De sociale participatie van leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften is de afgelopen decennia veelvuldig onderzocht. Opmerkelijk is dat veel van deze studies voornamelijk gaan over het functioneren van de klas en de leerkracht en leerlingen en minder onderzoek is uitgevoerd samen met de direct betrokkenen van een klas. Het gevolg is dat er weinig bekend is over wat er in de klas gedaan wordt om sociale participatie te stimuleren en wat leerkrachten en leerlingen van deze strategieën vinden. In een recent promotieonderzoek is er vanuit het perspectief van 1) de leerkracht, 2) leerlingen met gedragsproblemen en 3) de voorhanden empirische literatuur bekeken hoe sociale participatie gestimuleerd wordt en welke behoeftes er zijn om sociale participatie te verbeteren. Dit artikel presenteert diverse uitgevoerde studies en bevindingen vanuit de drie bovenstaande perspectieven. Op basis van de studies kunnen twee hoofdconclusies getrokken worden. De eerste conclusie is dat leerkrachten meer zouden moeten handelen vanuit de behoeften van een leerling, in plaats van te handelen op basis van de gedragsproblemen van de leerling. De tweede conclusie is dat het perspectief van de leerling onderbelicht is met betrekking tot het verbeteren van de sociale participatie in de klas. Het artikel sluit af met aanbevelingen voor orthopedagogen en beleidsmakers, om zo doende leerkrachten en professionals te ondersteunen om de sociale behoeften van leerlingen centraal te stellen in de vorming van onderwijs. Alleen zo kan de zorg geleverd worden om Passend Onderwijs ook daadwerkelijk passend te laten zijn voor iedere leerling.
MULTIFILE
Aanleiding voor onderzoek naar de expertise van leraren in cluster 4 is in ieder geval ‘Passend onderwijs’: het streven van de overheid om leerlingen met problemen of stoornissen meer thuis nabij op te vangen, waar mogelijk in regulier of speciaal basisonderwijs. Bij het streven naar Passend Onderwijs rijst de vraag of en in hoeverre leraren speciale expertise nodig hebben om kinderen met (milde) gedragsproblemen in regulier onderwijs te onderwijzen. Maar vooral ook waaruit die expertise dient te bestaan. Daarnaast is er vanuit het cluster 4 onderwijs zelf de vraag of de sterke groei van het aantal leerlingen in dat cluster in het afgelopen decennium is samengegaan met gelijke groei van goed geschoold personeel voor deze leerlingen. En vervolgens de vraag: op welke punten is verdere scholing van leraren geboden om ze voldoende toe te rusten voor cluster 4. Ten slotte vraagt de overheid tegenwoordig om een duidelijke verantwoording van kosten en van kwaliteit van onderwijszorg (CPB, 2009). Tegen de achtergrond van deze vragen kwam de vraag op naar concretisering van de expertise van leraren in het omgaan met leerlingen met (milde) gedragsproblemen.
MULTIFILE
De overheid streeft naar een meer doorlopend en kwalitatief goed onderwijsaanbod met name voor kinderen die zorg behoeven. Dit zogenaamde Passend Onderwijs vraagt dat leerkrachten in ieder geval milde gedragsproblemen kunnen hanteren in de klas (OCW, 2008). Daarover gaat de inhoud van deze rede. Wat hebben leerkrachten nodig om enerzijds (milde) gedragsproblemen effectief aan te pakken en anderzijds te bevorderen dat kinderen met milde problematiek toch optimaal presteren?
MULTIFILE
Sinds de Coronacrisis is nog sterker dan voorheen duidelijk hoezeer ouderen in zorginstellingen behoefte hebben aan persoonsgerichte zorg. Daarnaast is zorg aan ouderen met dementie per definitie complex. Wanneer psychosociale behoeften niet worden gezien, kunnen er verveling, eenzaamheid en gedragsproblemen ontstaan. Persoonsgerichte zorg vraagt van verpleegkundigen en verzorgenden een ‘antenne’ voor het opmerken van en adequaat reageren op emoties en de gemoedstoestand van zorgvragers. Ervaren zorgverleners hebben zich opmerkzaamheid en persoonsgericht reageren eigen gemaakt waarmee ze goede kwaliteit van zorg kunnen verlenen, maar bestempelen dit als vanzelfsprekend intuïtief handelen. Deze ervaringsdeskundigheid wordt nog weinig gebruikt en amper gedeeld om zorg te verbeteren. Dit project is ontstaan vanuit de wens voorbeelden van goed handelen die zorgverleners zelf onbewust toepassen als succesverhalen te gebruiken. Want hoewel er voldoende persoonsgerichte benaderingswijzen bekend zijn, blijkt daar naar handelen vaak van individuele zorgverleners afhankelijk. De vraag: hoe kan de (onbewuste) ervaringsdeskundigheid van zorgverleners gebruikt worden om opmerkzaamheid en persoonsgericht reageren in het dagelijks handelen te integreren, staat dan ook centraal. De voorgestelde innovatie zal zorgverleners handvatten bieden door de succesverhalen te gebruiken om opmerkzaamheid en persoonsgericht reageren in het eigen handelen en dat van collega’s te herkennen om vervolgens in andere situaties toe te kunnen passen. Dataverzameling van voorbeelden via waarderend en ontwerpgericht onderzoek zijn input voor de ontwikkeling van een duurzaam hulpmiddel voor het overdragen van deze ervaringsdeskundigheid tijdens leer- en scholingsmomenten in de dagelijkse praktijk, zoals een visueel oefenmodel, serious game, film- of theaterspel. Het project is geïnitieerd door VVT-organisatie KwadrantGroep en het Lectoraat Leiderschap & Identiteit NHL Stenden Hogeschool, waarop samenwerking is gezocht met het Talmalectoraat Wonen, Zorg en Welzijn NHL Stenden Hogeschool; verpleegkunde en verzorgende-IG opleidingen (mbo en hbo) en MKB-bedrijf Studio Maki en aanvullende expertise is gezocht bij het Wenkebach instituut UMCG, RUG en Saxion Hogeschool.