Learning teams in higher education executing a collaborative assignment are not always effective. To remedy this, there is a need to determine and understand the variables that influence team effectiveness. This study aimed at developing a conceptual framework, based on research in various contexts on team effectiveness and specifically team and task awareness. Core aspects of the framework were tested to establish its value for future experiments on influencing team effectiveness. Results confirmed the importance of shared mental models, and to some extent mutual performance monitoring for learning teams to become effective, but also of interpersonal trust as being conditional for building adequate shared mental models. Apart from the importance of team and task awareness for team effectiveness it showed that learning teams in higher education tend to be pragmatic by focusing primarily on task aspects of performance and not team aspects. Further steps have to be taken to validate this conceptual framework on team effectiveness.
BackgroundSpecialist palliative care teams are consulted during hospital admission for advice on complex palliative care. These consultations need to be timely to prevent symptom burden and maintain quality of life. Insight into specialist palliative care teams may help improve the outcomes of palliative care.MethodsIn this retrospective observational study, we analyzed qualitative and quantitative data of palliative care consultations in a six-month period (2017 or 2018) in four general hospitals in the northwestern part of the Netherlands. Data were obtained from electronic medical records.ResultsWe extracted data from 336 consultations. The most common diagnoses were cancer (54.8%) and organ failure (26.8%). The estimated life expectancy was less than three months for 52.3% of all patients. Within two weeks after consultation, 53.2% of the patients died, and the median time until death was 11 days (range 191) after consultation. Most patients died in hospital (49.4%) but only 7.5% preferred to die in hospital. Consultations were mostly requested for advance care planning (31.6%). End-of-life preferences focused on last wishes and maintaining quality of life.ConclusionThis study provides detailed insight into consultations of palliative care teams and shows that even though most palliative care consultations were requested for advance care planning, consultations focus on end-of-life care and are more crisis-oriented than prevention-oriented. Death often occurs too quickly after consultation for end-of-life preferences to be met and these preferences tend to focus on dying. Educating healthcare professionals on when to initiate advance care planning would promote a more prevention-oriented approach. Defining factors that indicate the need for timely palliative care team consultation and advance care planning could help timely identification and consultation.
MULTIFILE
Nieuwe wetgeving voor jeugdzorg in Nederland heeft geleid tot de implementatie van teams, die geïntegreerde eerstelijns jeugdzorg bieden. Belangrijke doelen van de nieuwe Jeugdwet waren meer geïntegreerde, tijdige zorg en minder gebruik van intensieve vormen van zorg. Het doel van dit onderzoek was het bestuderen van veranderingen in het gebruik van jeugdzorg in de tijd en de rol van nieuw ingevoerde wijkgerichte ondersteuningsteams hierin. Patronen van jeugdzorggebruik veranderden naar meer lokaal geleverde primaire jeugdzorg, iets minder gespecialiseerde en iets meer residentiële jeugdzorg. Bovendien nam het jeugdzorggebruik onder jongere kinderen toe in de tijd. Deze trends komen deels overeen met de trends die de Jeugdwet beoogt. Er is weinig bewijs gevonden voor de rol van specifieke teamkenmerken op veranderingen in jeugdzorggebruik in de tijd.
MULTIFILE
Aanleiding Sinds kort nemen zorgprofessionals en onderzoekers in Nederland initiatieven om mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) zo lang mogelijk te laten functioneren in de eigen thuissituatie. Een manier om dit te doen is de inzet van zogenoemde Functional Assertive Community Treatment (FACT) teams. Deze teams gebruiken voornamelijk verbale interventies. Maar mensen met een LVB hebben moeite met het verwerken van verbale informatie. Vaktherapie kan juist met non-verbale en ervaringsgerichte methodieken goed aansluiten bij deze groep. Dit innovatieprogramma richt zich op de vraag van vaktherapeuten hoe en in welke vorm zij, in of rondom FACT LVB-teams, mensen met een LVB kunnen helpen. Doelstelling Het doel van de deelnemers aan het project is de zorg en ondersteuning van mensen met een LVB in de eigen thuissituatie (buurt/wijk) te verbeteren. Liefst zodanig dat deze mensen minder vaak hoeven te worden (her)opgenomen in een behandelcentrum. Het doel van het project is om de meerwaarde vast te stellen van de inzet van vaktherapie in of rondom FACT LVB teams bij het realiseren van deze ambitie. Het project is gefaseerd opgebouwd. In de eerste fase worden de vaktherapeutische behandelvormen bepaald. Vervolgens worden efficiënte interprofessionele werkwijzen en een vaktherapeutische behandel- & ondersteuningsroute vastgesteld, en ten slotte wordt het project geëvalueerd. Beoogde resultaten Het project biedt resulteert in een handreiking voor professionals om interprofessioneel samen te werken in de wijk voor mensen met LVB. Binnen het onderwijs levert het project een bijdrage aan een minor 'Wijkgerichte zorg & ondersteuning'. Het biedt een leerwerkplaats LVB voor studenten vaktherapie en aanpalende gebieden. De handreiking wordt geïmplementeerd in de opleidingen die opleiden tot vaktherapeut. Zogenaamde 'battles', waarin interprofessioneel samenwerken aan problemen vanuit de praktijk en het beste idee bekroond wordt met een stimuleringsprijs, zorgen voor verdere ontwikkeling. Publicaties in vakliteratuur zorgen voor verspreiding van de projectresultaten. De deelnemers aan het project zullen aansluiting zoeken bij symposia - regionaal, nationaal en internationaal - en bijeenkomsten buiten en binnen het netwerk om de resultaten aan een breed publiek te presenteren.
Om tegemoet te komen aan de eisen die gesteld worden aan werknemers in de huidig snel veranderende samenleving heeft de NHL Stenden Hogeschool gekozen voor een nieuw onderwijsconcept, namelijk Design Based Education (DBE). DBE is gebaseerd op het gedachtegoed van Design Thinking en stimuleert iteratieve en creatieve denkprocessen. DBE is een student-georiënteerde leeromgeving, gebaseerd op praktijk-, dialoog-, en vraaggestuurde onderwijsprincipes en op zelfsturend, constructief, contextueel en samenwerkend leren. Studenten construeren gezamenlijk kennis en ontwikkelen een prototype voor een praktijkvraagstuk. Student-georiënteerde leeromgevingen vragen andere begeleidingsstrategieën van docenten dan zij gewend zijn. Van docenten wordt verwacht dat zij studenten activeren gezamenlijk kennis te construeren en dat zij nauw samenwerken met werkveldprofessionals. Eerder onderzoek toont aan dat docenten, zelfs in een student-georiënteerde leeromgeving, geneigd zijn terug te vallen op conventionele strategieën. De overstap naar een ander onderwijsconcept gaat dus blijkbaar niet vanzelf. Collectief leren stimuleert docenten de dialoog aan te gaan met andere docenten en werkveldprofessionals met als doel gezamenlijk te experimenteren en collectief te handelen. De centrale vraag van het postdoc-onderzoek is het ontwerpen en ontwikkelen van (karakteristieken van) interventies die collectief leren van docenten en werkveldprofessionals stimuleren. Het doel van het postdoconderzoek is om de overstap naar DBE zo probleemloos mogelijk te laten verlopen door docenten te ondersteunen DBE leeromgevingen te ontwikkelen in samenwerking met werkveldprofessionals en DBE te integreren in hun docentactiviteiten. De onderzoeksmethode is Educational Design Research en bestaat uit vier fasen: preliminair onderzoek, ontwikkelen van prototypes, evaluatie en bijdrage aan de praktijk. Het onderzoek is verbonden aan het lectoraat Sustainable Educational Concepts in Higher Education en wordt hiërarchisch en inhoudelijk aangestuurd door de lector. Docenten, experts, werkveldprofessionals en studenten worden betrokken bij het onderzoek. Dit onderzoek kan zowel binnen als buiten de hogeschool een bijdrage leveren omdat steeds meer hogescholen kiezen voor een ander onderwijsconcept.
Deze top-up subsidie sluit aan op het project ‘Afstemmen op diversiteit in de klas. De ontwikkeling van een passend professionaliseringspalet voor leraren’. De wens en noodzaak om het onderwijs goed af te stemmen op diversiteit onder leerlingen zijn groter dan ooit binnen onze maatschappelijke context van passend onderwijs, kansenongelijkheid en het streven naar inclusie. Professionele ontwikkeling op dit vlak vindt met name plaats in de scholen, wanneer leraren zich ontwikkelen van basisbekwaam tot vakbekwaam. Het vormgeven van effectieve professionalisering op dit thema is complex. De praktijkvraag van de werkveldpartijen was dan ook: ‘Hoe kunnen leraren door voortgezette professionalisering ondersteund worden om beter af te stemmen op diversiteit?’ In drie deelstudies is deze vraag onderzocht. Eerst zijn differentiatiestrategieën, opvattingen, dilemma’s en factoren in verwachtingsvorming van leraren onderzocht. Daarnaast zijn inhouden en vormen van voortgezette professionalisering die leraren als effectief ervaren voor het afstemmen op diversiteit in kaart gebracht. Op basis van de uitkomsten is een professionaliseringspalet ontwikkeld en geïmplementeerd in vijf scholen. De professionalisering was zo opgebouwd dat leraren op basis van de visie van de school en hun individuele leervragen keuzes maakten uit de leeractiviteiten in het palet en hier in leerteams mee aan de slag gingen. Eigen regie op de professionalisering en afstemming op de diversiteit in de teams werd hiermee beoogd. In de praktijk bleek het nemen van professionele ruimte zowel inhoudelijk als organisatorisch nog geen vanzelfsprekendheid is in scholen. Veel leraren hoopten op sturing en concrete aanbevelingen. Hierop zijn trajecten in de scholen aangepast en is er minder met het professionaliseringspalet gewerkt dan beoogd. De doorontwikkeling van het palet op basis van de behoeften en ervaringen van de leraren tijdens de professionalisering is hierdoor minder goed gerealiseerd dan gepland. Gezien de ontwikkelingen in de beroepspraktijk rondom passend onderwijs en inclusie is een goed ontwikkeld professionaliseringspalet wel wenselijk.