Ondanks een kamerbrede motie weigert Minister Kamp een onderzoek in te laten stellen naar de beursprestaties van pensioenfondsen en de terugstortingen van pensioenfondsen aan bedrijven gedurende de afgelopen 10 jaarde pensioenfondsen. In maart 2010 kwam de Nederlandse Bank al met een vernietigend oordeel over het beleggingsbeleid en de beleggingsstrategie van veel pensioenfondsen. DNB constateert onder meer 'dat pensioenfondsen geen goed zicht hebben op het eigen vermogen'. Dat is ronduit verbijsterend, omdat de dekkingsgraad wordt vastgesteld juist op basis van dit eigen vermogen en omdat uit die dekkingsgraad weer de indexatie van de pensioenen volgt.Eind april 2011 werd ook bekend dat de Nederlandse Bank een onderzoek heeft afgerond naar de deskundigheid van pensioenfondsen. De conclusies zijn ontluisterend. "De meeste pensioenfondsen hebben niet de kennis in huis om de risico's van hun beleggingen goed in te schatten en te beheren"! Een groot deel van de pensioenreserves worden uitbesteed aan professionele vermogensbeheerders en de pensioenfondsen zijn niet goed in staat deze partijen te controleren. Kortom: er is veel mis gegaan bij pensioenfondsen en dus moet de 2e kamer dan maar zelf een parlementair onderzoek uitvoeren.
DOCUMENT
Tweede Kamer Commissie o.l.v. Jan de Wit(SP) heeft in eerste instantie onderzoek gedaan naar de oorzaken van de financiële crisis. De aanbevelingen die de commissie deed werden volledig overgenomen door de 2e kamer. Het 2e onderzoek van de cie. de Wit gaat over de aanpak van de financiële crisis door de overheid. Daarbij mogen getuigen nu ook onder ede worden gehoord.
DOCUMENT
In dit artikel worden verschillende promotieonderzoeken besproken. O.a. ook het promotieonderzoek "Zorgperspectieven op de relatie tussen mantelzorgers, zorgvragers en professionele hulpverleners: de zorgtriade in theorie en praktijk" van Deirdre Beneken genaamd Kolmer. In dit onderzoek wordt o.a. inzicht verkregen in de relaties tussen mantelzorgers, zorgvragers en professionele hulpverleners door een empirisch-kwalitatief onderzoek waarin informatie wordt verzameld bij belanghebbenden in de zorgtriade. De resultaten van dit onderzoek zouden kunnen leiden tot een afstemming tussen beleid en praktijk voor de positie van de mantelzorger en de relaties tussen mantelzorgers, zorgvragers en professionele hulpverleners. Zo kan op grond van de voorgestelde definitie de vraag gesteld worden of mantelzorgers recht hebben op een status zoals die van arbeidskrachten aangezien ze werk verrichten dat normaliter door professionele hulpverleners gedaan zou worden. Bovendien blijkt –wanneer wordt uitgegaan van de voorgestelde definitie – de groep mantelzorgers die in aanmerking komt voor mantelzorgondersteuning, minder groot te zijn. De overheid zou als gevolg daarvan een specifieker beleid voor mantelzorg kunnen voeren. Uit politiek-filosofisch onderzoek blijkt onder andere dat zorg een primairgoed is waardoor het onrechtvaardig zou zijn om het recht op zorg te laten afhangen van marktmechanismen of van goodwill van burgers. De overheid heeft in die zin een taak.
DOCUMENT
De opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2022 in Nederland was historisch laag. In Den Haag lag de opkomst op 43 procent. Het opkomstpercentage verschilde sterk tussen wijken. Voor dit onderzoek zoomen we in op vijf wijken: Bouwlust en Vrederust; Laakkwartier en Spoorwijk (beide met een opkomst onder de 30 procent); Mariahoeve en Marlot; Staten- en Geuzenkwartier (opkomst rond het stedelijk gemiddelde) en de Vogelwijk (met 77 procent een relatief hoge opkomst). Doel en vraagstelling Het doel van het onderzoek is inzicht bieden in de beweegredenen van stemmers en niet-stemmers in verschillende wijken en het bieden van handelingsperspectieven voor de gemeenteraad, het college en de gemeentelijke organisatie. De drie hoofdvragen van het onderzoek zijn: - Wat zijn de motieven van stemmers en niet-stemmers? - Hoe kunnen we verschillen verklaren tussen wijken en groepen bewoners? - Welke handelingsperspectieven kunnen worden ontwikkeld, zowel voor het bevorderen van de opkomst als het vergroten van de betrokkenheid van bewoners bij de gemeentepolitiek?
DOCUMENT
Accessible legal assistance is crucial to ensuring access to justice for all and essential for the rule of law and a functioning democracy. Many people in the Netherlands, especially vulnerable and disadvantaged groups, rely on frontline legal services at a local level for access to justice. Frontline legal assistance provides information and advice, while secondary legal assistance offers procedural assistance. When people face barriers, for example due to limited language proficiency or limited digital skills, in seeking assistance from frontline professionals, they may not be referred to a lawyer or a court, and thus be limited in their access to justice. Based on recent (empirical) research on the accessibility of (frontline) legal assistance, the authors reflect on the question how research can contribute to access to justice and the rule of law in the Netherlands.
DOCUMENT
De parlementaire onderzoekscommissie onder leiding van Dijsselbloem heeft de grote veranderingen in het middelbaar onderwijs onderzocht en vernietigende conclusies getrokken. De overheid zou echter naar mijn mening nog een stap verder moeten gaan en haar handen helemaal van het onderwijs af moeten houden. In Finland is bewezen dat de kwaliteit daarna alleen maar beter wordt.
DOCUMENT
Dit artikel is een bewerking van het proefschrift. Hoewel dit artikel is toegespitst op het onderwijs omdat daar het promotieonderzoek heeft plaatsgevonden, lijken de opbrengsten ook bruikbaar in andere organisatiecontexten waar kenniswerkers zich geplaatst zien voor allerlei veranderingen.
DOCUMENT
Since the film of Al Gore An inconvenient truth, sustainability stands high on the national agenda of most countries. Concern for the environment is one of the main reasons in combination with opportunities to innovate. In general, innovation and entrepreneurship are important in the realm of national economies because they hold the key to the continuity and growth of companies (e.g. Hage, 1999; Cooper, 1987; Van de Ven, 2007) and economic growth within a country. It is therefore obvious that national governments are investing money to enable and improve innovation management and entrepreneurial behaviour within organizations with sustainability in mind. Policy measures are aimed at reduction of carbon dioxide emission, waste management and alternative use of energy sources and materials. In line with these measures companies are urged to integrate sustainability in their business processes and search for innovative sustainable solutions. While on a national level policy measures towards a more sustainable society are defined, enterprises - and especially small and medium sized companies - lag behind and fail in incorporating these measures appropriately in their day-to day business. As a result research for sustainability has become an important driver for innovation. Within the Centre for Innovation and Entrepreneurship (CI&E) at The Hague University of Applied Sciences we have taken the initiative to develop an innovation and research program for the construction industry to help small and medium sized companies (SME's) integrate sustainability in their business processes, while simultaneously professionalizing students and lecturers. This paper is part of ongoing research among 40 companies in the region of South-Holland. The companies are mostly SME's varying from very small (6 employees) to middle-sized (more than 100). According to Rennings (2000) while innovation processes toward sustainable development have received increasing attention during the past years, theoretical and methodological approaches to analyse these processes are poorly developed. This paper describes a theoretical approach developed at our university's Centre for Innovation and Entrepreneurship, which combines education and research. It is an inductive approach that departs from real-life problems encountered by companies, and is aimed at developing a model that supports companies in integrating sustainability in their business and innovation processes. We describe the experiences so far with a number of companies in the construction industry, which participate in the innovation and research program described above and the barriers they encounter. Our sustainable program is centred on four themes: cradle-to-cradle, social corporate responsibility, climateneutral construction and sustainability and customer orientation in the building process. It is an exploratory research in which students and undergraduates are involved under the supervision of a lecturer as senior researcher of this program. Through an in-depth analysis of the companies, participant observation and indepth interviews with the owners/directors of the companies, experts and prominent sustainable trendsetters, insight is gained in innovation processes towards sustainable development. Preliminary conclusions show that on a company level one of the main bottlenecks is the dilemma posed by the need for profit for the continuity of a company, while taking into account people and planet. The main bottleneck is however the inability of companies to translate policy measures into strategy and operations. This paper is set up as follows. In section 2 we give an account of European and Dutch policy measures geared at stimulating sustainability in a business context and especially the building and construction industry. In section 3 an overview is given of the economic importance and characteristics of the Dutch building and construction industry and the problems in this sector. These problems are offset against the opportunity of sustainability as a strategic option for SME's in this sector. In section 4 the innovation and research program developed at the CI&E is introduced in the context of the main research question. Following that in section 5, methodological choices are addressed and the research design is presented. We finalize this paper in section 6 with our conclusions and recommendations for further research.
DOCUMENT
Aan patiënten opgenomen in de forensische zorg zit een steekje los. Maar volgens de publieke opinie ook aan de professionals, en in de processen hapert ook het een en ander. In haar oratie ging Vivienne de Vogel in op deze losse steekjes en hoe deze te herstellen zijn. Ze benadrukt daarbij het belang van onderzoek vanuit drie perspectieven: patiënten, professionals en processen. ‘Een geïntegreerd perspectief is nodig om de kwaliteit van de forensische zorg verder te verbeteren.’
DOCUMENT
In deze afscheidsrede worden verschillende onderwijsthema’s en onderzoeken besproken die in een lectoraatsperiode van 2004 tot 2018 de revue zijn gepasseerd. De kern van het onderzoeksprogramma was, met accentverschillen in de loop der jaren, opgebouwd rond een aantal thema’s, die in dit boek aan de orde komen: − Maatschappelijke, culturele en persoonlijke vorming (Bildung & burgerschap); − Pedagogisch klimaat en omgaan met verschillen; − Samen pedagogisch handelen (ouders, brede school, IKC); − Activerend, onderzoekend en ontwerpend leren. Daarnaast is er aandacht voor onderzoek in en samen met het werkveld, opleiden in de school en beroepsvorming.
DOCUMENT