In our work as lecturers, teachers, researchers, coaches or managers in a university of applied sciences, we do feel that the amount and variety of societal challenges on higher vocational education (HVE) is growing. Institutions in HE are in a process of transforming from traditional ‘either or’ research or education institutions into more complex hybrid knowledge institutions. Nowadays, universities of applied sciences (as institutions for HVE) in The Netherlands have three main objectives: providing education, conducting practice-oriented research to add to the professional knowledge base, and contributing to innovation in the professional fields of work. Education, research and innovation form the three pillars in the strategy of Dutch Universities of Applied Sciences (Educational Council of The Netherlands, 2015). These changing societal demands form an impetus for educational reform and innovation at both organizational and individual employee levels (Cummings & Shin, 2014). Changes in context and roles lead to questions: As a teacher/lecturer/researcher, how do I relate to the different stakeholders? What is the real meaning of being a ‘good’ lecturer or researcher in creating added values, and for whom? Some propose that the new challenges concern everybody and thus should be everyone’s job. But when everything becomes everyone’s job, how can we really realize the required added values? Others promote a more differentiated approach of accurately fitting talents and tasks to create the flow and employee satisfaction that is needed to realize the desired outcomes. But then how do we work together and cooperate with such an individualistic approach? These opposing positions in the discourse concern the question of how to define the ‘professional me’ amongst the ‘we’. In other words, the challenge is how we define and navigate our professional identities within the context of a dynamic multiple-identity organization with increasing pressures for professional diversity (Foreman & Whetten, 2002; Aangenendt, 2015).
Dat technologie goed is voor de economie, dat is al eerder gesuggereerd. Maar is technologie ook goed voor het sociale van onze samenleving? We zijn digitaal en worden steeds digitaler, worden we er nu ook sociaal beter van? En hoe kun je technologie gebruiken om de sociale kwaliteit te verhogen? Met deze vragen worstelde Digistein de afgelopen jaren. In deze publicatie wordt verslag gedaan van dat experiment. Digistein is een van de vier landelijke pilotprojecten geweest waarin gekxperimenteerd werd met ICT als drager van sociale interventies, van maatschappelijke ontwikkeling.
Herontwikkelen van industrieel erfgoed vereist grondig onderzoek naar de bouw- en gebruiksgeschiedenis van dat erfgoed, en een kaart met alle waardevolle details. Anders gaat teveel verloren bij herontwikkelingen, concludeert HU-docent Kees Geevers in zijn promotieonderzoek aan de TU Delft. Hij pleit voor nieuwe richtlijnen
Deze popup-up aanvraag richt zich op (a) wetenschappelijk onderzoek naar de potentie en mogelijkheden voor opschaling van Mobility as a Service (MaaS) platformen, (b) organisatie en ontwikkeling van een generiek MaaS platform en (c) kennisoverdracht tussen SURF en het IMS. Het doel van het wetenschappelijk onderzoek behelst ex-ante en ex post onderzoek naar verschillende voorkeuren van gebruikers en niet-gebruikers van verschillende mobiliteitsdiensten (ridesharing, car sharing, bike sharing) in Strijp-S in Eindhoven en het Paleiskwartier in ‘s-Hertogenbosch. Het gaat om het in kaart brengen van voorkeuren en barrières voorafgaand aan de start van de MaaS pilots (nulmetig) en na afloop van de pilots (1-meting). De MaaS pilots in Strijp-S en het Paleiskwartier hebben vergelijkbare doelen, maar betreffen verschillende gebieden met sterk verschillende doelgroepen voor de introductie van MaaS. Strijp-S bevat veel jongeren, creatieven en start-ups, creatieven. Het Paleiskwartier in ‘s-Hertogenbosch is een demografisch gemengde wijk met enkele hbo-onderwijsinstellingen en een mix aan kleine en grote bedrijven (zoals het Jeroen Bosch Ziekenhuis). Daarnaast gaan we in het Paleiskwartier onderzoeken of gamificatie-strategieën kunnen helpen bij het bereiken van potentiele gebruikersgroepen (bewoners, bedrijven, bezoekers, studenten). Gamificatie is nog niet eerder toegepast in een MaaS platform. Dit voorstel brengt een verbinding en maakt samenwerking mogelijk tussen het SURF SCRIPTS project en het Innovatieprogramma Mobiele Stad (IMS).
De broccoliteelt kampt momenteel met uitdagingen op het gebied van personeel en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Het wordt steeds lastiger om (tijdelijk) personeel te vinden om het fysiek zware en belastende werk van de broccoli-oogst uit te voeren. Tegelijkertijd is er toenemende (internationale en maatschappelijke) druk om minder gewasbeschermingsmiddelen in te zetten voor de broccoliteelt. Om deze uitdagingen op een duurzame wijze te kunnen oplossen, wordt er gekeken naar het gebruik van precisietechnologieën en data in de broccoliteelt. Het initiatief is opgezet door Vollegrondsgroente.net om meer praktijkkennis en ervaring op te doen voor een meer duurzame broccoli-oogst. De huidige machines die mechanisch oogsten houden geen rekening met de grootte van de kroon, maar oogsten alle planten, waaronder ook planten met een onvolgroeide kroon. Hierdoor kan slechts 50% van de geoogste broccoli daadwerkelijk als kwaliteitsproduct op de versmarkt gebracht worden. Door het gebruik van precisietechnologieën en data kan er selectiever worden gekeken naar de broccoliteelt, waardoor er over het geheel minder uitval, een hogere opbrengst en minder verspilling van middelen zullen zijn. Dit project is een vervolg op het KIEM.K20.01.078 project waarin een haalbaarheidsstudie is verricht naar de mogelijkheden voor precisielandbouw in de broccoliteelt. In het KIEM project is gekozen voor focus op de oogsthandeling, waar meer dan 50% van de teeltkosten mee gemoeid is. In dit project breiden we het projectteam uit met meer kwekers, teelt-experts en machinebouwers, en willen we verder inzoomen op en kijken naar concrete mogelijkheden voor het realiseren van selectief oogsten: 1.Localiseren en classificeren van broccoli op oogstrijpheid door middel van (beeld)sensoren; 2.Onderzoeken van mogelijkheden voor het mechanisch selectief oogsten van broccoli; 3.Realiseren van een autonoom platform voor dataverzameling, oogsten en verwerken; 4.Verkennen van toepassingen van precisietechnologie bij andere vollegrondsgroente.
De 21e eeuw is de eeuw van transformaties. Vooral in het maatschappelijk domein zijn momenteel veel vernieuwingsopgaven gaande, zoals in de jeugd- en gezondheidszorg, de stedelijke samenleving en het onderwijs. Transformaties kunnen worden gezien als vormen van vernieuwing en verandering waarbij de intentie is de oude situatie in zijn essentie te veranderen. Er is behoefte aan een nieuwe situatie waarin mensen vanuit vernieuwende zienswijzen, visies en waarden opereren en waarde creëren. Zulke transformaties zijn uitdagend, onder meer omdat de nieuwe situatie zich nog moet vormen. Mensen kunnen het ‘nieuwe en onbekende’ van nature niet zomaar verbeelden, laat staan omarmen. Een interessante ontwikkeling in dat licht is de opkomst van design thinking met als doel vraagstukken vanuit alternatieve zienswijzen te ‘ontknopen’ en te komen tot vernieuwende oplossingen. Zo’n oplossing is vaak een ontwerp (‘design’) die een concrete invulling van de nieuwe situatie kan zijn. Hoewel design thinking in toenemende mate wordt toegepast, vraagt transformeren om meer dan dat. Transformeren is mensenwerk en komt in essentie ook neer op vaardigheden als mensen inspireren, verbinden en mobiliseren. Om de nodige vernieuwingsopgaven in het maatschappelijk domein succesvol te realiseren, is het essentieel beter te begrijpen hoe zowel design thinking als de nodige verandervaardigheden elkaar kunnen versterken om het succes van een transformatie te vergroten. Het doel van deze postdoc is om hier meer inzicht in te krijgen. Vergelijkende case studies staan centraal om inzicht te krijgen in hoe transformaties succesvol kunnen worden vormgegeven en op welke manier design thinking en verandervaardigheden daarin bepalend zijn. Daarvoor worden twee succesvolle en een minder succesvolle case geselecteerd. Deze laatste contrasterende case helpt niet alleen om het empirisch bewijs voor succesbepalende factoren te vergroten, maar ook om aan de hand van ‘ontwerpgericht onderzoek’ bij te dragen aan het beter vormgeven van de transformatie van de minder succesvolle case.