding, de manier waarop aan kunst ontwikkelingskracht wordt toe geschreven en de rol die drama, symboliek en esthetiek spelen in onze huidige westerse samenleving. Vervolgens wordt gekeken naar de manier waarop wij kunst kunnen begrijpen als een sociale praktijk die menselijke groei en ontwikkeling teweeg kan brengen. Na een methodologische verantwoording volgt een verslag van een drietal casussen van door kunstenaars geïnitieerde informeel lerende en cultuur producerende gemeenschappen. De sociale settings van deze casussen worden geanalyseerd aan de hand van hun sociologische kenmerken en vervolgens door een pedagogisch theoretische lens bekeken. Het proefschrift sluit af met een advies voor kunstenaars, kennisinstellingen en bestuurders die de ontwikkelingskracht van kunst willen bevorderen.
DOCUMENT
Op het evenement Meedoen Geld(t)?, in 2016 georganiseerd door het lectoraat Financial Inclusion and New Entrepreneurship (FINE) van De Haagse Hogeschool, is een boekje uitgedeeld met een algemeen overzicht van een aantal (nieuwe) vormen van financiering voor het midden- en kleinbedrijf en zelfstandigen in Nederland. De deelnemers stelden het op prijs om een breder overzicht te krijgen van de diverse – bestaande en opkomende – vormen van formele en informele maar ook alternatieve en nieuwe vormen van financiering voor het MKB, of voor de zelfstandige zonder of met personeel (ZZP/ ZMP) , en nietgeregistreerde ondernemende mensen. Studenten hebben regelmatig laten blijken dat zij zich willen oriënteren op de nieuwe, alternatieve vormen van financiering en de implicaties daarvan op bedrijven. Dit overzicht geeft hen maar ook docenten én (startende) ondernemers informatie over het bestaan, de mogelijkheden en werkwijze van verschillende bestaande en opkomende financieringsinstrumenten en spelers in de markt. Deze handleiding stelt de student in staat zich een beeld te vormen van de diverse financieringsmogelijkheden voor het MKB of voor de ZZP’er of ZMP’er. Kennis nemen van de verschillende vormen is de eerste stap naar het ontwikkelen van een systeem waarin de MKB’er of ZZP’er/ ZMP’er de juiste mix van financiering kan verkrijgen. Als de student later misschien zelf aan de slag wil gaan in een onderneming, heeft hij of zij baat bij een bredere kijk op financieringsmogelijkheden. En als de student komt te werken bij financiële dienstverleners of adviesbureaus is het belangrijk dat hij of zij goed in staat is om samenwerking met anderen te zoeken. Op die manier kunnen ondernemers de juiste mix van financiële diensten ontvangen. Het boek is mede gebaseerd op ons onderzoek in 2017 naar de ontwikkelingen bij de bestaande banken in Nederland, geleid door Richard van der Linde. Ook is dankbaar gebruikgemaakt van de uitkomsten van deelonderzoeken die zijn uitgevoerd door studenten aan de HHs over de geschiedenis van banken in Nederland (Fabian van Hagen) en hun dienstverlening (Zulikha Hesam).
DOCUMENT
Het conflict tussen de Triodos Bank en een groep certificaathouders is een testcase voor duurzaam en maatschappelijk verantwoord bankieren. Het maakt duidelijk hoe het denken over banken vastzit in een marktbenadering. Aandacht ontbreekt voor ethiek, maar ook voor schaalproblemen en maatschappelijk verdienvermogen. Daardoor komt niet alleen een duurzame bank als Triodos in de problemen, maar ook de financiering van hun mkb-klanten. Triodos laat zien dat banken geen reguliere bedrijven zijn. Ze vragen een bestuursstructuur die hun maatschappelijke rol borgt.
MULTIFILE
Full text via link. In veel gemeenten wordt nog volop geformeerd. Martin Stam en Jean Pierre Wilken vinden dit een mooie gelegenheid om adviezen voor het collegeprogramma te geven over de (her)inrichting van het sociaal domein. Met als adagium: minder werken vanuit een professioneel aanbod en meer samen met burgers
LINK
Publicatie van de twee kenniscentrumbrede onderzoekslijnen "Healthy Ageing & Work" en "Arbeidsmarkt in de Energyport regio Groningen'' ter gelegenheid van de 10 jarige bestaansgeschiedenis van het Kenniscentrum Arbeid. Beide onderzoekslijnen zijn verweven in onderzoeksprogramma's van de 5 lectoraten van het Kenniscentrum Arbeid
DOCUMENT
Dit rapport beschrijft de actuele onderzoeksvisie van het Marian van Os Centrum voor Ondernemerschap van de Hanzehogeschool Groningen (als uitwerking van de Road Map van datzelfde centrum) als input voor de visitatie van het MvOvO in mei 2018
DOCUMENT
Uit het rapport: "De opgave voor sociale woningbouwrenovatie in Nederland is enorm. De woningen moeten na renovatie veel energiezuiniger zijn. Maar corporaties en bewoners willen de renovatie snel, van hoge kwaliteit, duurzaam, goedkoop en met weinig overlast. De bouwsector heeft grote moeite om aan deze verwachtingen te voldoen, zeker nu een tekort aan gekwalificeerde arbeid dreigt. De bouwbedrijven hebben de afgelopen jaren niet stilgezeten. Bouwbedrijven passen lean-principes toe en de realisatie van sociale woningbouwprojecten is duidelijk beter onder controle. Maar het proces voorafgaand aan de realisatie van de sociale woningbouwrenovatie (het voortraject) is vaak verre van optimaal. Actoren in dit voortraject geven aan dat er sprake is van miscommunicatie, late wijzigingsvoorstellen, gebrekkige sturing en omissies. Het gevolg is dat de bouwpartijen in het voortraject van sociale woningbouwrenovaties relatief veel kosten maken, het voortraject lang duurt en niet optimaal is. In het kader van een SIA RAAK MKB-project beantwoorden lectoraten van HU en HAN samen met opleidingen en bedrijfsleven de vraag: Hoe kan het voortraject van sociale woningbouwrenovatieprojecten efficiënter en effectiever gemaakt worden vanuit een algemene procesaanpak (toolbox) inclusief bijbehorend procesinstrumentarium (tools) die naar gelang de situatie flexibel kan worden ingezet? Centraal in het project staat het vormgeven van een toolbox die helpt bij het opzetten van een beheerssysteem voor het efficiënt doorlopen van het voortraject (definitie, ontwerp en voorbereiding) van sociale woningbouwrenovatieprojecten. Figuur 1 geeft het basismodel weer dat ten grondslag ligt aan het onderzoek. Voor een goed beheerssysteem is kennis nodig van beheersconcepten, methoden en technieken (pijl 1) én van de kritieke succesfactoren van bouwprojecten (pijl 2). Een goed beheerssysteem is in staat om met de juiste beheersconcepten de kritieke succesfactoren te monitoren en te sturen om op deze wijze te komen tot een effectief en efficiënt voortraject (pijl 3). Dit voortraject bereidt de projectuitvoering voor (pijl 4). Samen bepalen ze het uiteindelijke succes van een bouwproject (pijl 5). Kritieke succesfactoren kunnen achterhaald worden door het succes (of falen) van complete bouwprojecten te analyseren (pijl 6). Kenmerken van het bouwproject zijn in belangrijke mate bepalend voor de invulling van de verschillende elementen in het denkmodel. Dit eerste deelrapport behandelt de eerste stap in het onderzoek: een inventarisatie van gehanteerde beheersconcepten. In het bijzonder de beheersconcepten die een link hebben met de gedachten rond lean. De onderzoekers hebben zich vooral gericht op beheersconcepten die vanaf de tweede helft van de vorige eeuw zijn ontstaan. Daarmee geven de onderzoekers niet aan dat traditionele beheersconcepten niet goed zijn. Deze concepten zijn echter alom bekend. In de bouwbranche kent eenieder de traditionele samenwerking waarbij de opdrachtgever een bestek “op de markt zet” en de laagste bieder het ontwerp mag uitvoeren. De onderzoekers beschrijven de kenmerken van 14 concepten met behulp van bestaande literatuur over deze concepten. De concepten staan in de volgende 14 hoofdstukken steeds op dezelfde manier omschreven. Eerst omschrijven de onderzoekers de kenmerken van het concept. De kenmerken staan in de tekst vetgedrukt aangegeven. Vervolgens gaan de onderzoekers in op de situatie waarbij het concept toepasbaar is. Ook de voorwaarden om het concept toe te passen staan vetgedrukt aangegeven. Daarna geven de onderzoekers aan waaraan het concept bijdraagt, ook weer vetgedrukt per aspect. De vetgedrukte onderdelen komen terug in de conclusie. De onderzoekers sluiten een hoofdstuk steeds af met een lijst met interessante literatuur over het concept. In de conclusie maken de onderzoekers een koppeling tussen de kenmerken, de voorwaarden en de doelen van de 14 concepten en de kritieke succesfactoren zoals deze door Chua, Kog en Loh (Critical Success Factors fot Different Project Objectives, 1999) worden omschreven. De onderzoekers hebben deze conclusie gebruikt om tot de volgende stap in het onderzoek te komen."
DOCUMENT