In Nederland kennen alle gemeenten het formele professionele schuldhulpverleningstraject dat via de gemeente wordt aangeboden. Los hiervan bestaan er in elke gemeente lokale initiatieven gericht op het vergroten van de financiële (zelf)redzaamheid van haar inwoners. Nationale-Nederlanden, Aegon en het lectoraat Armoede Interventies voerden tussen 2016 en 2020 in zeven steden een programma uit dat gericht was op het terugdringen van armoede en schulden: Van Schulden naar Kansen. In totaal werden er 85 lokale informele armoede- en schuldenprojecten ondersteund (Van Geuns, Mak & Boonstoppel (red), 2021). Het gaat hier doorgaans om projecten die (mede) gesubsidieerd worden door een fonds of goed doel. Vaak zijn hier (naast beroepskrachten) vrijwilligers werkzaam. We noemen deze projecten: de lokale informele armoede- en schuldenprojecten. We noemen ze informeel om het onderscheid aan te geven met de formele professionele schuldhulpverlening.
DOCUMENT
Nederland kent vele honderden lokale informele armoede- en schuldenprojecten. In de afgelopen vijf jaar volgde het Lectoraat Armoede Interventies van de Hogeschool van Amsterdam 85 van zulke initiatieven in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Arnhem, Zwolle, Groningen en Leeuwarden. Conclusie van het onderzoek was dat deze projecten een gat vullen dat de bestaande gemeentelijke dienstverlening openlaat en daarmee bestaansrecht hebben. Wel valt er meer winst te behalen in een betere samenwerking tussen deze informele projecten en de officiële schuldhulpverlening. In dit artikel gaan we nader in op waarom dit zo is en doen we aanbevelingen hoe dit vorm zou kunnen krijgen.
DOCUMENT
Eén op de vijf Nederlandse jongeren heeft te maken met geldzorgen (Unicef, 2022). Terwijl formele schuldhulpinstanties moeite hebben om jongeren te bereiken, weten jongerenwerkers vaak het verschil te maken. De lectoraten Armoede Interventies en Youth Spot onderzochten samen met 15 partnerorganisaties met wat voor soort aanbod jongerenwerkers werken, en hoe hun methodisch handelen verder kan worden versterkt. Het onderzoek werd medegefinancierd door Regieorgaan SIA, onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
DOCUMENT