Dit vervolgonderzoek bouwt voort op 'Wie dit begrijpt is gek' (Diepen & Eerd, 2019) en geeft meer inzicht in hoe er met docenten gewerkt kan worden aan bewustwording en aanpassing van hun mondelinge academische taalaanbod, zodat studenten met diverse achtergronden de stof beter kunnen begrijpen. We doelen hiermee nadrukkelijk niet op lessen taal of communicatie, maar de gesproken taal die als instrument gebruikt wordt om de leerstof over te brengen. Uit ons onderzoek blijkt dat de begeleidingsmomenten, de Handreiking en de Kijkwijzer docenten helpen om zich bewust te worden van hun eigen mondelinge taalaanbod en het effect hiervan op eerstejaarsstudenten. Ook helpt het om het taalaanbod zodanig aan te passen dat deze studenten de kans krijgen zich de aangeboden taal eigen te maken, en hierdoor meer succesvol te studeren. We adviseren om (onderdelen van) het traject te integreren in het reguliere professionaliseringsaanbod van docenten zodat het, zoals een van de deelnemers verwoordde ‘een standaardmodus in het achterhoofd’ van meer hbo-docenten wordt.
MULTIFILE
Aanleiding. De bacheloropleiding Communicatie binnen het domein Creative business van Hogeschool Inholland gaat uit van activerende didactiek opdat studenten worden gestimuleerd meer betrokken te raken bij en meer regie te nemen over hun leerproces. Feedback en peerreview zijn hierbij belangrijke instrumenten van een activerende, didactische aanpak omdat het effect hiervan op het leren groot is, mits de feedback kwalitatief goed is en de inzet adequaat wordt georganiseerd. Probleemanalyse en visie. De onderwijsmodule ‘De Communicatiecyclus’ uit het derde jaar van de opleiding is een project waarbij studenten individueel praktijkgericht Communicatieonderzoek uitvoeren. Het project maakt deel uit van de individuele specialisatie van studenten en geldt tevens als een oefening voor het afstuderen. Studenten maken tijdens dit project deel uit van een ‘onderzoekskring’ waarbinnen samenwerkend leren als strategie wordt ingezet ter ondersteuning van het individuele leerproces. Het reviewen van elkaars werk is een centrale leeractiviteit binnen de onderzoekskringen, maar de organisatie van peerreview wordt door de opleiding als problematisch ervaren. De opleiding Communicatie is daarom op zoek naar een didactisch ontwerp voor een effectieve inzet van peer- en expertreview. In het kader van het behalen van de titel Master of Education is hiertoe een ontwerpgericht onderzoek uitgevoerd (Götte, 2015) dat heeft geleid tot een prototype-scenario waarin de inzet van peerreview is gescript en ondersteunend materiaal voor de docentbegeleiders is ontwikkeld. In een vervolgonderzoek is het prototype door lectoraat Teaching, Learning & Technology op kleine schaal in de praktijk getest (Götte & Swager, 2016; Götte, Swager, & Fransen, 2017). De opbrengsten uit dit onderzoek gaven aanleiding voor een tweede iteratie, waarin zowel het ontwerp als de condities waarbinnen het ontwerp getest wordt, dienden te worden bijgesteld. Onderwerp, doel en vraagstelling. Het object van onderzoek betreft de inzet van peerreview binnen leerpraktijken en de wijze waarop technologie het proces van peerreview kan ondersteunen. Uitgangspunt hierbij was dat de peerfeedback complementair is aan de feedback van de docent (expertfeedback). Het onderzoek richt zich op curriculumonderdeel ‘3.1.1 project De Communicatiecyclus’ en daarbinnen op het onderdeel ‘probleemverkenning’. Doel van het onderzoek is het in samenwerking met de betrokken pionier en de docenten (her)ontwerpen en testen van een concrete uitwerking van het didactisch concept voor een specifiek curriculumonderdeel, met als basis de effectieve inzet van peerreview ter ondersteuning van het leerproces van de student. De centrale vraagstelling luidt: Hoe ziet het didactisch ontwerp van het onderdeel ‘Probleemverkenning’ eruit binnen het project ‘De Communicatiecyclus’ in jaar 3 van de opleiding Communicatie, waarin peerreview door technologie ondersteund, beoogt bij te dragen aan de kwaliteit van de leeropbrengsten, en hoe wordt het ontwerp door docenten en studenten ervaren en gewaardeerd?
DOCUMENT
De basis van elk gesprek is luisteren, samenvatten en doorvragen. Deze vaardigheden beschreef Wim Donders in Praktische gespreksvoering (Boom Onderwijs, 2007). Coachende gespreksvoering gaat verder waar het eerste boek eindigt. Het is bestemd voor iedereen die verantwoord kennis wil maken met een reeks van gesprekstechnieken voor gevorderden. Wim Donders vroeg een aantal experts om hun kennis en praktijkervaring te beschrijven en realiseerde zo een staalkaart van methodes die ervaren coaches gebruiken. In elk hoofdstuk worden de theorie en de belangrijkste vaardigheden toegelicht.
DOCUMENT
Molukse leerlingen die momenteel basisonderwijs volgen, behoren tot de derde, soms al vierde generatie. Toch vertonen de schoolprestaties van deze kinderen geen verbetering ten opzichte van de tweede generatie. Dit uit zich onder meer in de schooladviezen van het basisonderwijs: slechts 17% van de Molukse leerlingen krijgt een havo/vwo advies, terwijl 83 % een vmboadvies krijgt. Dit concludeert Veenman (2001) in Molukse jongeren in Nederland. Integratie met de rem erop. Veenman noemt daarbij als oorzaken voor de geconstateerde stagnatie onder meer taalproblemen.
DOCUMENT
Mensen die een hersenletsel hebben opgelopen gaan een herstelproces in dat langdurig is en meestal complex. De vaste mantelzorger vaak de partner, is intensief betrokken bij dit herstelproces. De cliënt met een niet-aangeboren hersenletsel (cliënt met Nah) en de mantelzorger ontmoeten als ‘cliëntkoppel’ de professional in ziekenhuizen, revalidatiecentra, op dagbesteding en in diverse andere instellingen en verbanden. Het cliëntkoppel maakt zijn entree in een (doorgaans) onbekende wereld, namelijk in de wereld van hulp en zorgvragen. Een goede communicatie tussen het cliëntkoppel en de professional kan helpen om het revalidatietraject en daarmee het herstel, te optimaliseren. Een van de kenmerken van een goede communicatie is het vraaggericht werken. Hierbij staat het helder krijgen van de wensen van het cliëntkoppel en eventueel het concreet maken daarvan centraal. De vraaggerichte communicatie wordt echter bemoeilijkt wanneer er sprake is van een niet-aangeboren hersenletsel. De problemen met taal, oriëntatie en geheugen, maar ook een gebrekkig inzicht in het eigen functioneren beperken de mogelijkheden van de communicatie. Dikwijls neemt dan de vaste mantelzorger de rol van de cliënt over. De mantelzorger ‘vertaalt’ de wensen en vragen van de cliënt. De mantelzorger is daarmee een volwaardige partner in de dialoog geworden. Welke patronen zijn te herkennen in deze zogenoemde trialoog? Welke vaardigheden zijn nodig om de communicatie optimaal mogelijk te maken? Hoe kan de communicatie met de professional helpen om het hersteltraject zelf richting te geven? En vooral: helpt dat om ook het eigen leven weer vorm en kwaliteit te geven? Het onderzoek ‘Goeie snap van elkaar’ probeert op bovenstaande vragen een antwoord te vinden. De schrijver van dit artikel is mantelzorger van haar partner met een hersenletsel. Onderstaande casus is het eigen materiaal en aanleiding voor dit onderzoek. Dit artikel gaat in op de uitspraken van de geïnterviewde cliëntkoppels over de vaardigheden van de professionals. Er worden aanbevelingen en adviezen gegeven om de samenwerking met de professionals te verbeteren.
DOCUMENT
Hoewel er de laatste decennia veel onderzoek is gedaan naar risico- en beschermende factoren en er vele risicotaxatie-instrumenten ontwikkeld zijn, is er duidelijk minder bekend over hoe de communicatie van risico’s naar de rechter of naar andere instellingen verloopt. Een wezenlijke vraag hierbij is hoe de informatie wordt ontvangen en begrepen en of de wijze van communiceren van invloed is op de besluitvorming, bijvoorbeeld het al dan niet opleggen van een (behandel)maatregel. Risicocommunicatie vormt de link tussen risicotaxatie en de besluitvorming en het daaropvolgende risicomanagement, en bepaalt daarmee in feite het nut van de risicotaxatie.
MULTIFILE
Achtergrond: Kwetsbaarheid is een term die veel en in toenemende mate wordt gebruikt in het omschrijven van individuen met een verhoogd risico op negatieve gezondheidsuitkomsten als gevolg van meerdere lichamelijke, psychische en/of sociale problemen. Kwetsbaarheid komt vaak voor bij ouderen. Desondanks gebruiken ouderen zelf deze term niet of nauwelijks. De volgende vragen staan centraal in dit onderzoek: welke woorden worden gebruikt in de Nederlandstalige literatuur en welke woorden herkennen en gebruiken ouderen zelf in het beschrijven van ouder worden en kwetsbaarheid?Methode: De methode was tweeledig: 1) bestuderen van Nederlandstalige grijze literatuur en 2) een Delphi-procedure. Eerst zijn termen uit de literatuur verzameld en vervolgens zijn de gevonden termen voorgelegd aan een ouderenpanel (>70 jaar, N=30). Daarnaast had het ouderenpanel de mogelijkheid om zelf nieuwe termen in te brengen. In drie ronden gaven zij aan of zij de termen herkennen dan wel gebruiken.Resultaten: In totaal zijn 187 termen voorgelegd aan het ouderenpanel. Na analyse zijn er 69 termen behouden die door ouderen herkend of gebruikt worden. De termen zijn onderverdeeld in verschillende categorieën. De categorie kwetsbaarheid komt niet terug in de definitieve lijst met termen, wegens te weinig herkenning en gebruik door de panelleden.Conclusie: Dit onderzoek laat zien welke alternatieve termen gehanteerd kunnen worden in schriftelijke en mondelinge communicatie met ouderen over thema’s als kwetsbaarheid en ouder worden.
DOCUMENT
In deze publicatie trekken wij lessen uit de coronacrisis voor het sociaal domein. Daarbij schetsen wij zes handelingsperspectieven: • Werk vanaf de start samen met lokale partners • Ga in dialoog met diverse doelgroepen en zorg voor passende communicatie • Benut de veerkracht en het zelforganiserend vermogen van burgers • Wees als bestuurder en ambtenaar zichtbaar en benaderbaar • Duid de cijfers aan de hand van concrete verhalen • Leer van het positieve en benut het momentum Deze zes handelingsperspectieven onderschrijven het belang van samenwerking van de lokale overheid met uitvoerende zorg- en welzijnsorganisaties, met vrijwilligersorganisaties en met sleutelfiguren binnen wijken. Deze partijen hebben in de coronacrisis laten zien dat zij verschillende (kwetsbare) groepen kunnen bereiken en kunnen inspelen op hun behoeften.
MULTIFILE
In september 2001 is het rapport Toetskader en prototypen gemeenschappelijke toetsvormen: performance assessments, portfolio en itembank uitgebracht door de ontwikkelgroep Assessment Pabo s. In het project Performance Assessment P-fase en K-fase Fontys-pabo s zijn pilots uitgevoerd. Verder is een prototype ontwikkeld voor informatie en communicatie rond de assessments in de elektronische leeromgeving. In het rapport staat hoe de pilots bij de verschillende pabo s zijn uitgevoerd. Vervolgens wordt ingegaan op de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken. Aan het einde van elke paragraaf worden conclusies geformuleerd. Tot slot worden adviezen voor het vervolg gegeven.
DOCUMENT
In deze handreiking vindt u handvatten om een project op te zetten waarin senioren zelf filmpjes maken over verbeterpunten in hun eigen leefomgeving. De filmpjes worden gedeeld met relevante stakeholders om concrete verbeteringen teweeg te brengen en bij te dragen aan het creëren van een leeftijdsvriendelijke omgeving. Deze handreiking kan gebruikt worden door onderzoekers, docenten en studenten die samen met senioren willen onderzoeken wat verbetermogelijkheden zijn om de leefomgeving leeftijdsvriendelijker te maken. Met het oog op de vergrijzing en de toename van het aantal senioren dat in steden zal wonen de komende jaren, is het creëren van leeftijdsvriendelijke steden en gemeenschappen van groot belang. Een leeftijdsvriendelijke omgeving is een omgeving die voldoende voorwaarden biedt om daar prettig oud te worden en er te kunnen blijven wonen. In deze handreiking gaan we uit van het model van Age friendly cities and communities van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO, 2007). Dit model onderscheidt diverse aspecten die van belang zijn: voldoende mogelijkheden voor (openbaar)vervoer; toegankelijke gebouwen en schone en veilige openbare ruimte; passende huisvesting; mogelijkheden voor betaalbare en toegankelijke activiteiten; begrijpelijke communicatie en informatie; respectvolle benadering en aandacht voor senioren; maatschappelijke participatie en werkgelegenheid; voldoende voorzieningen van zorg en welzijn.
DOCUMENT