Een actieonderzoek naar de ontwikkeling van een leerlingversterkend onderwijsprogramma met het doel leerlingen met een visuele beperking beter voor te bereiden op hun transitie naar volwassenheid en waar mogelijk een betaalde baan. Belangrijke thema's: inclusie en exclusie, empowerment, stem van de leerling, transitie naar volwassenheid en het burgerschapsmodel tegenover het medische model.
DOCUMENT
De Nederlandse overheid probeert nu al bijna twintig jaar de integratie van leerlingen met een beperking of 'special educational needs' in het reguliere onderwijs vorm te geven. Dit proces begon in 1990 met Weer Samen Naar School. Hoewel de integratie van sommige groepen leerlingen, bijvoorbeeld van leerlingen met een visuele beperking, redelijk succesvol genoemd kan worden, lijkt de integratie van andere groepen leerlingen, bijvoorbeeld van leerlingen met complex en sterk uitdagend gedrag, te stagneren of zelfs af te nemen. In 2005 en 2006 presenteerde de teonmalige minister van onderwijs, van der Hoeven, onder de noemer Passend Onderwijs voorstellen om het integratieproces van nieuwe impuslen te voorzien. In dit artikel wordt betoogd dat wanneer de overheid, met in haar keilzog het Nederlandse onderwijsveld, niet de transformatie realiseert van het inegratiedenken naar het inclusiedenken, het maar de zeer de vraag is of Passend Onderwijs erin zal slagen daadwerkelijk de integratie van leerlingen met een beperking verder te stimuleren.
DOCUMENT
Technologie in het onderwijs wordt mondjesmaat toegepast (zie bijvoorbeeld Schildkamp, Wopereis, KatDe Jong, Peet & Hoetjes, 2020). Alle onderwijsinstellingen hebben tegenwoordig weliswaar een digitale leeromgeving, doch een optimaal gebruik ervan is nog niet gerealiseerd. In veel situaties wordt de digitale leeromgeving voornamelijk gebruikt voor administratieve functies en voor de beschikbaarstelling van leermiddelen. De Coronapandemie heeft voor een ongekende exponentiële groei in het gebruik van technologie gezorgd. Eenvoudigweg omdat de gebruikelijke manieren van lesgeven onmogelijk werden. In een mum van tijd schakelden docenten over naar Teams, Zoom of andere vergelijkbare technologie, werden colleges opgenomen of gestreamd, webinars ontwikkeld, kennisclips gemaakt en online gezet en werd de leeromgeving verder doorontwikkeld om communicatie synchroon en asynchroon te verbeteren. Dat is een prestatie van formaat waardoor het onderwijs in tijden van de pandemie online door kon blijven gaan. Zo ontstonden er door een mix van fysiek en online onderwijs allerlei vormen van blended learning. Blended Learning is een populair concept waar echter zeer uiteenlopende betekenissen achter schuil gaan (Oliver & Trigwell, 2005). Een allesomvattende definitie die op ieders instemming kan rekenen, is een utopie maar de omschrijving van SURF (2020) wordt frequent gehanteerd: Blended learning is een mengvorm van face-to-face en online (ICT-gebaseerde) onderwijsactiviteiten, leermaterialen en tools. Beide soorten leeractiviteiten maken een substantieel onderdeel uit van het onderwijs; idealiter versterken ze elkaar. Het doel is onderwijs te ontwikkelen dat gebruik maakt van ICT om effectief, efficiënt en flexibel leren mogelijk te maken, met een stijging van het leerrendement en de student- en docenttevredenheid tot gevolg. Vanwege het Coronavirus zien we dat onderwijsactiviteiten die voorheen op locatie in een onderwijssetting plaatsvonden, nu voornamelijk online plaatsvinden waarbij studenten en docenten inloggen in Teams, Zoom, Bluejeans of een vergelijkbare omgeving. De inhoud van het onderwijs of manier van lesgeven verandert echter niet of nauwelijks. Dit is illustratief voor wat we verstaan onder blended learning in de vorm van substitutie. Er is dan sprake van een vervanging: Het klaslokaal wordt ingeruild voor Teams. Ook al is straks de coronapandemie voorbij, dan gaan we er van uit dat het onderwijs meer blended zal blijven dan voorheen, omdat we nu op grote schaal de mogelijkheden ervaren van technologische toepassingen en die willen we behouden en verder uitbouwen. Er is momentum om na te denken over hoe te komen tot een meer optimale blend, en dus niet in de fase van substitutie te blijven verkeren, hetgeen vraagt om een herontwerp van het onderwijs. Met dit essay willen we hier de aandacht op vestigen.
DOCUMENT
Publicatie bij de rede, uitgesproken bij de aanvaarding van de functie van lector Toegankelijkheid van het Recht aan Hogeschool Inholland te Rotterdam op 18 september 2018.
DOCUMENT
Openbare les. Toegang tot het recht is het kenmerk van een rechtvaardige samenleving waar mensen hun waardigheid op een gelijke manier op basis van wet- en regelgeving kunnen verwezenlijken, zonder het risico te lopen te worden genegeerd of vervolgd. Of je nu rijk, arm, oud, jong, gedetineerde, nieuwe Nederlander of illegaal bent: je kunt je recht zoeken. Op papier – bijvoorbeeld in wetboeken – of op internet. Zowel formele instituties – waaronder rechtbanken – als informele – zoals de Ombudsman of online mediation – houden zich bezig met geschillenbeslechting. De praktijk is echter vaak weerbarstiger. Weliswaar wordt op een globaal en statelijk niveau door het internationaal en national recht en beleid erkend dat het bevorderen van veiligheid, publieke dienstverlening en toegang tot het recht voor ieder mens van belang is. Maar op lokaal niveau – kleine bedrijven, buurten, school, werk of detentie – werkt dit doorgaans anders door. Is toegang tot het recht bijvoorbeeld relevant in een wereld waar een sloppenwijkbewoner geen mensenrecht op eigendom kan afdwingen? Waar groepen vluchtelingen in Europa geen asiel kunnen aanvragen, hoewel ze beschermd zijn door het Verenigde Naties (VN) Vluchtelingenverdrag? Of waar de neveneffecten van het internationale delen en gebruik van big data nauwelijks met een effectief rechtsmiddel aan de kaak kunnen worden gesteld?
DOCUMENT
Dit rapport beschrijft de ondersteuningsbehoeften van jongeren tussen 16 en 24 jaar op het gebied van seksualiteit, intimiteit en relaties en welke rol het jongeren- en straathoekwerk hierin kan spelen. Dit rapport komt voort uit het onderzoeksproject Het Hoort Erbij!
DOCUMENT
Dit boekje geeft de inaugurele rede van Wierd Koops weer waarin hij zijn visie op de toekomst geeft: welke nieuwe bedreigingen kunnen wij verwachten en hoe goed is Nederland hier op voorbereid
DOCUMENT
Kwartiermakers werken aan maatschappelijke betrokkenheid. Zij spannen zich in om mensen met bijvoorbeeld een verstandelijke beperking in beeld te brengen, hun verlangens te achterhalen, te verwoorden en te behartigen, niet eenmalig maar steeds opnieuw. Kwartiermakers werken aan het toegankelijk maken en zo nodig aanpassen van maatschappelijke instellingen ten behoeve van mensen die niet zomaar passen. Kwartiermakers werken aan de hand van de vraag van een individuele cliënt, maar het werken aan ruimte voor anders-zijn is ook als collectieve strategie op te vatten - ter humanisering van de samenleving.
DOCUMENT
Presentatie op Dag van het Onderzoek, Hogeschool Inholland, Den Haag, 14 april 2015.
DOCUMENT
Sociaal-maatschappelijke veranderingen en sturing door de overheid zorgen voor een veranderend zorglandschap. De vermaatschappelijking van zorg stelt dat bij de ondersteuning van personen in een kwetsbare positie meer moet worden ingezet op het werken met netwerken (Van Deurzen, 2014). De overheid verwacht dat naast mantelzorg, professionele en vrijwillige zorg, ook beroep wordt gedaan op personen die een secundaire rol opnemen en dat professionals deze activeren (Van Deurzen, 2014). Onderzoek toont aan dat deze personen uit het secundaire netwerk nog niet veel in beeld komen als ondersteuningsbron (Maes & Colla, 2013). Hierbij aansluitend stellen Steyaert en Kwekkeboom (2012) dat over de zorg ‘aan de zoom van de mantel’ nog weinig bekend is. Toch spelen zij een belangrijke aanvullende rol in de ondersteuning van de centrale persoon en de spilzorger (De Koker, De Stercke, De Vos & De Witte, 2016). Wanneer de persoon met een ondersteuningsnood een niet aangeboren hersenletsel (NAH) heeft, is deze onbekendheid nog groter en is deze onzichtbaarheid ook van toepassing op de centrale persoon. Bijkomend toont onderzoek aan dat spilzorgers van personen met NAH significant minder sociale steun ervaren dan spilzorgers van andere doelgroepen (Bronselaer, Vandezande, Vanden Boer & Demeyer, 2016). Om zicht te krijgen op de mogelijke rol en/ of positie van professionals bij het zichtbaar maken en/ of faciliteren van secundaire netwerken bij personen met NAH, is het aangewezen om onderzoek te verrichten naar de verwachtingen, noden en motivaties van het secundaire netwerk rond volwassenen met NAH.
DOCUMENT