In Den Haag verblijven zo’n 3.000 Oekraïense ontheemden in de gemeentelijke en particuliere opvang. In dit onderzoek is onderzocht op welke wijze(n) Oekraïense vluchtelingen erin slagen hun weg te vinden in de Haagse samenleving, wat daarbij de rol is van (in-)formele netwerken en wat hun toekomstplannen en verwachtingen zijn. Hiervoor hebben we interviewgesprekken gevoerd met Oekraïense ontheemden en met Nederlandse gastgezinnen die Oekraïners in huis hebben (gehad). Het veldwerk vond plaats van januari tot mei 2023.
DOCUMENT
Voor u ligt een tussenrapportage van een onderzoek naar de opvang van gezinnen na huisuitzetting. De aanleiding hiervoor zijn berichten in de media die lijken te wijzen op een verontrustende toename van het aantal dakloze gezinnen. De staatssecretaris van VWS stelt in haar antwoord op Kamervragen over dit onderwerp eerst te willen inventariseren of er inderdaad sprake is van een toename van dakloze gezinnen en hoeveel van deze gezinnen zich wenden tot de maatschappelijke opvang. In de periode september-december 2008 is een telonderzoek uitgevoerd om een inschatting te kunnen maken van het aantal gezinnen dat in Nederland in 2006 en 2007 na huisuitzetting dakloos is geworden en het aantal gezinnen dat zich heeft aangemeld bij een opvanginstelling. Het telonderzoek bestond uit een inventarisatie van geregistreerde gegevens bij de Federatie Opvang, Aedes vereniging van woningcorporaties en de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) en een enquête die is gehouden onder een groot aantal opvanginstellingen aangesloten bij de Federatie Opvang en de Federatie Evangelische Zorg-Organisaties (FEO). Het telonderzoek omvat 4 vragen. In hoeverre is er sprake van een toe- dan wel afname van het aantal gezinnen dat in 2006 en 2007 uit huis is gezet? Is er sprake van een toe- dan wel afname van het aantal gezinnen dat na of bij dreigende huisuitzetting zich aanmeldt bij een maatschappelijke opvanginstelling? Beschikken de opvanginstellingen over voldoende capaciteit voor de opvang van de gezinnen die zich hebben aangemeld? Hoeveel opvanginstellingen werken samen met ketenpartners ten behoeve van de preventie en opvang van gezinnen voor wie huisuitzetting dreigt?
DOCUMENT
Voor u ligt de rapportage van het tweede deel van een onderzoek naar dakloosheid van gezinnen na huisuitzettingen. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de staatssecretaris van VWS naar aanleiding van Kamervragen over berichten in de media die lijken te wijzen op een verontrustende toename van het aantal dakloze gezinnen. Het eerste deelonderzoek was gericht op een inventarisatie van het aantal gezinnen in Nederland dat in de periode 2006-2007 dakloos is geworden na huisuitzetting en het aantal van deze gezinnen dat zich aanmeldt bij een instelling voor de maatschappelijke opvang. Dit onderzoek resulteerde in het rapport: Het stereotype beeld van een dakloze is dat hij een alleenstaande man is, opvang van gezinnen na huisuitzetting (Kloppenburg, Akkermans, de Graaf & van Doorn, 2009). De onderhavige studie is een verdiepend onderzoek naar de preventie en aanpak van dakloosheid bij gezinnen in de vier centrumgemeenten: Amsterdam, Utrecht, Leeuwarden en Oss.
DOCUMENT
Verkennend onderzoek naar de vraag “Kunnen we binnen de ambitie van Samen voor Ryan, samenwerken op locatie integreren in Samen voor Ryan?”. Op deze vraag is in dit onderzoek geen eenduidig antwoord gekomen. Wel worden er vier perspectieven zichtbaar. Samenwerken binnen de ambitie van SvR wordt omarmt. In de perspectieven wordt zichtbaar dat samenwerken op locatie het beste naar voren komt door samenwerken rondom het kind centraal te stellen. De locatie wordt niet specifiek geduid als plek waar een team mensen aanwezig is en samenwerkt, maar wel een gebied waar mensen werken in verschillende organisaties. Deze mensen weten elkaar op regelmatige basis te vinden omdat men werkt aan het vergroten van de eigen zichtbaarheid door de herkenbaarheid van het gebied en door de koppeling tussen scholen, particuliere kinderopvang, jeugdgezondheidszorg, sociaal werkers. Door dit goed en duidelijk te organiseren werk je aan professionalisering van alle professies, deel je kennis en stel je niet de organisatie, maar het kind en zijn vraag centraal. Het eindrapport over “Samenwerken op locatie” presenteert de resultaten van dit verkennend onderzoek gericht op het verbeteren van de samenwerking tussen professionals in de gemeente Steenwijkerland, met het doel de ondersteuning van kinderen en ouders te optimaliseren binnen het kader van SvR. Het onderzoek, benadrukt de noodzaak van betere integratie en samenwerking van professionals, van onderwijs tot kinderopvang en jeugdgezondheidszorg.
DOCUMENT
Bijlage in Freitag, T., I. Leene en C. Tenhaeff, Buurtgerichte sociale activering. Methodiek voor een gebiedsgerichte aanpak Methodiekbeschrijving voor een gebiedsgerichte aanpak. Buurtgerichte sociale activering/BSA is een methodiek voor lokale overheden, maatschappelijke organisaties en particuliere instellingen om in gezamenlijkheid inhoud te geven aan een gebiedsgerichte vorm van sociale activering. Een kernelement van BSA is de buurt benutten als vindplaats van en springplank voor sociale activering. Dit betekent activering van sociaal kwetsbare buurtbewoners en van de sociale netwerken en voorzieningen in en rond hun omgeving
DOCUMENT
In dit rapport, Nieuwe woonvormen voor bijzondere doelgroepen, staan bewoners centraal die moeite hebben met zelfstandig wonen in een reguliere woning. Ze worden als ‘bijzondere groepen’ aangeduid, in het bijzonder gaat het om daklozen, verslaafden, ex-gedetineerden, psychiatrische patiënten, mensen met een verstandelijke handicap, mishandelde vrouwen, en de beruchte, wat diffuse categorie van ‘de zorgmijders’. Er is een omvangrijk institutioneel circuit die deze groepen helpt met ‘wonen’. In dit institutionele circuit spelen woningcorporaties een belangrijke rol, maar ook zorginstellingen (GGZ, verslavingszorg), reclassering, en instellingen op het terrein van de maatschappelijke opvang (zorg voor daklozen, vrouwenopvang). Genoemde instanties geven de verschillende groepen vormen van ‘woonondersteuning’ of ‘woontoezicht’ in milde en meer straffe varianten. Leidende vraag in Nieuwe woonvormen voor bijzondere doelgroepen is: wat is er te verbeteren op het punt van leren wonen en het geven van maatschappelijke kansen aan deze groepen? Is sociale stijging in hun geval mogelijk? Kunnen ze uit een situatie van afhankelijkheid naar een meer onafhankelijke vorm van wonen groeien? Om die vraag te beantwoorden zijn zes projecten nader bekeken. Projecten die als vernieuwend te boek staan. Woningcorporaties hebben in het geval van (1) Flexibel Wonen, Rotterdam-Rijnmond (2) Nieuwe Energie, Leiden en (3) Begeleid Wonen, Hoogezand, aan de basis van deze nieuwe woonvormen gestaan; het gaat respectievelijk om (1) De Nieuwe Unie/Woonstad Rotterdam, Com- Wonen en PWS, (2) Portaal en (3) Lefier. Maar ook bij Yes, Amsterdam, is een woningcorporatie betrokken (Eigen Haard). In het geval van Omnizorg ligt het initiatief bij de gemeente, en ’t Groene Sticht is een burgerinitiatief.
DOCUMENT
Deze telling brengt dak- en thuisloosheid in regio Gelderland-Zuid in beeld. Daarbij is gebruik gemaakt van een nieuwe telmethode en een voor Nederland nieuwe definitie: ETHOS-Light. Het gaat hier om een daadwerkelijke telling van dak- en thuisloze personen die werd uitgevoerd door medewerkers van organisaties die met dak- en thuisloze personen in contact staan. Voor het eerst zijn in deze regio ook kinderen, mensen ouder dan 65 jaar, mensen zonder verblijfspapieren en mensen in een grote verscheidenheid aan leefsituaties van dak- en thuisloosheid in beeld gebracht. De telling geeft inzicht in het aantal dak- en thuisloze personen in de regio, de grote diversiteit aan leefsituaties van deze mensen en hun profielkenmerken. Uit de resultaten blijkt dat het betrekken van organisaties die zich niet specifiek richten op dak- en thuisloosheid van cruciaal belang is om zicht te krijgen op alle dak- en thuisloze personen. Ongeveer de helft van de getelde personen kwam namelijk via deze organisaties in beeld.
DOCUMENT
Full text via link. Tien jaar geleden bestonden ze nog niet. Inmiddels zijn voedselbanken niet meer weg te denken. Deze week wordt een Utrechts onderzoek gepresenteerd. Is effectief armoedebeleid nog denkbaar zonder dit nieuwerwetse burgerinitiatief? Nee, zeggen de onderzoekers. Maar kwetsbaar zijn ze wel.
LINK
Deze telling brengt dak- en thuisloosheid in regio West-Friesland in beeld. Daarbij is gebruik gemaakt van een nieuwe telmethode en een voor Nederland nieuwe definitie: ETHOS-Light. Het gaat hier om een daadwerkelijke telling van dak- en thuisloze personen die werd uitgevoerd door medewerkers van organisaties die met dak- en thuisloze personen in contact staan. Voor het eerst zijn in deze regio ook kinderen, mensen ouder dan 65 jaar, mensen zonder verblijfspapieren en mensen in een grote verscheidenheid aan leefsituaties van dak- en thuisloosheid in beeld gebracht. De telling geeft inzicht in het aantal dak- en thuisloze personen in de regio, de grote diversiteit aan leefsituaties van deze mensen en hun profielkenmerken. Uit de resultaten blijkt dat het betrekken van organisaties die zich niet specifiekrichten op dak- en thuisloosheid van cruciaal belang is om zicht te krijgen op alle dak- en thuisloze personen. Ongeveer de helft van de getelde personen kwam namelijk via deze organisaties in beeld.
DOCUMENT
Deze telling brengt dak- en thuisloosheid in regio Breda in beeld. Daarbij is gebruik gemaakt van een nieuwe telmethode en een voor Nederland nieuwe definitie: ETHOS-Light. Het gaat om een daadwerkelijke telling van dak- en thuisloze personen die werd uitgevoerd door medewerkers van organisaties die met dak- en thuisloze mensen in contact staan. Voor het eerst zijn in regio Breda ook kinderen, mensen ouder dan 65 jaar, mensen zonder verblijfspapieren en mensen in een grote verscheidenheid aan leefsituaties van daken thuisloosheid in beeld gebracht. De telling geeft inzicht in het aantal dak- en thuisloze personen in de regio, de grote diversiteit aan leefsituaties van deze mensen en hun profielkenmerken. Uit de resultaten blijkt dat het betrekken van organisaties die zich niet specifiek richten op dak- en thuisloosheid van cruciaal belang is om zicht te krijgen op alle dak- en thuisloze personen. Meer dan de helft van de getelde personen kwam via deze organisaties in beeld.
DOCUMENT