Laaggeletterdheid is een erkend maatschappelijk probleem en staat de laatste jaren nadrukkelijk op de politiek-bestuurlijke agenda. De cijfers over laaggeletterdheid zijn verontrustend. Volgens het onderzoek van de OESO geldt landelijk 12% procent van de beroepsbevolking als laaggeletterd, voor Amsterdam was al bekend dat 16% behoort tot die categorie (Buisman en Houtkoop, 2014). Uit eerder veldonderzoek van het lectoraat Management van Cultuurverandering komen veel hogere uitkomsten naar voren dan de cijfers die al bekend waren: 27% van de beroepsbevolking in Amsterdam Nieuw-West is hoogstwaarschijnlijk onvoldoende leesvaardig. De hoogste percentages zijn te vinden in Slotermeer Noordoost (41%) en Slotermeer Zuidwest en Geuzenveld (allebei 37%) (Achbab, Fukkink, Straathof & Faddegon, 2015). Leesvaardigheid is een noodzakelijke voorwaarde voor geletterdheid. Dat betekent dus dat het probleem van laaggeletterdheid in een aantal delen van Amsterdam mogelijk groter is dan men denkt. Dat geldt waarschijnlijk ook voor Amsterdam Zuidoost. Veel van die problematiek is verborgen laaggeletterdheid waardoor de populatie moeilijk te bereiken is.
Amsterdam as a lab. That is what Amsterdam University of Applied Sciences' three fieldlabs and its many partners have in mind. Functional illiteracy, debts, learning deficiencies or problems caused by extreme precipitation: the city contains plenty of tough issues, demanding novel approaches in which co-creation and participation by residents, social organizations and knowledge institutions are basic principles.In the fieldlabs, people try to change current practices by working with, instead of for or on behalf of those whom it concerns. But how to achieve effective learning environments between parties? How to encourage stakeholder participation in complex issues? And how to build new relations and roles?
In de Amsterdam Agenda voor de City Deal Kennis Maken staat het ontwikkelen van een duurzame kennisinfrastructuur centraal. De stad kent al vele samenwerkingsverbanden tussen gemeente en kennisinstellingen; de partners zetten in op het verder in kaart brengen, structureren, ontwikkelen en versterken van de vele samenwerkingen. Waar in de eerste aanvraag het in kaart brengen en structureren van het onderzoek centraal stond, richt deze aanvraag zich op de actieve inzet van studenten bij het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken. Gekozen is voor een specifiek en overzichtelijk gebied – Amsterdam Nieuw-West – waar de kennisinstellingen momenteel grotendeels nog los van elkaar actief zijn en de urgentie voelen om tot intensievere kennisuitwisseling en kennisdeling te komen. Met de aanstelling van twee stevige, onafhankelijke kennismakelaars/verbinders, willen de kennispartners de bestaande ervaringen met en kennis over de inzet van studenten bijeenbrengen. Dat vormt de basis voor het formuleren en operationaliseren van het begrip kennisinfrastructuur. Aan de hand van deze (werk)definitie gaan de partners aan de slag met het versterken van bestaande en het ontwikkelen van nieuwe samenwerkingsrelaties met lokale partners en met de kennispartners onderling. Dat gebeurt enerzijds door verbreding van bestaande allianties (bijvoorbeeld Kennisalliantie Aanpak Eenzaamheid) of de start van nieuwe (bijvoorbeeld Energietransitie). Specifieke aandacht gaat daarbij uit naar de samenwerking van studenten van hbo/wo met studenten van (v)mbo. De kennis en ervring die wordt opgedaan in Nieuw-West worden gedeeld met zoveel mogelijk betrokkenen om daarmee op stedelijk niveau handvatten te bieden op tot een duurzame stedelijke kennisinfrastructuur te komen. (243 woorden)
Zelfstandig wonende oudere volwassenen kunnen verschillende problemen hebben die hun levenskwaliteit beïnvloeden. Zo hebben veel oudere volwassenen slechte voedingsgewoontes en bewegen onvoldoende. Dit kan leiden tot spierverlies, verminderde mobiliteit en een hoger risico op vallen. Deze problemen zijn nog groter bij mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden. Juist deze groep is vaak minder ontvankelijk voor het bespreken van gezondheidskwesties, daarnaast zijn ze minder goed bereikbaar. Dit kan komen doordat deze groep andere problemen heeft die leefstijl niet op de eerste plaats zet, zoals zorgen over geldzaken, huisvesting en andere zaken die meer onmiddellijke aandacht vereisen. Het is bekend dat een wijkgerichte aanpak meer impact oplevert in het bereiken van resultaten. Om deze groep te bereiken en te stimuleren hun leefstijl blijvend te verbeteren willen wij i.s.m. lokale partners een keuzetool (WP1) en leefstijlloket (WP2) ontwikkelen in de wijk Amsterdam Nieuw-West. Binnen dit loket zal een prototype van een online keuze instrument worden gebruikt om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen. Het leefstijlloket inclusief keuzetool (TRL 4) wordt in een kleinschalige lab opstelling getest en doorontwikkelt (WP3). Het onderzoek levert nieuwe kennis op over hoe we (technisch) de kenmerken van ouderen kunnen matchen met verschillende leefstijlactiviteiten en hoe professionals met de (blended –online en offline begeleiding) keuzetool ouderen beter kunnen ondersteunen in de keuze van leefstijlactiviteiten. Goed aansluitende leefstijlactiviteiten verminderen de kans op vroegtijdig stoppen met de activiteiten. Het leefstijlloket zal samenwerken met lokale partners, zoals bewonersorganisaties, welzijnsorganisaties, huisartsen, fysiotherapeuten en diëtisten om de diensten te leveren die nodig zijn om deze groep te ondersteunen en resultaten te boeken. Het leefstijlloket kan al deze partners ondersteunen. Bovendien geeft studenten en docent-onderzoekers de kans vragen op te halen en te leren in de praktijk en wijkbewoners, professionals en stakeholders te profiteren van de nieuwe kennis en kunde binnen de Hogescholen.
De terugtredende overheid gaat gepaard met een verschuiving van publieke taken van overheid naar burgers. Ook in Amsterdam zijn deze veranderingen sterk voelbaar. De verzorgingsarrangementen die sinds het einde van de tweede wereldoorlog zijn opgebouwd, worden ingeruild voor een participatiesamenleving waarin burgerverbanden in toenemende mate publieke taken op zich nemen. Deze Raak-aanvraag sluit aan bij de grote gevolgen die deze politiek-bestuurlijke veranderingen hebben voor professionals die zich richten op burgerparticipatie en gemeenschapsvorming. Deze participatieprofessionals werken als opbouwwerker, als medewerker in de dagopvang of andere buurtinitiatieven, ook zijn ze in dienst van de gemeente als buurtcoördinator of gebiedsmakelaar. Participatieprofessionals geven aan zich dagelijks voor dilemma?s gesteld te zien. Er is dringend behoefte aan een nieuw reflectiekader en handelingsrepertoire. Zij vragen zich af waaraan zij de legitimatie voor hun werk ontlenen, hoe ze kunnen ondersteunen zonder te sturen, hoe ze om moeten gaan met tegenstrijdige belangen en hoe je een burgerverband versterkt. In de kern gaat het om twee vragen: Welke doelen moet ik nastreven en welke rol kan ik daarin spelen? Dit project pakt deze vragen op vanuit groepsempowerment, situationeel leiderschap en public mediation. Samen met professionals vertalen we de inzichten uit deze kennisgebieden naar een vernieuwd handelingsrepertoire en reflectiekader. We implementeren, monitoren en evalueren vernieuwingen in kader en repertoire in vier reeds bestaande burgerverbanden in Amsterdam. Tevens wordt gekeken naar de overdraagbaarheid van de onderzoeksuitkomsten naar andere wijken in Amsterdam en mogelijk daarbuiten. Het consortium dat het onderzoek zal uitvoeren bestaat uit de lectoraten Management van Cultuurverandering en Cultural and Social Dynamics van het Amsterdams Kenniscentrum voor Maatschappelijke Innovatie (AKMI) van de Hogeschool van Amsterdam. Daarnaast participeren het Amsterdam Institute for Social Science Research and the Public Mediation Programme van de Universiteit van Amsterdam, Amsterdams Steunpunt Wonen, De Volksbond, een drietal zzp-ers en de Amsterdamse stadsdelen Nieuw-West en Zuidoost.