Resilience to adverse events is increasingly recognized as important for human health. Socio-economic status (SES) is also frequently identified as a predictor of resilience. However, it is not well-understood how people define resilience in their everyday lives, and whether individuals have different experiences of resilience based on their SES. This study sought to fill these gaps, in the context of the COVID-19 pandemic and pandemic mitigation policies in the Netherlands.We interviewed high (n = 38) and low (n = 37) SES participants about their understanding and experiences of resilience during this period. Participants took part in individual interviews and focus groups in September 2021. Transcripts were analyzed thematically.A key theme was coping with adversity, in line with commonly-used definitions of resilience. However, we found that resilience was often defined more broadly. Resilience also encompassed aspects of self-reflection and improvement, and faith in oneself, the community and the nation. There were also key differences by SES background: elaborate and optimistic definitions and experiences of resilience were more often described by high SES individuals. For instance, high SES participants more frequently defined resilience as growing and improving. In contrast, low SES participants more commonly experienced resilience as enduring until better times arrived.Having a higher SES seemed to support resilience during the COVID-19 pandemic. This indicates that adverse events may exacerbate pre-existing financial and material difficulties among low SES individuals. This finding underscores the importance of addressing financial precarity prior to adverse events.
Objective: Many patients with COVID-19 infections were admitted to an intensive care unit (ICU). Physical impairments are common after ICU stays and are associated with clinical and patient characteristics. To date, it is unknown if physical functioning and health status are comparable between patients in the ICU with COVID-19 and patients in the ICU without COVID-19 3 months after ICU discharge. The primary objective of this study was to compare handgrip strength, physical functioning, and health status between patients in the ICU with COVID-19 and patients in the ICU without COVID-19 3 months after ICU discharge. The second objective was to identify factors associated with physical functioning and health status in patients in the ICU with COVID-19. Methods: In this observational, retrospective chart review study, handgrip strength (handheld dynamometer), physical functioning (Patient-Reported Outcomes Measurement Information System Physical Function), and health status (EuroQol 5 Dimension 5 Level) were compared between patients in the ICU with COVID-19 and patients in the ICU without COVID-19 using linear regression. Multilinear regression analyses were used to investigate whether age, sex, body mass index, comorbidities in medical history (Charlson Comorbidity Index), and premorbid function illness (Identification of Seniors At Risk-Hospitalized Patients) were associated with these parameters in patients in the ICU with COVID-19. Results: In total, 183 patients (N = 92 with COVID-19) were included. No significant between-group differences were found in handgrip strength, physical functioning, and health status 3 months after ICU discharge. The multilinear regression analyses showed a significant association between sex and physical functioning in the COVID-19 group, with better physical functioning in men compared with women. Conclusions: Current findings suggest that handgrip strength, physical functioning, and health status are comparable for patients who were in the ICU with COVID-19 and patients who were in the ICU without COVID-19 3 months after ICU discharge. Impact: Aftercare in primary or secondary care in the physical domain of postintensive care syndrome after ICU discharge in patients with COVID-19 and in patients without COVID-19 who had an ICU length of stay >48 hours is recommended.
Het team van het Healthy Urban Living Lab heeft samen met veel studenten van de Hogeschool van Amsterdam een Health Impact Assessment (HIA) uitgevoerd op de plannen voor het Bajes Kwartier. Dat is een groene, gezonde, duurzameAmsterdamse stadswijk die wordt gebouwd op het terrein van de voormalige Bijlmerbajes, gelegen in Stadsdeel Oost nabij de Amstel. In deze nieuwe wijk komen ongeveer 1.350 koop- en huurwoningen, variërend van betaalbarestarterswoningen tot exclusieve huizen en zorgwoningen. De focus van de HIA lag op drie aspecten die an groot belang zijn voor de gezondheid van inwoners van Amsterdam: bewegen, gezonde voeding en ontmoeten. Daarmeesluit de HIA aan bij de grootste uitdagingen voor de gezondheid van de Amsterdammers, overgewicht en eenzaamheid. Een HIA is een kritische en systematische beschouwing van een project, met als doel de kansen voor gezondheid en onbedoelde aspecten (zoals gezondheidsrisico’s) in kaart te brengen. Om te onderzoeken hoe de ambitie ‘alle bewoners leven hier twee jaar langer en gezonder kan worden gerealiseerd, is het Behaviour Change Wheel van Susan Michie (2011) gebruikt als theoretisch kader. Dit wetenschappelijkonderbouwde gedragsveranderingsmodel wordt ingezet voor het systematisch ontwerpen en evalueren van interventies en voor beleid dat is gericht op gedragsverandering. Het wordt veelal toegepast in de gezondheidsbevordering. Daarbij spelen drie elementen de hoofdrol: Capabilities (fysieke en psychologische vaardigheden), Opportunities (aspecten in de fysieke of sociale leefomgeving) en Motivation (bewuste en onbewuste processen die tot gedrag leiden). Naast een scan van het masterplan voor het Bajes Kwartier – vanuit het oogpunt van gezondheid – is een doelgroepanalyse gemaakt door middelvan een vragenlijst die werd verspreid onder belangstellenden c.q. toekomstige bewoners, een groepsbijeenkomst en doelgroepenonderzoek door studenten. Er is ook een wetenschappelijke literatuurstudie verricht. Vanuit de volksgezondheid kent de gezonde leefomgeving een afwisseling van bebouwing met groen, aantrekkelijke, uitdagende en gevarieerde openbare ruimten die uitnodigen tot bewegen, spelen en sport, gezond eten, het ontmoeten vanbuurtgenoten, een breed voorzieningenaanbod (waaronder ook een openbare toiletten en een maximale bereikbaarheid en verkeersveiligheid met de fiets en het openbaar vervoer). Daarnaast is in de leefomgeving sociale steun en socialeveiligheid nodig. Het beschikbaar maken van een leefomgeving die deze elementen bevat, is op zich niet voldoende. Er zijn ook activiteiten en netwerkennodig die bevorderen dat deze wijkinfrastructuur daadwerkelijk wordt benut. Zowel uit de literatuur als uit het doelgroepenonderzoek kwam dit naar voren als een belangrijke sleutel tot het creëren van gezondheidswinst. De conclusies die volgen uit de resultaten van de HIA, resulteren in vijf basisaanbevelingen.1) Focus op de diverse groepen. Iedere bewoner heeft recht op een gezonde omgeving. De gezondheidswinst die te behalen valt is het grootst onder kwetsbare groepen zoals bewoners met een lage sociaal economische status, ouderen en kinderen. 2) Gezond gedrag vereist participatie van bewoners waarbij alle doelgroepen vertegenwoordigd zijn. 3) Verbind de hardware met de software, maak een koppeling tussen de inrichting van de fysieke en de sociale omgeving 4) Zet alle vormen en varianten van nudging in, het helpt bewoners een gezonde leefstijl aan te nemen. 5) Hanteer een integrale aanpak waarbij deverschillende verantwoordelijke stakeholders zoals ontwerpers, planologen, burgers, kennisinstellingen, private partijen (zoals startups), gemeentes, GGD’en, zorgverzekeraars en zorgverleners vanaf het begin in eenruimtelijk planproces samenwerken
Het project Beter Voorbereid optimaliseert, onderzoekt en verduurzaamt de e-health applicatie BeterVoorbereid om het preoperatieve zorgtraject te ondersteunen. Goede voorbereiding is het halve werk. Dit geldt ook voor patiënten op de wachtlijst voor een chirurgische ingreep. Onderzoek laat zien dat een sneller herstel gerelateerd is aan een goede gezondheidsstatus voorafgaand aan een operatie. Het aanpassen van leefstijl en fysieke conditie voor een operatie is daarom effectief in het verbeteren van fysiek functioneren na de operatie. Het blijkt echter lastig om patiënten goed te informeren in de hectische periode voor een operatie. Onderzoek laat zien dat slechts 15% van de gegeven informatie wordt onthouden. Daarnaast is het voor tweedelijns fysiotherapeuten lastig om gepaste zorg te organiseren voor de patiënt in zijn/haar woonomgeving. Dit heeft er toe geleid dat vanuit de (ziekenhuis)fysiotherapie het initiatief is genomen om samen met MKB partijen op zoek te gaan naar een mogelijke oplossing. Uit dit initiatief is de app BeterVoorbereid voort gekomen. Deze app bevat gepaste adviezen om de leefstijl en fysieke conditie van patiënten te verbeteren, en een koppeling naar een platform waar eerstelijns fysiotherapeut hun expertise aanbieden voor aanvullende persoonlijke begeleiding. De eerste versie van de app is in 2019 in een pilot getest. Op basis van resultaten en feedback uit de pilot is de app verder gepersonaliseerd en is in juni 2020 gestart met de grootschalige multicenter RCT. Het onderzoek Beter Voorbereid richt zich op de randvoorwaarden voor een duurzame implementatie van de app en de daaraan gekoppelde zorg door 1) het personaliseren van de app, 2) het opzetten van een preoperatief netwerk, 3) onderzoek naar de effectiviteit op patiëntuitkomsten en 4) inzet op implementatie en businessmodellen van de innovatie. In alle werkpakketten wordt zowel onderwijs als de beroepspraktijk vanaf het begin van het project actief betrokken.
Dit postdoc-traject wordt uitgevoerd binnen het lectoraat Arbeid & Gezondheid (A&G) en het expertiseteam Health Promotion & Performance (HP&P) binnen de Academie Sport en Bewegen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Het postdoc-traject zal een bijdrage leveren aan het verkleinen van sociaal-economische gezondheidsverschillen door het vergroten van de duurzame inzetbaarheid van MBO-studenten niveau 2 en 3 en jong¬¬e/startende zorgmedewerkers niveau 2 en 3 (helpenden/verzorgenden). De uitstroom van het jongere personeel uit de zorg en tijdens de eindfase van hun studie verdient aandacht. Redenen daarvoor hebben te maken met een verminderde mentale en fysieke vitaliteit. Een evidence-based sport- en beweegprogramma (S&Bprogramma) in de vrije tijd is effectief gebleken bij andere doelgroepen. Het zal tot een betere mentale en fysieke vitaliteit moeten leiden door een verbeterde belastbaarheid, betere slaap, ontspanning en gezondere afstand tot het werk. De context van een interventie zoals onregelmatige werktijden, lagere zelfregulatie, werk(studie)druk en verminderde sociale cohesie is echter belangrijk voor de effectiviteit van een interventie. Vanwege deze contextuele afhankelijkheid en om afstemming te bereiken met de doelgroep wordt gekozen voor een ontwerpgerichte insteek met kwalitatieve participatieve onderzoeksmethoden. Doel van dit traject is dus om te achterhalen binnen welke contexten het aangepaste S&Bprogramma voor wie, wanneer en hoe effectief is om fysieke/mentale vitaliteit van studerende en jonge/startende zorgmedewerkers met een lage sociaal-economische status (MBO-niveau 2/3) te verbeteren. Voor de effectevaluatie zal gebruik gemaakt worden van kwantitatieve en kwalitatieve (realistische evaluatie) analyses. De aanvrager is hoofddocent en onderzoeker en gepromoveerd op het onderwerp arbeidsparticipatie van zorgpersoneel. Hij begeleidt afstudeertrajecten binnen de academie Sport en Bewegen en onderzoekstrajecten binnen de master Sport- en Beweeginnovatie. De onderzoeken worden uitgevoerd door bachelor- en masterstudenten en inzichten zullen in de doorontwikkeling van het curriculum en het systeem van studentenbegeleiding geïmplementeerd worden.
In het postdoc-onderzoek gaat Dr. Machteld van Lieshout, hogeschooldocent bij de opleiding Voeding en Diëtetiek en onderzoeker in het lectoraat Gezonde Leefstijl in een Stimulerende Omgeving (GLSO) en het onderzoekscentrum van Voeding en Diëtetiek van De Haagse Hogeschool (HHs), kennis ontwikkelen over de wijze waarop persoonsgerichte mHealth ingezet kan worden ter bevordering van een gezonde(re) leefstijl van kwetsbare groepen. Dit is zeer belangrijk omdat mensen met een lage sociaaleconomische status en/of een niet-Nederlandse achtergrond een veel groter risico hebben op leefstijl-gerelateerde aandoeningen als hart- en vaatziekten, diabetes en kanker. De huidige mHealth leefstijl-activatie-tools sluiten onvoldoende aan op de wensen, behoeften en mogelijkheden van kwetsbare groepen (hier: jonge moeders en Hindoestanen) om het risico te verlagen. Het project bestaat uit vier, deels in de tijd overlappende, fasen gericht op de volgende onderzoeksvraag: Hoe kunnen kwetsbare doelgroepen gemotiveerd worden tot een gezonde(re) leefstijl middels een in co-creatie ontwikkelde mHealth leefstijl-activatie-tool? Binnen het project is een grote verwevenheid tussen onderzoek en onderwijs. Het project draagt bij aan de kennisagenda’s van het platform Kwaliteit van Leven: Mens en Technologie van de HHs, SPRONG Vitale Delta, alsmede aan de NWA-route Gezondheidszorgonderzoek, preventie en behandeling. De opgedane kennis vloeit rechtstreeks terug naar het onderwijs en werkveld. Deelonderzoeken zullen aangeboden worden als praktijkopdrachten in het reguliere curriculum. De ontwikkelde mHealth tool zal tevens ter beschikking worden gesteld aan de kwetsbare doelgroepen en het werkveld. Met haar achtergrond als voedingswetenschapper, haar ruime multidisciplinaire project- en onderzoekservaring en netwerk in binnen- en buitenland is Machteld de juiste kandidaat voor dit postdoc-onderzoek. Machteld wordt in dit onderzoek bijgestaan door de lector GLSO en het hoofd van het onderzoekscentrum van Voeding & Diëtetiek en de hierbij aangesloten onderzoeksgroepen. Daarnaast is een groot netwerk beschikbaar van samenwerkingspartners betrokken bij de thematiek van deze aanvraag.