Kim Meijer, zelf werkzaam als docent, onderzoeker en trainer in de bedrijfsethiek, is in december 2023 gepromoveerd op het proefschrift ‘Impossible and Inevitable: Reconstructing the Critique of Business Ethics’. Voor toegepast filosofen is dit een belangrijk proefschrift, omdat het de modderigheid van bedrijfsethiek in een transparanter kader stelt en omdat het niet alleen over bedrijfsethiek gaat. Het onderzoek van Meijer gaat over de spanningen die horen bij het toepassen van filosofie in een concrete context. Daarmee is het mijns inziens ook relevant voor beoefenaars van bijvoorbeeld de bio-ethiek (die zij bespreekt in haar proefschrift), de publieksfilosofie en de levenskunst. Hieronder heb ik een aantal inzichten uit het proefschrift weergegeven en voorzien van mijn eigen reactie.
MULTIFILE
Brains and gender, separately and in their interrelatedness, are hot items today in popular journals and academic literature. It is in particular the complexity of the interdependence of physical-, psychological-, and contextual-related developments of feminization in education that we focus on these contributions. We argue that a combination of recent findings of brain research and Marcia's psychological model of identity development in a “provocative pedagogy”—combining youngsters’ (boys and girls) need for exploration, console, and support—is a promising “stepped care” strategy for religious development of youngsters in a multicultural and multireligious context.
DOCUMENT
Politici en feministes grijpen naar wetenschappelijke waarheden om hun politieke standpunten over emancipatie en ouderschap te onderbouwen. De één kiest voor traditioneel moederschap en verwijst naar de genen, de ander idealiseert de vrije keuze van mannen en vrouwen en vertrouwt op de maakbaarheid van de hersenen.
DOCUMENT
Op dit moment is 13% van de Nederlandse bevolking 65 jaar of ouder en is 3% 85 jaar of ouder. De gemiddelde levensverwachting voor mannen ligt op 77 jaar en voor vrouwen op 81 jaar. Voorspeld wordt dat de zogeheten vergrijzing rond 2040 zijn hoogtepunt bereikt. In dat jaar hoop ik mijn vijfenzeventigste verjaardag te vieren en zullen velen van u misschien wel tot de 85-plussers behoren. In dat jaar zal naar verwachting 23,5% van de bevolking 65-plus zijn. Daarvan zal het percentage 85-plussers een groter aandeel uitmaken dan nu. Al vanaf de oudheid bestaat er een tweeslachtige houding ten opzichte van ouderen: De ogen van de geest zien pas scherp als de ogen van het lichaam hun scherpte verliezen, schreef Cicero in de vierde eeuw voor Christus. Wanneer de rozen zijn afgevallen, veracht men de doornen, schreef Ovidius rond het begin van de christelijke jaartelling. Is de ouderdom nu een periode van achteruitgang, aftakeling, ziekte en verval? Of is het toch een periode van plezier, inzicht, macht en wijsheid? Hoe in een bepaalde periode naar ouderen wordt gekeken, is ook bepalend voor het Nederlandse overheidsbeleid. Tot de jaren zeventig van de vorige eeuw was dit beleid gericht op bescherming. Ouderen waren bejaarden voor wie gezorgd moest worden. Met het oog op meer samenhang in het zorgstelsel en op kostenbeheersing verschoof de aandacht vervolgens naar preventie en stimulering van zorg in eigen kring. Sinds de jaren negentig staat het beleid in het teken van het bevorderen van zelfstandigheid en zelfredzaamheid van ouderen. Het beeld van ouderen is nu dat van een kritische consument die zelf keuzes en kostenafwegingen kan maken (Huijsman & De Klerk, 1997). De vraag is of dat ook aansluit bij de realiteit van mensen met een chronische ziekte. Binnen het Lectoraat Verpleegkundige en paramedische zorg voor mensen met een chronische aandoening richten we ons op oudere chronisch zieken. Niet alleen omdat deze groep, zoals we u zullen laten zien, in kwantitatieve zin het grootste is maar ook omdat de zorg voor deze groep in kwalitatieve zin vaak ernstige hiaten vertoont. In deze openbare les willen wij pleiten voor een herbezinning op de professionele zorg voor chronisch zieke ouderen.
DOCUMENT
Als relatief nieuw begrip in de context van e-learning krijgt ‘mobile learning’ steeds meer aandacht, wat ten dele kan worden verklaard door de ontwikkeling en verspreiding van mobiele technologie. Als we de pleitbezorgers van ‘mobile learning’ moeten geloven, dan wordt deze vorm van leren belangrijker en is het denkbaar dat sommige leerprocessen in de toekomst volledig op die wijze vormgegeven zullen worden. Probleem is dat een eenduidige definitie van ‘mobile learning’ nog altijd ontbreekt, dat er meningsverschillen zijn over de technologie die tot het domein van ‘mobile learning’ behoort, en dat er betrekkelijk weinig resultaten zijn van succesvolle inzet van mobiele technologie in leerprocessen. Daarbij wordt onder succesvol verstaan dat het heeft bijgedragen aan de effectiviteit van het leren, en daarmee aan een beter leerresultaat en een efficiënter leerproces, waarbij onder het laatste verstaan wordt dat het maximale leereffect wordt bereikt met een beperkte inzet van mensen en middelen. Deze notitie beoogt enige duidelijkheid te scheppen in de definitiekwestie en in de visies op leren die een rol spelen bij ‘mobile learning’. Vanuit dat perspectief wordt vervolgens ingegaan op kenmerken van mobiele technologie en ontwikkelingen die daarin verwacht worden. Aansluitend wordt er dieper ingegaan op leerprocessen en de rol die mobiele technologie daarin zou kunnen vervullen, waarna de notitie wordt afgesloten met een kijkkader om de mogelijke inzet en betekenis van ‘mobile learning’ in onderwijssituaties te kunnen duiden en beoordelen.
DOCUMENT