De centrale onderzoeksvragen van dit postdoc project
waren: hoe werd Brahms' muziek in de negentiende eeuw
uitgevoerd, welke verschillen zien we vandaag de dag, wat
vertellen de verschillen ons over de artistieke interpretatie
en historische geïnformeerdheid van de moderne
vertolkers en wat hebben deze inzichten aan de klassieke
muziekindustrie in al zijn verschijningsvormen te bieden,
van onderwijs tot onderzoek tot uitvoeringspraktijk tot
publicaties en meer dan dat?
Het postdoc-project heeft elk van deze vragen behandeld.
Uit vroege opnames wordt duidelijk dat Brahms' muziek in
de negentiende eeuw werd uitgevoerd op zeer
verschillende, individualistische, roekeloze, hyperexpressieve en vrije manieren. Daarentegen geven zowel
de moderne mainstream als historisch geïnformeerde
uitvoeringen van Brahms' muziek prioriteit aan precisie,
helderheid, controle, synchroniciteit en het strikt volgen
van de partituur. De manier waarop Brahms' muziek
momenteel wordt uitgevoerd is het klinkende sjabloon voor
alles: vanaf de manier waarop zijn muziek wordt
onderwezen en waarmee in de klassieke muziekindustrie
succes wordt geboekt, tot de huidige en toekomstige
opvattingen in wetenschappelijke kringen. Hoe
geïnstitutionaliseerder dit ideaal wordt, des te moeilijker is
het om de creativiteit en de historische oorsprong ervan in
twijfel te trekken en om alternatieven te bedenken. Het
postdoc-project is erin geslaagd dit ideaal ter discussie te
stellen en ervan los te komen: de muziek van Brahms
zoals uitgevoerd in de stijl van de vroege opnamen is
gedeeld in openbare, professionele, educatieve en
wetenschappelijke settings. Dit heeft geleid tot een
toenemende nieuwsgierigheid, acceptatie en zelfs
voorkeur voor deze ultra-romantische versie van Brahms
onder concertpubliek, docenten, studenten en
wetenschappers
A) De muziek uit de lange 19e eeuw (vanaf Beethoven tot Debussy) is de kern van het repertoire dat de klassieke muziekindustrie op ieder niveau domineert: vanaf de conservatoriumopleidingen tot de concert- en festivalprogrammering en het academisch onderzoek. Dit wordt vaak opgevoerd als een reden om dit repertoire ‘met rust te laten’. We weten echter dat de wereld van klassieke muziek ‘in crisis’ is, met aan de ene kant teruglopende publieksparticipatie en dalende budgetten en aan de andere kant de vrees om de status quo te verstoren en daardoor het geringe publiek en de beperkte middelen te verliezen.
B) Artistiek onderzoekers hebben recentelijk een diepe kloof ontdekt in de manier waarop dit kernrepertoire in de 19e eeuw werd gespeeld, ervaren, begrepen en onderwezen, in vergelijking tot de manier waarop dit tegenwoordig wordt gedaan. Zij ontdekten ook een verontrustende kloof tussen wat ‘moderne’ musici weten, wat zij denken te doen, en wat zij feitelijk doen – met name met betrekking tot hun overtuigingen over artistieke ‘eigenaarschap’ en historische informatie. Onderzoekers hebben ontdekt dat dit uitvoerders-perspectief nieuw leven in blazen een verfrissende werking heeft op hoe wij ons verbinden met dit repertoire, terwijl tegelijkertijd oplossingen gezocht en aangedragen worden in het streven van de klassieke muziek naar relevantie en verbinding met de werkelijkheid van vandaag. Deze bevindingen dienen echter vanuit de sfeer van het artistiek onderzoek door te vloeien naar andere segmenten van de muziekindustrie.
C) Dit project heeft als casus de heroverweging van het meest vereerde romantische repertoire, dat van Johannes Brahms, en stelt zich ten doel de 19e-eeuwse muzikale praktijk te ‘reanimeren’, zodat de hierboven onder A) genoemde crisis van de klassieke muziekindustrie, en ook de onder B) genoemde kloof tussen mainstream ‘moderne’ uitvoeringspraktijk en historische geïnformeerde uitvoeringspraktijk onder handen genomen worden.