Aim and method: To examine in obese people the potential effectiveness of a six-week, two times weekly aquajogging program on body composition, fitness, health-related quality of life and exercise beliefs. Fifteen otherwise healthy obese persons participated in a pilot study. Results: Total fat mass and waist circumference decreased 1.4 kg (p = .03) and 3.1 cm (p = .005) respectively. The distance in the Six-Minute Walk Test increased 41 meters (p = .001). Three scales of the Impact of Weight on Quality of Life-Lite questionnaire improved: physical function (p = .008), self-esteem (p = .004), and public distress (p = .04). Increased perceived exercise benefits (p = .02) and decreased embarrassment (p = .03) were observed. Conclusions: Aquajogging was associated with reduced body fat and waist circumference, and improved aerobic fitness and quality of life. These findings suggest the usefulness of conducting a randomized controlled trial with long-term outcome assessments.
DOCUMENT
Objective: This study evaluated the effect of an after-school group-based medium-intensity multicomponent behavioural intervention programme for children aged 8–12 years classified as overweight, obese or at risk for overweight on body mass index standard deviation score (BMI SDS). In accordance with standardized protocols body weight and height were measured in 195 participants (88 boys, 107 girls) at baseline and at the end of the programme. A total of 166 children derived from a school-based monitoring system served as control group. Multivariate regression analyses examined the effect of the intervention and the independent factors associated with better outcomes in the intervention group. Results: Analysis of covariance showed a significant intervention effect on BMO SDS in favour of the intervention group (b-coefficient - 0.13 ± 0.03; p < 0.01) compared with the control group. Change in BMI SDS between baseline and follow-up in the intervention group was associated with baseline age (b-coefficient 0.03 ± 0.02; p=0.04) but was independent from gender, ethnicity, baseline BMI SDS, time between baseline and follow-up, school year and attendance rate.
DOCUMENT
Background: When the resting energy expenditure (REE) of overweight and obese adolescents cannot be measured by indirect calorimetry, it has to be predicted with an equation. Objective: The aim of this study was to examine the validity of published equations for REE compared with indirect calorimetry in overweight and obese adolescents. Design: Predictive equations based on weight, height, sex, age, fatfree mass (FFM), and fat mass were compared with measured REE. REE was measured by indirect calorimetry, and body composition was measured by dual-energy X-ray absorptiometry. The accuracy of the REE equations was evaluated on the basis of the percentage of adolescents predicted within 10% of REE measured, the mean percentage difference between predicted and measured values (bias), and the root mean squared prediction error (RMSE). Results: Forty-three predictive equations (of which 12 were based on FFM) were included. Validation was based on 70 girls and 51 boys with a mean age of 14.5 y and a mean (6SD) body mass index SD score of 2.93 6 0.45. The percentage of adolescents with accurate predictions ranged from 74% to 12% depending on the equation used. The most accurate and precise equation for these adolescents was the Molnar equation (accurate predictions: 74%; bias: –1.2%; RMSE: 174 kcal/d). The often-used Schofield-weight equation for age 10–18 y was not accurate (accurate predictions: 50%; bias: +10.7%; RMSE: 276 kcal/d). Conclusions: Indirect calorimetry remains the method of choice for REE in overweight and obese adolescents. However, the sex-specific Molnar REE prediction equation appears to be the most accurate for overweight and obese adolescents aged 12–18 y. This trial was registered at www.trialregister.nl with the Netherlands Trial Register as ISRCTN27626398.
DOCUMENT
Het onderzoek van deze postdoc richt zich op ecologisch duurzame voedingsconcepten voor het verbeteren van de spiergezondheid, algehele gezondheid en vitaliteit van ouderen met obesitas. De specifieke focus op het ecologisch duurzame aspect van de voeding is een nieuwe onderzoekslijn binnen het Lectoraat Voeding & Beweging (Center of Expertise Urban Vitality), naast en in aansluiting op de bestaande lijn gericht op kwetsbare ouderen en spierbehoud. Deze postdocpositie is heel relevant voor de praktijk: obese ouderen zijn een sterk groeiende doelgroep met in de nabije toekomst 1 miljoen mensen. Tot nu toe worden voor deze doelgroep vaak dierlijke eiwitten geadviseerd, vanwege de hoge kwaliteit en het positieve effect op de spieren. Dierlijke eiwitten zijn echter niet duurzaam. Slimme combinaties van plantaardige eiwitbronnen hebben naar verwachting ook een hoge eiwitkwaliteit, met een veel lagere ecologische voetafdruk. Daarbij zijn plantaardige voedingspatronen geassocieerd met een lager risico op chronische aandoeningen. Hier is nog maar heel weinig praktijkgericht onderzoek naar gedaan, terwijl dit erg relevant is voor de toekomstige praktijk. Vanaf september 2020 rolt de opleiding Voeding & Diëtetiek een nieuw curriculum uit waarin studenten in en met de praktijk gaan werken voor een diepere leerervaring. Nieuwe onderzoeksprojecten binnen het Lectoraat Voeding & Beweging -waaronder deze postdoc- worden ingebed in verschillende fasen van het onderwijs waarin samengewerkt wordt in co-creatie met docenten, werkveldpartners en andere stakeholders voor het ontwerpen van passende oplossingen voor verschillende doelgroepen. Samenvattend: de postdoc onderzoekslijn is heel waardevol en nodig voor de eiwittransitie en de praktijk van de diëtist, en relevant voor het leren van studenten en docenten. De postdoc is momenteel designer van het nieuwe curriculum van de opleiding Voeding & Dietetiek en is in de afrondende fase van haar promotietraject waarin ze al veel ervaring heeft opgedaan met dit onderwerp.
Een consortium van voedings- en duurzaamheidsexperts en diëtisten onderzoekt in dit project samen met obese ouderen ecologisch duurzame voedingsconcepten voor ouderen met obesitas. Zowel obesitas als een afname van spiermassa en spierfunctie (sarcopenie) is een groot probleem onder ouderen. De diëtist behandelt obesitas met een energiebeperkt dieet, wat resulteert in gewichtsverlies, maar ook in ongewenst spiermassaverlies. Om spiermassa te behouden en daarmee sarcopenie te voorkomen, adviseert de diëtist vaak eiwitten uit dierlijke bronnen, zoals vlees en zuivel. Een groot nadeel van dit advies is de negatieve invloed op het milieu. Een meer plantaardige voeding is veel duurzamer en heeft daarnaast sterke gezondheidsvoordelen, maar lijkt minder effectief voor spiermassabehoud vanwege een ongunstige aminozuursamenstelling. Dit weerhoudt de diëtist om meer duurzame adviezen te geven. De aminozuursamenstelling kan worden verbeterd door slimme combinaties te maken van plantaardige eiwitbronnen. Hoe plantaardige producten te combineren zijn en hoe dit door de praktijk toegepast kan worden is nog onduidelijk. Tevens is het een uitdaging deze eiwittransitie te vertalen naar gedrag van ouderen. Daarnaast is er nog vrijwel geen onderzoek gedaan naar het effect van een duurzaam, meer plantaardige voedingspatroon op spiermassa en algehele gezondheid van obese ouderen. Het consortium beoogt deze kennis te ontwikkelen. In werkpakket (WP) 1 wordt een duurzaam, meer plantaardig voedingsconcept ontwikkeld. In WP2 wordt een begeleidingsplan ontwikkeld gericht op een succesvolle ondersteuning bij het veranderen van eetgedrag naar meer plantaardig eten. De haalbaarheid van het duurzame voedingsconcept met begeleidingsplan (WP1+2) wordt in de praktijk getest middels een pilot studie (WP3). Vervolgens wordt in een RCT de effectiviteit van dit duurzame voedingsconcept op spiermassa en algemene gezondheid onderzocht bij ouderen met obesitas (WP4) en vertaald naar richtlijnen voor de Nederlandse diëtetiek (WP5). Samenvattend: een relevant onderzoek waarin voeding, duurzaamheid, gezondheid en praktijk samenkomen, voor een meer duurzame en effectieve diëtetiek.