Oudere werknemers worden gezien als de categorie werknemers die in de beeldvorming over leeftijd afwijkt van de normaliteit in sociologische en economische zin. Zij krijgen van vele werkgevers het stempel van verlies aan capaciteiten, worden geconfronteerd met processen van uitsluiting en worden vooral op de arbeidsmarkt als homogene categorie benaderd. Opmerkelijk omdat deze categorie grote verschillen laat zien: naast een divers verlies aan capaciteiten ook een diverse groei van verrijkte vermogens. Daarmee kunnen 'oudere werknemers' zich ontwikkelen, mits de werksituatie dat niet verhindert.
DOCUMENT
Wie stuit op de vraag naar de zin van zijn werk wordt ten onrechte behandeld als een probleemgeval of iemand in een motivatie-crisis
DOCUMENT
In onze diensteneconomie draait het in arbeidsorganisaties steeds meer om het genereren en benutten van kennis. Kennis in de hoofden van mensen, niet te verwarren met informatie die je kunt opslaan in databanken. Kennis is als het ware de uitkomst van een aantal mentale processen, die zich binnen individuen of groepen afspelen. Die mentale processen vormen het denkwerk dat mensen verrichten. Niet handarbeid is cruciaal voor de moderne organisatie, maar denkarbeid. Arbeidsintensieve productie wordt overgeplaatst naar lagelonenlanden, maar ook de productiearbeid die hier over blijft zal in hoge mate kennisintensief zijn. Voor de werker worden daarmee zijn denkvaardigheden zijn belangrijkste competentie. Dit betekent dat banen verdwijnen en functies fluïde worden. het aantal zelfstandigen blijft groeien, en traditionele loopbanen verdwijnen. Loopbanen worden steeds meer toevallig en blijken pas achteraf. En toch is de een succesvoller dan de ander in het creëren van zijn loopbaan. Waar zit hem dat in? Voor de loopbaanprofessional ontstaat hierdoor de noodzaak zich te heroriënteren op zijn werk.
DOCUMENT
Oudere werknemers hebben behoefte aan zinvolle arbeid en daar schort het aan.De gangbare inrichting van de werkplek en het beleid van arbeidsorganisatie maakt dat oudere werknemers hun vermogens daar nauwelijks kunnen inzetten.
DOCUMENT
Rond 1980 werd personeelsontwikkeling in Nederland vooral geadopteerddoor een andere discipline, onderwijskunde, waardoor veel nadruk werd gelegd op bedrijfsopleidingen. Die werden gezien als ‘beroepsonderwijs in pocketformaat’: nascholing in cursusverband kreeg mede daardoor een dominante plaats binnen het geheel van HRD-praktijken(Thijssen, 2003). Sindsdien is er veel veranderd. De pas later ook in Nederland doorgebroken term Human Resource Development is daar een exponent van. De veelvormigheid van HRD-activiteiten is toegenomen net als het besef dat investeren in HRD noodzakelijk is. De meest ingrijpende contextuele verandering voor HRD-praktijken betreft de arbeidsmarktturbulentie die met name is ontstaan door de behoefte van organisaties aan personele flexibiliteit, waardoor lifetime employment een marginaal fenomeen is geworden. In verband daarmee is een omslag waar te nemen van een traditioneel naar een modern psychologisch contract, hetgeen met name inhoudt dat het initiatief en de verantwoordelijkheid voor ontwikkelingsinvesteringen niet meer zo zeer bij de arbeidsorganisatie ligt, maar primair bij het individu. Tegen deze achtergrond zal in het navolgende gedeelte worden ingegaan op drie HRD-deeldomeinen: loopbaanmanagement, talent management en management development. Daarbij wordt naast de betekenis van deze deeldomeinen aandacht besteed aan diverse ontwikkelingen in het recente verleden en aan enkele belangrijke agendapunten als verbinding naar de toekomst
DOCUMENT
In hoofdstuk 7, het enige Engelstalige hoofdstuk in deze bundel, verkennen Gellert & Van Lieshout of en hoe een op matched establishment comparisongebaseerde methode kan worden gebruikt voor onderzoek naar innovaties inarbeidsorganisatie in de zorg in het algemeen, en beroepsinnovatie (zoals deintroductie van nieuwe beroepen als nurse practitioner en physician assistant)in het bijzonder. Ze richten zich op de casus van het jonge beroep physicianassistant in Nederland en Duitsland. Op basis van desk research en interviewsin beide landen, en een kleine enquête plus werkplekobservatie in Duitsland,concluderen ze dat een dergelijke methodologische innovatie weliswaar nietgemakkelijk is, maar wel vruchtbaar lijkt.
DOCUMENT
Een inclusieve organisatie wordt in het huidige discours vaak gedefinieerd als een organisatie die openstaat voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, die als gevolg van een fysieke of psychische beperking niet in staat zijn zelfstandig het minimumloon te verdienen (zie bijv. Borghouts-Van de Pas & Freese, 2016; Beukeveld & Oden, 2017). Dit heeft alles te maken met het beleid van overheid en sociale partners die met het Sociaal Akkoord van 2013 en de inwerkingtreding van de Participatiewet in 2015 veel aandacht hebben gevraagd voor juist deze groep. De werkgevers accepteerden een Banenafspraak met een taakstelling van 100.000 nieuwe arbeidsplaatsen voor mensen uit het doelgroepenregister (waarin mensen met een arbeidsbeperking formeel worden opgenomen) in het reguliere bedrijfsleven. In dit hoofdstuk bespreken we inzichten over inclusief Human Resource Management (HRM), afkomstig uit praktijkgericht onderzoek. We bespreken wat we verstaan onder een inclusieve organisatie en inclusief HRM en presenteren onderzoeksresultaten over het verbeteren van de HR-processen en het komen tot een inclusieve organisatiecultuur. Ten slotte trekken we conclusies over wat inclusief HRM betekent voor de rol en werkzaamheden van HRM.
LINK
Wat is er voor nodig om preventief en omgevingsgericht te kunnen werken? Aan welke randvoorwaarden moet zijn voldaan zodat professionals op deze manier kunnen werken? Gesprekken met verschillende betrokkenen rond CJG’s leveren de volgende randvoorwaarden op: 1) vrijheid/ruimte, 2) Leiderschap, 3) infrastructuur, 4) kennis, 5) betrokkenheid/samenwerken.
MULTIFILE
De ondervertegenwoordiging van vrouwen in topfuncties in Nederland en veel andere EU-lidstaten is groot. Mede door negatieve seksestereotypering stromen vrouwen moeilijk door naar de (sub-)top van bedrijven. Arbeidsorganisaties staan voor de vraag welke maatregelen ze kunnen treffen om de streefcijfers te halen die ze zelf hebben gesteld of die in wetgeving zijn opgelegd. Is het reserveren van functies voor vrouwen een juridisch toelaatbare vorm van voorkeursbeleid? Of stuit dit zondermeer af op de Kalanke-norm van hetHof van Justitie van de EU? In deze bijdrage bespreken de auteurs de mogelijkheden voor werkgevers om zwaardere vormen van voorkeursbeleid toe te passen. Bij de vraag naar de juridische toelaatbaarheid betrekken zij inzichten die zijn verkregen uit sociaalwetenschappelijk onderzoek naar de gevolgen van seksestereotypering en andere uitsluitingsmechanismen.
DOCUMENT
Tom van Weert argues that economic, societal and cultural developments in indus-trialized countries push for educational innovation. He sees Information and Communication Technology (ICT) as enabling factor of this innovation. His line of reasoning is the following. Knowledge intensive economies have a need for modern professionals with new qualifications. These professionals have to be able to produce concrete business results, but need also to contribute to essential business knowledge, needed to survive in a highly competitive and changing environment. Knowledge creation is becoming part of working and is therefore not anymore the exclusive right of research institutions. In this light, universities as breeding place of modern professionals, need to redefine their role in much more fundamental ways than simply continuing old practices by modern ICT means. A new educational paradigm is needed, integrating learning, working and knowledge creation. Situation based learning environments may be the materialization of this new paradigm.
DOCUMENT