Background: In Turkey, nursing care in hospitals has gradually included more older patients, resulting in a need for knowledgeable geriatric nurses. It is unknown, however, whether the nursing workforce is ready for this increase. Therefore, the aim of this study is to validate the Knowledge about Older Patients Quiz (KOPQ) in the Turkish language and culture, to describe Turkish hospital nurses’ knowledge about older patients, and to compare levels of knowledge between Turkish and Dutch hospital nurses. Conclusions: The KOPQ-TR is promising for use in Turkey, although psychometric validation should be repeated using a better targeted sample with a larger ability variance to adequately assess the Person Separation Index and Person Reliability. Currently, education regarding care for older patients is not sufficiently represented in Turkish nursing curricula. However, the need to do so is evident, as the results demonstrate that knowledge deficits and an increase in older patients admitted to the hospital will eventually occur. International comparison and cooperation provides an opportunity to learn from other countries that currently face the challenge of an aging (hospital) population.
MULTIFILE
Thirty to sixty per cent of older patients experience functional decline after hospitalisation, associated with an increase in dependence, readmission, nursing home placement and mortality. First step in prevention is the identification of patients at risk. The objective of this study is to develop and validate a prediction model to assess the risk of functional decline in older hospitalised patients.
BackgroundHigh-flow nasal oxygen (HFNO) is increasingly used in patients with acute hypoxemic respiratory failure. It is uncertain whether a broadened Berlin definition of acute respiratory distress syndrome (ARDS), in which ARDS can be diagnosed in patients who are not receiving ventilation, results in similar groups of patients receiving HFNO as in patients receiving ventilation.MethodsWe applied a broadened definition of ARDS in a multicenter, observational study in adult critically ill patients with acute hypoxemic respiratory failure due to coronavirus disease 2019 (COVID-19), wherein the requirement for a minimal level of 5 cm H2O PEEP with ventilation is replaced by a minimal level of airflow rate with HFNO, and compared baseline characteristics and outcomes between patients receiving HFNO and patients receiving ventilation. The primary endpoint was ICU mortality. We also compared outcomes in risk for death groups using the PaO2/FiO2 cutoffs as used successfully in the original definition of ARDS. Secondary endpoints were hospital mortality; mortality on days 28 and 90; need for ventilation within 7 days in patients that started with HFNO; the number of days free from HFNO or ventilation; and ICU and hospital length of stay.ResultsOf 728 included patients, 229 patients started with HFNO and 499 patients with ventilation. All patients fulfilled the broadened Berlin definition of ARDS. Patients receiving HFNO had lower disease severity scores and lower PaO2/FiO2 than patients receiving ventilation. ICU mortality was lower in receiving HFNO (22.7 vs 35.6%; p = 0.001). Using PaO2/FiO2 cutoffs for mild, moderate and severe arterial hypoxemia created groups with an ICU mortality of 16.7%, 22.0%, and 23.5% (p = 0.906) versus 19.1%, 37.9% and 41.4% (p = 0.002), in patients receiving HFNO versus patients receiving ventilation, respectively.ConclusionsUsing a broadened definition of ARDS may facilitate an earlier diagnosis of ARDS in patients receiving HFNO; however, ARDS patients receiving HFNO and ARDS patients receiving ventilation have distinct baseline characteristics and mortality rates.Trial registration: The study is registered at ClinicalTrials.gov (identifier NCT04719182).
MULTIFILE
Patiëntdata uit vragenlijsten, fysieke testen en ‘wearables’ hebben veel potentie om fysiotherapie-behandelingen te personaliseren (zogeheten ‘datagedragen’ zorg) en gedeelde besluitvorming tussen fysiotherapeut en patiënt te faciliteren. Hiermee kan fysiotherapie mogelijk doelmatiger en effectiever worden. Veel fysiotherapeuten en hun patiënten zien echter nauwelijks meerwaarde in het verzamelen van patiëntdata, maar vooral toegenomen administratieve last. In de bestaande landelijke databases krijgen fysiotherapeuten en hun patiënten de door hen zelf verzamelde patiëntdata via een online dashboard weliswaar teruggekoppeld, maar op een weinig betekenisvolle manier doordat het dashboard primair gericht is op wensen van externe partijen (zoals zorgverzekeraars). Door gebruik te maken van technologische innovaties zoals gepersonaliseerde datavisualisaties op basis van geavanceerde data science analyses kunnen patiëntdata betekenisvoller teruggekoppeld en ingezet worden. Wij zetten technologie dus in om ‘datagedragen’, gepersonaliseerde zorg, in dit geval binnen de fysiotherapie, een stap dichterbij te brengen. De kennis opgedaan in de project is tevens relevant voor andere zorgberoepen. In dit KIEM-project worden eerst wensen van eindgebruikers, bestaande succesvolle datavisualisaties en de hiervoor vereiste data science analyses geïnventariseerd (werkpakket 1: inventarisatie). Op basis hiervan worden meerdere prototypes van inzichtelijke datavisualisaties ontwikkeld (bijvoorbeeld visualisatie van patiëntscores in vergelijking met (beoogde) normscores, of van voorspelling van verwacht herstel op basis van data van vergelijkbare eerdere patiënten). Middels focusgroepinterviews met fysiotherapeuten en patiënten worden hieruit de meest kansrijke (maximaal 5) prototypes geselecteerd. Voor deze geselecteerde prototypes worden vervolgens de vereiste data-analyses ontwikkeld die de datavisualisaties op de dashboards van de landelijke databases mogelijk maken (werkpakket 2: prototypes en data-analyses). In kleine pilots worden deze datavisualisaties door eindgebruikers toegepast in de praktijk om te bepalen of ze daadwerkelijk aan hun wensen voldoen (werkpakket 3: pilots). Uit dit 1-jarige project kan een groot vervolgonderzoek ‘ontkiemen’ naar het effect van betekenisvolle datavisualisaties op de uitkomsten van zorg.
The main objective is to write a scientific paper in a peer-reviewed Open Access journal on the results of our feasibility study on increasing physical activity in home dwelling adults with chronic stroke. We feel this is important as this article aims to close a gap in the existing literature on behavioral interventions in physical therapy practice. Though our main target audience are other researchers, we feel clinical practice and current education on patients with stroke will benefit as well.
Chronische pijn is een groot, complex en duur probleem en heeft een grote impact op de kwaliteit van leven van patiënten, dagelijks functioneren, stemming en ziekteverzuim. Er zijn verschillende interventies ontwikkeld die met name gericht zijn op het beïnvloeden en veranderen van het gedrag waarbij zelfmanagement een belangrijke rol speelt. Echter het bestendigen van resultaten op lange termijn blijkt een groot probleem en leidt zelfs tot terugval naar “oud” gedrag waardoor patiënten opnieuw vaak kostbare hulp gaan zoeken. Er zijn twee additionele interventies ontwikkeld in een eerder RAAK-project (SOLACE) ter voorkoming van deze terugval: “Do It Your Self” en “Waarde gerichte Doelen” , echter de werkzaamheid van deze interventies op de lange termijn is niet onderzocht. Een eerste feasibility studie lijkt veelbelovend met positieve effecten naar de bruikbaarheid van deze interventies in de betrokken revalidatiecentra. Vanuit dit werkveld maar ook vanuit de patiënten kwam nadrukkelijk de vraag om deze interventies op effectiviteit te toetsen. Dit heeft geleid tot de onderzoeksvraag; “Is een additionele interventie (do it yourself en/of waarde gerichte doelen) gericht op het blijven toepassen van aangeleerde vaardigheden na een succesvol doorlopen pijn programma effectief in het bestendigen van de resultaten op de lange termijn en leidt dit tot een afname van het zorggebruik.” Het onderzoek wordt uitgevoerd in twee werkpakketten; (1) het ontwikkelen van een bruikbare app voor de ontwikkelde interventies in samenwerking met DIO Design en (2) een effectiviteit studie in de revalidatiecentra Adelante in Hoensbroek en Maastricht, Libra R&A locatie Weert en Heliomare Revalidatie in Wijk aan Zee. De doelstelling van het consortium is om de samen met zorgprofessionals, patiënten, beroepsvereniging en ontwerpers een product ter voorkoming van terugval verder te ontwikkelen en te toetsen. Na afronding van dit project zijn de op effectiviteit getoetste additionele interventies, DIY en WD, klaar om landelijk te worden uitgerold.