Studenten bereiden een NW&T les voor aan de hand van het 5-stappenplan voor natuuronderwijs (didactisering van een onderzoekscylus) en zetten daarbij de werkvorm ‘observatie- en demonstratiekring’ in. Daarbij moeten zij ter voorbereiding aangeven welke (leerlinggerichte) vragen zij de leerlingen willen stellen (afhankelijk van de fase in de les / stappenplan) en wat voor antwoorden zij van lln verwachten n.a.v. die vragen. Na afloop wordt de coach op de werkplek (=observant) o.a. gevraagd aan te geven in hoeverre dit is gelukt.
DOCUMENT
Bij de pabo van de Hogeschool Utrecht zijn twee cursussen ontworpen op basis van de principes van programmatisch toetsen. In de voltijd jaar 1 van de propedeuse is dit experiment in het studiejaar 2022-2023 gestart. Met het experiment wil de opleiding onderzoeken of de principes van dit onderwijsconcept passend zijn bij de pabo. In de twee nieuw ontworpen cursussen wordt gewerkt met negen leeruitkomsten als ruggengraat. Er zijn lange leerlijnen gecreëerd door het onderwijs te roosteren over een half jaar. Er is ruimte gekomen om ontwikkelingsgerichte feedback toe te passen en het leerproces van de student centraal te stellen. Er wordt gewerkt met een digitaal portfolio in Scorion waarin de focus ligt op de feedback die is gegeven op datapunten. Er is leerteambegeleiding ingericht om studenten optimaal te begeleiden in kleinere groepen dan een klas. Studenten worden getraind in hun feedbackgeletterdheid. Met een portfolio assessment worden beide cursussen afgesloten. Studenten nemen bewijsmateriaal op in een portfolio systeem en verschillende feedbackgevers geven daar feedback op. Na het geven van feedback wordt zo’n bewijsstuk een datapunt. Een datapunt is niet meer dan 1 brokje informatie die iets zegt over het functioneren van de student. De examinator beoordeelt in het portfolio niet het bewijsmateriaal zelf, maar integreert de feedback die is gegeven door experts (vakdocenten en praktijkopleider) en combineert dit met de feedback van de student zelf en zijn medestudenten. Tijdens de workshop zijn de ervaringen met dit experiment gedeeld met de deelnemers aan de workshop. Hoe beoordelen onze examinatoren het programmatische portfolio. Vervolgens hebben de deelnemers zelf een portfolio beoordeling uitgevoerd enkel op basis van feedback van anderen. Lukt het zonder inhoudelijk expert te zijn om tot een holistisch oordeel te komen van de leeruitkomsten die centraal staan.
DOCUMENT
Environmental or ‘green' education is an important driving force behind the ‘greening' of society as it plays a critical role in raising environmental awareness and preparing students for green jobs. None of the existing environmental attitudes and behavior measures is focused on the evaluation of green education, especially in relation to consumption. To date, no longitudinal studies of children and students' attitudes towards consumption influenced by education exist. Also, little has been done to explore the socio-cultural context in which attitudes toward consumption are being formed and to explain the cross-cultural differences in environmental attitudes. This pilot study is designed to take the first step towards developing methods complementing existing quantitative measurements with qualitative strategies, such as consumption diaries, focus groups, and concept mapping. While this research is just a first attempt to tackle children's knowledge and attitudes consumption, preliminary results of the research on which this chapter is based and enthusiasm of the research participants encourage the author to stress the importance of consumption studies as part of green education for educational program developers. As a chapter of this volume, the author hopes that this study will add to the anthropological depository of research on the cultural variants in the perception of the environment in children. This chapter draws upon the consumption diaries collected from the upper-elementary school children in Amsterdam, The Netherlands, between September 2009 and May 2010. Consumption diaries are chronological documents recording purchase, use, and waste of materials, which can be used both as analytical tools and the means to stimulate environmental awareness. The four main methodological steps involved in this research were as follows. Children were asked to complete the consumption diary, paying specific attention to use and waste materials. Consequently, focus group meetings were held with parents and their children to discuss the diaries. Finally, interviews with the children were conducted in order to generate statements that supplement those generated by focus groups for carrying out the concept mapping analysis. The concept mapping analysis was then conducted to organize the order and analyze the ideas expressed in the focus group and interview sessions. This is an Accepted Manuscript of a book chapter published by Routledge/CRC Press in "Environmental Anthropology Today" on 8/5/11 available online: https://doi.org/10.4324/9780203806906 LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/helenkopnina/
MULTIFILE
Het W&T-onderwijs op de basisschool kent verschillende uitdagingen, die we in deze ontwerpstudie aangaan door begrips- en (vak)taalontwikkeling tegelijkertijd te ondersteunen. Daartoe ontwikkelden we een taalgerichte lessenserie die het leren verklaren van drijven en zinken, en de daartoe benodigde denkstappen, tot doel had. Deze studie evalueert hoe de kwaliteit van de verklaringen en het vaktaalgebruik in de denkstappen zich ontwikkelden. Met een schriftelijke voor- en nameting scoorden we verklaringsniveaus van 21 leerlingen (10–11 jaar) en stelden we een significante vooruitgang in de kwaliteit van verklaringen vast. De ontwikkeling van drie meertalige gevalsstudieleerlingen werd nader geanalyseerd met transcripten van interviewdata die na elk van de zes lessen werden verzameld. De interviewvragen richtten zich op het verklaren van drijven en zinken. Eerst werden de niveaus van de verklaringen van drijven en zinken gescoord. Vervolgens werd de vaktaalontwikkeling beschreven. De verklaringsniveaus en de vaktaalontwikkeling gingen niet altijd gelijk op. Uit een cross case-analyse bleek verder een toegenomen frequentie en variatie in gebruik van vaktaalwoorden, en een verschuiving naar wetenschappelijk adequatere verklaringen. Deze studie levert een proof of principle van de mogelijkheid om tegelijkertijd de kwaliteit van verklaringen en (vak)taalontwikkeling te bevorderen tijdens een taalgerichte lessenserie waarin het idee van denkstappen centraal staat.
DOCUMENT
Studenten die afstuderen aan het Instituut Theo Thijssen zullen gaan werken in een multiculturele samenleving, op scholen die meer of minder kleurrijk van samenstelling zijn. Wat betekent dat voor hun professionele kwaliteit? In het eerste half jaar van 2006 voerde het lectoraat Lesgeven in de Multiculturele School op verzoek van het Instituut Theo Thijssen een analyse uit van het ITT-curriculum. Doel ervan was als critical friends commentaar te geven op de manier waarop studenten worden voorbereid op het werken als leerkracht in een multiculturele samenleving en in het bijzonder op multicultureel samengestelde scholen. Aan de hand van de analyse kan de opleiding dan bezien waar versterking nodig is om daar de komende jaren aan te werken.
DOCUMENT
Opbrengsten van een project, waarin samenwerking tussen werkveld en lerarenopleiding rondom de inzet van jeugdliteratuur centraal staat. Het laat zien wat de kracht kan zijn van bekroonde jeugdliteratuur voor het opgroeiende kind, de (aankomende) leraar en de lerarenopleider. In het project participeren drie hogeschooldocenten geschiedenis, vier hogeschooldocenten taal en vier leraren in een professioneel leernetwerk (PLN). Daarnaast participeren 23 leraren en 374 leerlingen uit de midden- en bovenbouw van de vier betrokken scholen. Na uitvoer van het onderzoek kan op basis van de resultaten worden verondersteld dat door het lezen van rijke, schurende en naburige teksten verwondering optreedt, wat leidt tot een cognitief conflict. Dit conflict wordt opgelost door interactie gericht op samenwerkend leren. De opbrengst is een verdieping in de concepten, wat zorgt voor een leesmotivatiestimulans. Het aansturen op het laten ontstaan van een cognitief conflict is een krachtige strategie bij leren. De aanpak is daarom beloftevol voor het lees- en geschiedenisonderwijs. Een voorwaarde hierbij is dat de leraar kan functioneren als leesbevorderaar.
DOCUMENT
De centrale vraag voor dit inventarisatieonderzoek is: Wat wordt er in de theorie en in de praktijk van Scope (het samenwerkingsverband van zestien scholenclusters en de Educatieve Academie van Hogeschool Viaa) verstaan onder ‘goed onderwijs’? De drie deelvragen zijn: 1. Wat geeft recente literatuur aan als kenmerkend voor ‘goed onderwijs’ (theorie)? 2. Welke beelden leven er bij de verschillende betrokken partijen binnen Scope (bestuurders, schoolleiders, leraren, leerlingen, ouders, EAopleiders, schoolopleiders en pabo-studenten) over ‘goed onderwijs’ (praktijk)? 3. Welke onderzoeksvragen leven er binnen Scope met betrekking tot de praktijk van ‘goed onderwijs’? Om deze vragen te beantwoorden is literatuuronderzoek gedaan en zijn focusgroepinterviews gehouden bij acht betrokken partijen binnen Scope.
DOCUMENT
In het magazine “Blijven werken in onderwijs”, uitgebracht ter gelegenheid van het 4-jarig bestaan van het lectoraat Werken in Onderwijs, lees je meer over de vragen, inzichten, thema’s en mensen van het lectoraat.” Met bijdragen van: Mieke Koeslag-Kreunen, Saskia Brokamp, Patricia Brouwer,, Angela de Jong, Kaoutar El Khatoutti, Elsemarijn Ippel, Mees Kok, Maaike Koopman, Anneke Offereins, Tamar Tas, Edy van Renselaar, Bibi van Wolput
LINK
Een competent NT2-docent houdt ontwikkelingen in zijn/haar vakgebied bij: professionaliseren is een must. Wanneer onderwijsprofessionals kennisnemen van inzichten uit onderzoek over wat werkt (en wat niet), kunnen zij hun onderwijs ‘evidence-informed’ vormgeven en vernieuwen. Dat vereist natuurlijk wel dat docenten weten wat werkt en daarvoor is toegang tot wetenschappelijke kennis nodig. Internationaal onderzoek laat echter zien dat het professionals in de onderwijspraktijk vaak schort aan tijd en middelen om kennis te nemen van de nieuwste wetenschappelijke inzichten. Een gevolg daarvan zou kunnen zijn dat het onderwijs te weinig vernieuwt en/of dat vernieuwingen die wel plaatsvinden niet evidence-informed zijn. De onderwijsinspectie concludeerde recent dat het lerend vermogen van het onderwijs inderdaad relatief klein is in vergelijking met andere disciplines, en dat onderwijsvernieuwing te weinig systematisch plaatsvindt en onvoldoende duurzaam is (Inspectie van het onderwijs, 2019). Daar zijn ongetwijfeld vele redenen voor, maar één ervan is dat de afstand tussen onderwijs en onderzoek vrij groot is. Er vindt nog weinig kennisdeling plaats tussen wetenschap en de onderwijspraktijk in vergelijking met sommige andere disciplines.
DOCUMENT