1e alinea column: De kwetsbaarheid van onze IT-infrastructuur en informatiesystemen is de afgelopen jaren uitgegroeid tot een levensgroot issue. Van het Diginotar-debacle tot het lekken van medische gegevens van honderdduizenden Nederlanders, keer op keer wordt duidelijk dat de beveiliging van gevoelige informatiesystemen te wensen overlaat en dat dat leidt tot grote schade. Tegelijkertijd is er maar weinig verbetering in de beveiliging van onze systemen en lijkt het soms alsof we de afgelopen 10 jaar geen meter opgeschoten zijn. We lossen het maar niet op.
LINK
De cybersecuritybranche hamert al enige tijd op het feit dat een toenemend aantal organisaties te maken krijgt met verscherpte securityregels. Niet alleen omdat de NIS2- richtlijn en de opvolger van de Wet Beveiliging Netwerk- en Informatiebeveiliging (Wbni). Maar vooral om dat cyberdreigingen steeds complexer en aanvallen professioneler worden. Informatiesystemen blijven kwetsbaar en daar moet je je tegen wapenen. Niet in de laatste plaats omdat de IT-omgeving inmiddels zo nauw geïntegreerd is met de OT infrastructuur, dat continuïteit van processen die ons helpen in het dagelijks leven onder druk komt te staan. Van slagbomen voor parkeerterreinen tot waterpompen en sluizen om ons land droge voeten te garanderen. Voor toekomstige bedrijfsinnovatie is verdere integratie van systemen ook noodzakelijk. En uw securitybeleid helpt hierbij.
DOCUMENT
Het Nederlandse bedrijfsleven is in hoge mate gedigitaliseerd. In 2016 had 91 procent van de Nederlandse bedrijven toegang tot internet, een percentage dat sindsdien a Ileen maar is toegeno-men. Minstens de helft van de bedrijven doet betalingen online en beheert digitaal vertrouwelijke gegeven. Door deze digitalisering zijn Nederlandse bedrijven ook vatbaar geworden voor cyberaanvallen, zoals het middels ransomware versleutelen van bestanden of het platleggen van een website via een DdoS aanval. Dergelijke aanvallen kunnen grote consequenties hebben voor bedrijven: van het verliezen van belangrijke data tot het platleggen van het bedrijfsproces. De schade van online crimi-naliteit voor de Nederlandse economie in 2014 besloeg ongeveer 1,5% van het BNP is, dus € 8,8 miljard. Uit een analyse van Deloitte blijkt dat cybercriminaliteit Nederlandse bedrijven en de overheid jaarlijks ongeveer 10 miljard euro kost. Het bovenstaande probleem van cybersecurity is mogelijk nog problematischer voor het midden- en kleinbedrijf (mkb). Het mkb vormt de ruggengraat van de Nederlandse economie. Er zijn meer dan 1 miljoen mkb-bedrijven in Nederland, die gezamenlijk zorgen voor meer dan drie miljoen ban en en een totale omzet van 858 mil-jard euro.4 Deze grote groep mkb'ers, met een belangrijke rol in de Nederlandse economie, blijkt echter relatief vaak slachtoffer van cyberaanvallen te worden.5 Dit probleem wordt versterkt doordat het mkb onvoldoende middelen, kennis en toegang tot kennis heeft om cyberdreigingen te onderkennen en zich vervolgens weerbaar te maken. Basale beveiligingsmaatregelen, zoals het updaten van software, het gebruik van sterke wachtwoorden of het maken van back-ups van belangrijke bestanden, worden vaak niet genomen.6 Tenslotte liggen ondernemers met name wakker van sociaaleco-nomische ontwikkelingen. Mkb-ondernemers achten zichzelf veelal niet interessant genoeg voor cybercriminelen en zien on line criminaliteit niet als een van de belangrijkste risico's voor de or-ganisatie. Door het hierboven beschreven risico van onvoldoende kennis, middelen, genomen maatregelen en risicobewustzijn lijkt cybersecurity een aanzienlijk probleem voor het mkb en daarmee de Nederlandse samenleving in zijn geheel. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/raoul-nott%C3%A9-290b6661/ https://www.linkedin.com/in/lisanne-slot-82039642/ https://www.linkedin.com/in/susanne-van-t-hoff-de-goede/ https://www.linkedin.com/in/rutgerleukfeldt/
DOCUMENT
Urban areas provide a promising context for upcycling due to the concentration of consumers and existence of bulky waste resources. Hence, upcycling initiatives emerge across European cities, but little is known about their manifestations. Building on interviews with twenty-four stakeholders from the urban upcycling ecosystem and three focus groups sessions, a morphological model was created with internal and external business model characteristics to analyse a database of 172 collected Dutch urban upcycling initiatives in the furniture and interior sector. The morphological analysis led to eleven urban upcycling manifestations with distinct business model characteristics that make up five generic categories and a landscape of urban upcycling which facilitate future research into the topic. A research agenda to study quantitative implications, regional differences, collaborative experimentation and scaling strategies of urban upcycling is proposed. Practically, the typology may facilitate policy makers and practitioners to create, scale or accelerate urban upcycling initiatives.
MULTIFILE
This report describes the Utrecht regio with regard to sustainability and circular business models.
DOCUMENT
In de maanden juli-december 2016 is door het lectoraat OER van Fontys Hogeschool ICT een onderzoek uitgevoerd om de volgende vraag te kunnen beantwoorden: Wat leidt tot c.q. is nodig voor een brede adoptie van delen van open leermaterialen en online cursussen en hergebruiken van open leermaterialen en cursussen door docenten in het bekostigde hoger onderwijs in Nederland? Bij 4 universiteiten en 6 hogescholen zijn totaal 55 semi-gestructureerde interviews afgenomen met docenten, bestuurders en ondersteuners. Onderwerpen die tijdens de interviews aan bod kwamen betroffen ambities met onderwijs, beleid, opvattingen over openheid in het onderwijs, motieven voor delen en hergebruiken, ervaringen met delen en hergebruiken, hindernissen die werden ondervonden, noodzakelijke randvoorwaarden en invloeden die geïnterviewden vanuit hun omgeving ervaren. Analyse van de interviews gaf de volgende resultaten: 1. Praktijken van delen en hergebruiken zijn erg divers qua openheid. Lang niet altijd zijn gedeelde leermaterialen toegankelijk voor iedereen, vaak ontbreekt een open licentie en processen als copyright clearing vinden niet altijd plaats; 2. Delen en hergebruiken van leermaterialen (al dan niet volledig open) gebeurt veel. Hierbij wordt vooral het bereiken van een hogere kwaliteit campusonderwijs nagestreefd; 3. Feedback op gedeelde materialen is cruciaal voor de motivatie van docenten om structureel materialen te delen; 4. Structureel delen en hergebruik binnen een instelling heeft meer kans van slagen wanneer het gekoppeld wordt aan andere beleidsthema’s zoals internationalisatie of aan onderwijsinnovaties zoals invoeren van blended leren; 5. Bij een aantal instellingen is sprake van zich ontwikkelend beleid op het gebied van open delen en hergebruiken van leermaterialen; 6. Docenten zijn onvoldoende bekend met aanwezigheid danwel inhoud van beleid; 7. De autonomie van de docent in het bepalen om met delen en hergebruiken aan de slag te gaan wordt als cruciaal gezien en als zodanig herkend en erkend, zowel door bestuur als door docenten zelf; 8. Delen en hergebruiken moeten uiteindelijk ten goede komen aan de student of een positief effect hebben op de efficiency van het onderwijs. Of en hoe dat daadwerkelijk gerealiseerd moet worden, is vaak nog niet duidelijk; 9. Docenten geven aan dat stimulering in termen van geld, tijd en ondersteuning essentieel is voor hen om tot structureel gedrag van delen en hergebruiken te komen. Tevens moeten voor hen de antwoorden op de what’s in it for me vraag duidelijk zijn; 10. Publiceren van MOOC’s wordt ervaren als een versneller voor de adoptie van open delen van materialen en cursussen binnen een instelling; 11. Acceptatie van open delen en hergebruiken op instellingsniveau, zich uitend in beleid dat vertaald is naar concrete activiteiten en richtlijnen, beïnvloedt brede adoptie ervan door docenten positief. Op basis van deze resultaten zijn de volgende aanbevelingen geformuleerd om brede adoptie van open delen en hergebruiken te realiseren binnen een instelling: 1. Maak de meerwaarde van open delen en hergebruiken duidelijk aan docenten; 2. Zorg bij deze verandering van de beeldvorming rondom open delen en hergebruiken bij docenten voor ondersteuning vanuit de instelling: op ICT-gebied, juridische en onderwijskundige aspecten, facilitering in tijd, aanwezigheid van een veilige experimenteerruimte en een ondersteunende infrastructuur; 3. Formuleer op faculteits-, instituuts- en instellingsniveau beleid op het gebied van open delen en hergebruiken dat de activiteiten die onder aanbeveling 1 en 2 genoemd worden mogelijk maakt; 4. Koppel beleid inzake open delen en hergebruiken aan andere thema’s van onderwijsvernieuwing of aan thema’s als internationalisering.
LINK
The urgency for developing a circular economy is growing, and more and more companies and organisations are concerned with the importance of adapting their business to fit a changing economy. However, many analyses on the circular economy are still rather abstract and there is a lack of understanding about what circularity would mean for specific industries. This insufficient insight especially seems to be apparent in the building and construction sector. Besides, the building and construction sector is responsible for a major part of energy use and emissions. To tackle the issue of insufficient insight into the business consequences of circular developments, further research is necessary. Therefore, we propose to collaborate on a research project that aims to provide a more detailed level of analysis. The goal is to identify drivers and barriers to make better use of materials in the building and construction sector. This further research would benefit from an international collaboration between universities of applied sciences and industry from different European countries. An additional benefit of the applied orientation would be the relevance for professional education programmes. The article is published in the proceedings of the conference : http://dx.doi.org/10.4995/CARPE2019.2019.10582 Publisher Editorial Universitat Politècnica de València, 2019 www.lalibreria.upv.es / Ref.: 6523_01_01_01 Creative Commons Atribution-NonCommercial-NonDetivates-4.0 Int.
MULTIFILE
The Dutch conservation area Oostvaardersplassen was initiated as a rewilding project within the Netherlands’ protected area network. It came under the spotlight when management strategies and practices were criticized by scientists, conservation practitioners, and the public, from a number of perspectives – not all of which were compatible. This article reviews the origin, evolution, and application of the rewilding concept and examines the Oostvaardersplassen project as a case study. Our assessment demonstrates that the area was never an appropriate site for rewilding, beset by rudderless management, and led to a situation that was ecologically and ethically untenable. The case study is used to illustrate humanity’s evolving role in environmental protection where advances in the understanding of ecological complexity, animal behavior, and sentience, cannot be ignored when addressing environmental protection, problem solving, and management. Finally, it lays out options for the future in the absence of the three Cs of rewilding, the Cores, Corridors, Carnivores, and introduces the concept of the fourth C, Compassion. https://ijw.org/learning-to-rewild/ LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/helenkopnina/
MULTIFILE
DOCUMENT
Gaat er in een modern bedrijf iets misgaat met de IT, dan ligt gelijk het hele proces op zijn gat. De vrees voor zo'n ramp is genoeg om menig IT-manager nachtmerries te bezorgen. Wat kun je ertegen doen? Heel veel, zo blijkt, want er bestaan drie fronten waarop men de risico's kan bestrijden: ICT, organisatie en awareness.
DOCUMENT