Sommige behandelaren putten in de behandeling uit eigen ervaringskennis, wat van grote meerwaarde kan zijn voor de behandeling. Simona Karbouniaris, onderzoeker bij het Kenniscentrum Sociale Innovatie, concludeert dit uit haar promotieonderzoek naar de inzet van ervaringsdeskundigheid door ggz-professionals.
DOCUMENT
Professionals in de ggz hebben meer dan gemiddeld zelf ervaring met psychische problemen. Die kunnen ze inzetten bij het herstelproces van cliënten in de ggz. Vooral sociaal werkers hebben daarin een voorsprong, zegt onderzoeker Simona Karbouniaris
DOCUMENT
In juli 2023 verscheen het onderzoeksrapport ‘Pilots integratie jeugdhulp en ggz voor volwassenen: Evaluatie van de meerwaarde’. Wij onderzochten vier pilots in de regio Haaglanden die naast jeugdhulp ook expertise of ondersteuning vanuit de geestelijke gezondheidszorg voor volwassenen (v-ggz) inzetten. Hieruit bleek dat het meerwaarde heeft voor gezinnen wanneer hun problemen in samenhang bekeken en aangepakt kunnen worden. Op de korte termijn kan dit een beperkte (financiële en personele) investering vragen. Het zorgt echter ook voor meer passende ondersteuning, kan problemen meer duurzaam oplossen en biedt mogelijkheden om kosten in de toekomst besparen. Naar aanleiding van onze bevindingen, doen wij hieronder een aantal aanbevelingen voor zorgverzekeraars, gemeenten (specifiek in de regio Haaglanden, maar mogelijk ook voor andere gemeenten interessant), jeugdhulp- en ggz-organisaties, en jeugdhulp- en ggz-professionals.
MULTIFILE
Het gebruik van ervaringskennis onder behandelaren in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) is een opkomend fenomeen. Een significant percentage van alle ggz-professionals heeft zélf te maken gehad met psychische ontregeling. Studies suggereren uiteenlopende percentages in de groep ggz-professionals, variërend van 45 procent tot zeventig procent, wat hoger is dan gemiddeld genomen in de beroepsbevolking. Velen voelen zich juist ook om deze reden aangetrokken tot het hulpverlenerschap, hoewel slechts een minderheid expliciet gebruikmaakt van deze kennis. In opleidingen en nascholingen werd oorspronkelijk ruim aandacht besteed aan de risico’s van zelfonthulling. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat het klimaat tijdens leertherapie en intervisies niet altijd veilig genoeg is om persoonlijke ervaringen met ontwrichting bespreekbaar te maken. Als dit wel het geval is, dan ligt de nadruk op het inzichtelijk krijgen van de eigen problematiek zodanig dat deze niet interfereert met toekomstig cliëntcontact. Hiermee wordt vaak uitgegaan van een mogelijk negatieve invloed van ervaringskennis. Eenmaal werkzaam in de ggz is het eveneens niet vanzelfsprekend om er openlijk over te spreken met collega’s en is er regelmatig sprake van (zelf-)stigma. Er bestaan namelijk nog veel misvattingen over het gebruik van ervaringskennis en -deskundigheid, voornamelijk voortkomend uit de psychoanalyse, zoals het idee dat het schadelijk zou zijn voor cliënten. Ggz-professionals hebben de neiging zich te verschuilen achter hun professionele identiteit, met vaak weinig ruimte voor persoonlijke aspecten. Daarbij komt dat er een trend is om in toenemende mate de interventie boven de relatie te prevaleren. Terwijl het belang van ervaringskennis in behandelingen internationaal en ook in Nederland steeds meer wordt erkend, raken psychotherapeuten op achterstand. Beroepsorganisaties als het Royal Australian and New Zealand College of Psychiatrists en de British Psychological Society benadrukken juist dat persoonlijke ervaringen een essentiële rol kunnen spelen bij het verminderen van stigma. In Nederland heeft de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie onlangs kenbaar gemaakt dit als een positieve ontwikkeling te zien. In Nederland is tevens een kwaliteitsstandaard en zorgstandaard voor het gebruik van ervaringsdeskundigheid en worden ervaringsdeskundigen steeds meer gewaardeerd vanwege hun unieke bijdragen. Terwijl dus steeds meer ex-cliënten worden opgeleid om hun ervaringen met psychische problemen en herstel in te zetten om anderen te helpen, wordt het psychologen nog steeds afgeleerd om open te zijn over hun persoonlijke verleden. Zodoende startte in 2019 een promotieonderzoek naar het gebruik van ervaringsdeskundigheid onder ggz-professionals. Gedurende ruim vier jaar werd kwalitatief en participatief onderzoek uitgevoerd bij vier zorgorganisaties. Naast een literatuurstudie werd er ook praktijkgericht samengewerkt met cliënten, ervaringsdeskundigen, professionals, bestuurders en managers. Een belangrijke vraag hierin was: ‘Wat levert professionele ervaringskennis binnen een therapeutische setting op en hoe kan dit door ggz-professionals worden ingezet?’
DOCUMENT
Werken met ervaringskennis als professionele waarde in de ggz krijgt steeds meer aandacht binnen de geestelijke gezondheidszorg, die tegelijkertijd zeer technocratisch en interventionistisch georiënteerd is. Naast ervaringsdeskundigen kunnen ook traditionele professionals ervaringskennis benutten. In deze bijdrage staan we stil bij resultaten uit promotieonderzoek en de dagelijks praktijk van een psychiater en directeur van een ggz instelling. Dit artikel is ook terug te vinden in de maart 2025 editie van het tijdschrift Sozio
LINK
Onderzoek wijst uit dat veel mensen met een ernstige psychische aandoening (EPA) een ongezonde leefstijl hebben (waaronder ongezonde voeding, inactiviteit en roken). Zij hebben ook vaak één of meerdere lichamelijke aandoeningen (comorbiditeit of multimorbiditeit). Vaak speelt ook langdurige medicatiegebruik dat initiatieven tot gezonder gedrag belemmert. De zorg voor deze patiëntengroep is minder toegankelijk. Hulpverleners kunnen pessimistisch zijn over de effecten van een leefstijlbevorderde aanpak. Hierdoor blijft de aandacht voor een gezonde leefstijl bij mensen met EPA achter bij wat wenselijk en mogelijk is. Gerichte leefstijlinterventies kunnen de risicofactoren voor veel voorkomende lichamelijke aandoeningen gunstig beïnvloeden. Vanuit de principes van shared-decision-making in samenwerking met de patiënt kunnen professionals in de ggz (huisartsenzorg inclusief POH-ggz, generalistische basis-ggz en gespecialiseerde ggz) lichamelijke aandoeningen herkennen en een gezonde leefstijl bevorderen. Deze richtlijn beoogt ggz-professionals - in het bijzonder verpleegkundigen - te ondersteunen bij het bevorderen van een gezonde leefstijl en het uitvoeren van leefstijlinterventies bij mensen met een ernstige psychische aandoening. Mede auteurs: Ronald van Gool, Sonja van Hamersveld, Merlijn Bakkenes, Anneriek Risseeuw, Titia Feldmann, Anneke Wijtsma-van der Kolk, Matthijs Rümke, Evelyn SlootsJongen, Ingrid van Vuuren, Maarten Bak, Katie Dermout, Marieke van Piere, Digna van der Kellen, Paul de Heij, ichard Starmans, Cilia Daatselaar, Christine van Veen en Marleen Hermens (Werkgroep Richtlijnontwikkeling Algemene somatische screening & Leefstijl).
MULTIFILE
Mensen met ernstige psychische aandoeningen hebben naast een psychiatrische stoornis gedurende langere tijd (>2 jaar) op meerdere levensgebieden beperkingen in het functioneren. In het beleidsrapport Over de brug (20..) zijn voor de komende jaren drie ambitieuze doelstellingen afgesproken: 1/3 meer psychiatrische en somatische gezondheidswinst (herstel van gezondheid), 1/3 meer participatie in werk of studie (herstel van maatschappelijke rollen), 1/3 meer verwezenlijking van individuele doelen (persoonlijk herstel). Op dit moment wordt vanuit de GGZ op verschillende manieren vanuit outreachende multidisciplinaire zorgteams hieraan gewerkt. De belangrijkste zorgvormen zijn. Gewerkt wordt vanuit teams voor: Bemoeizorg en Assertive Community Treatment (ACT), Flexibele ACT teams (F-ACT) en meer recent gebiedsgerichte GGZ zorgnetwerken. Deze teams staan voor een aantal uitdagingen: werken aan klinisch, persoonlijk en maatschappelijk herstel; professionele zorg bieden aansluitend op naar eigen kracht en zelfmanagement; naast de cliënt ook zijn/haar netwerk en omgeving betrekken; interprofessioneel samenwerken met professionals buiten de GGZ; integratie van behandeling en rehabilitatie; integratie van psychiatrische en somatische zorg.
DOCUMENT
Vroeger in de sport op het plein mochten de minderen nooit meedoen. Maar hier in de zaal is iedereen evenveel waard. Iedereen heeft evenveel kansen. En dat is apart wanneer je ergens vandaan komt waar dat niet zo is. Dat kopieer je dan, dat zijn de voorbeelden van de ervaringsdeskundigen. Dat geeft je motivatie dat het wel gaat lukken.' Dit citaat en de andere citaten die nog volgen in dit artikel zijn van ofwel professionals of cliënten die zijn geïnterviewd tijdens ons onderzoek bij De Hoop GGZ. We hebben in de periode juni tot november 2019 in totaal 14 professionals en 3 cliënten geïnterviewd, en daarnaast geobserveerd bij de sportactiviteiten waar met de deelnemers was gesproken. De Hoop GGZ bedient een brede doelgroep van mensen die psychische of psychiatrische problemen kennen, dan wel kampen met verslavingen en soms ook justitiecontacten hebben. Wat is de waarde van sport- en beweegdeelname voor mensen in dergelijke kwetsbare posities?
LINK
Voor u ligt de wetenschappelijke onderbouwing van de Richtlijn Somatische screening bij patiënten met een ernstige psychische aandoening (2015). Het doel van deze richtlijn is om met name verpleegkundigen te ondersteunen bij de algemene somatische screening van patiënten in de ggz met een ernstige psychische aandoening (EPA) en de te ondernemen vervolgactiviteiten. Somatische screening is zowel klinisch als maatschappelijk zeer relevant, omdat de gezondheidsproblemen van deze patiënten groot zijn en het zorgaanbod er maar beperkt op aansluit. De richtlijn is ontwikkeld voor beroepsgroepen die zorg verlenen aan mensen met een ernstige psychische aandoening: verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten, sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen (SPV’en), consultatief-psychiatrisch verpleegkundigen, psychologen, psychiaters, klinisch geriaters, artsen somatisch werkzaam in de ggz, internisten in de ggz, huisartsen, POH-ggz, physician assistants in de ggz, psychomotorisch therapeuten, fysiotherapeuten, diëtisten, sociotherapeuten, ergotherapeuten en ggz-agogen. Dit rapport biedt achtergrondinformatie voor alle zorgprofessionals, zorgmanagers, kwaliteitsmedewerkers en alle anderen die betrokken zijn bij de algemene somatische zorg voor mensen met een ernstige psychische aandoening en die meer willen weten over de totstandkoming van deze richtlijn. In deze onderbouwing is beschikbare wetenschappelijke kennis samengevat en wordt aangegeven welke overige overwegingen, onder meer vanuit praktijkkennis en voorkeuren vanuit patiënten- en familieperspectief, van belang waren bij het formuleren van de richtlijnaanbevelingen. Deze richtlijn is gebaseerd op wetenschappelijke evidentie, grijze literatuur, de praktijkkennis van professionals en voorkeuren vanuit patiënten- en familieperspectief. Het ontwikkeltraject bestond uit een knelpuntanalyse, een systematische inventarisatie van bestaande richtlijnen, een veldinventarisatie van beschikbare interventies, een transparant literatuuronderzoek, diverse commentaarrondes onder de werkgroep- en klankbordgroepleden en een praktijktoets. Bij de richtlijn werden een indicatorenset en een stroomschema ontwikkeld. De indicatoren worden beschreven in dit rapport. De richtlijn zelf is apart uitgegeven (Meeuwissen et al., 2015a).
MULTIFILE
Bij de richtlijn horen 1) een wetenschappelijke onderbouwing en 2) een samenvattingskaart. Deze richtlijn beoogt ggz-professionals - in het bijzonder verpleegkundigen - te ondersteunen bij de somatische screening op gezondheidsproblemen bij mensen met een ernstige psychische aandoening, en ondersteuning te bieden bij de planning en uitvoering van vervolgactiviteiten voor preventie en tijdige diagnostiek en behandeling van somatische problemen. Gerichte leefstijlinterventies kunnen risicofactoren voor bepaalde somatische aandoeningen gunstig beïnvloeden. De richtlijn richt zich op volwassen patiënten (18-65 jaar) met een ernstige psychische aandoening of een verhoogd risico. De aanbevelingen zijn ook toepasbaar voor de POH-ggz. Medeauteurs: Marieke van Piere, Maarten Bak, Merlijn Bakkenes, Digna van der Kellen, Sonja van Hamersveld, Ronald van Gool, Katie Dermout, Titia Feldmann, Anneriek Risseeuw, Anneke Wijtsma-van der Kolk, Ingrid van Vuuren, Matthijs Rümke, Evelyn Sloots-Jongen, Paul de Heij, Richard Starmans, Cilia Daatselaar, Christine van Veen en Marleen Hermens (Werkgroep Richtlijnontwikkeling Algemene somatische screening & Leefstijl)
MULTIFILE