Executive Summary - Temperatures across the Middle East region are predicted to increase by 3°C by 2050 - Warming will be felt more in cities because of the urban heat island (UHI) effect, causing heat-related health problems - City planning and management regimes are often disconnected from disaster risk and resilience building and legislation is lacking - Lacking data and information sharing across multiple levels of governance hamper heatwave warning systems - Urban building projects lead to a soaring demand for cooling systems - Traditional adaptations such as street grid design, wind catchers and mashrabiya screens could be used more - Policy response should include national Heat Health Action Plans that are translated into Local Heat Plans, coordinated and implemented by local governments
MULTIFILE
Uit recente KNMI-scenario’s blijkt dat door klimaatverandering de temperatuur blijft stijgen. Hevige regenbuien, meer tropische dagen en hittegolven zijn het gevolg. Er krijgen meer mensen last van het stedelijk hitte-eiland effect (UHI-effect), met als gevolg een bedreiging voor de gezondheid, verlaging arbeidsproductiviteit, welzijn en zelfs een risico op verhoogde sterfte. Het aanleggen van groene daken en gevels zijn, naast het planten van bomen en struiken, maatregelen om het UHI-effect te verminderen. Modelmatig kan het UHI-effect op straatniveau al bepaald worden, echter de bijdrage van groene daken en gevels wordt daar nog niet in meegenomen. Het practoraat ‘water en bodem’ van Yuverta, aangevuld met de expertise van het practoraat ‘groene leefbare stad’ van Yuverta en het lectoraat Klimaatrobuuste landschappen van HAS green academy doen in deze samenwerking, onderzoek naar het daadwerkelijke effect van groene daken en gevels op het UHI-effect op straatniveau in de stad. Er worden drie fieldlabs ingericht met sensoren op groene daken en gevels en op straatniveau, en vergeleken met nabijgelegen traditionele grijze daken en gevels. Hiermee wil GroenDakCoach antwoord geven op de steeds vaker gestelde vraag hoe groot de bijdrage van groene daken en gevels is in het verminderen van het UHI-effect op straat. Tygron wil met dit onderzoek dat haar digital twin-software, inclusief UHI-model nog beter toepasbaar is voor overheden en adviesbureaus bij ontwikkelingen rondom de (her-)inrichting van de openbare ruimte met klimaatadaptieve maatregelen. De resultaten worden via een digital twin hittestress-demonstrator gedeeld en besproken met de betrokken gemeenten van de fieldlabs, zodat deze kennis ingezet kan worden bij haar klimaatadaptatie-beleid. Daarnaast wordt de demonstrator ingezet bij participatie¬bijeenkomsten om de toegevoegde waarde en mogelijkheden van klimaatadaptieve maatregelen, zoals groene daken en gevels, inzichtelijk te maken en zo tot de gewenste gedragsverandering te komen.
AchtergrondKlimaatverandering brengt risico’s voor de stedelijke omgeving met zich mee zoals hittestress, wateroverlast en langdurige droogte met schade aan infrastructuur. Binnen de stedelijke omgeving nemen bedrijventerreinen een bijzondere positie in: ze beslaan circa 20% van het bebouwde gebied.Bedrijventerreinen zijn grotendeels verhard, met weinig groen. Daardoor zijn de effecten van klimaatverandering hier vaak groter dan in andere bebouwde gebieden.De gevoeligheid van bedrijventerreinen voor klimaatverandering impliceert risico’s voor de terreinen zelf en voor de omgeving.Wateroverlast door intensieve neerslag, verlaging arbeidsproductiviteit door hitte en mogelijke schaarste van (proces)water door langdurige droogte zijn voorbeelden van bedreigingen die voor ondernemers urgenter worden. Bovendien hebben bedrijventerreinen, vanwege hun inrichting en ligging, een relatief grote impact op water, leefomgeving en biodiversiteit in de stad.Vanwege het grote verharde oppervlak en relatief weinig eigenaren (groot oppervlak per eigenaar), lijken er juist op bedrijventerreinengrote klimaatadaptieve kansen aanwezig te zijn. Vergroening van bedrijventerreinen lijkt een sleutelpositie in te nemen bij het integraalklimaatadaptief maken van deze terreinen. Vergroening heeft de potentie om hittestress te verminderen, biodiversiteit te versterken en het werk- en vestigingsklimaat voor bedrijven te verbeteren.Omdat het grootste deel van het oppervlak van bedrijventerreinen particulier bezit is, zijn het de ondernemers en vastgoedeigenaren die de klimaatadaptieve maatregelen uiteindelijk moeten implementeren en onderhouden. Dit vereist een effectieve publiek-private samenwerking met als doel: lagere klimaatrisico’s, een duurzaam economisch perspectief, lagere beheerkosten voor infrastructuur, een prettige en gezonde werkomgeving. De vraag is hoe deze samenwerking kan worden geïnitieerd en vorm kan worden gegeven.OnderzoekDe uitdagingen maar vooral de kansen voor samenwerking rond klimaatadaptatie op bedrijventerreinen zijn onderzocht door eenconsortium tussen twee hogescholen, vijf gemeenten, drie waterschappen, drie groenbedrijven (mkb) en een milieufederatie. De volgende hoofdvraag stond centraal in het onderzoek:Wat is een effectieve werkwijze voor overheden om samen met ondernemers bedrijventerreinen klimaatadaptief temaken en waarvan is deze effectiviteit afhankelijk?Deze hoofdvraag is op te splitsen in de volgende deelvragen:1. Wat zijn knelpunten en kansen om integrale klimaatadaptieve maatregelen te verenigen met ambities en belangen van ondernemers en overheden? 2. Wat zijn (kosten)effectieve integrale maatregelen en van welke factoren of omstandigheden is de effectiviteit en (meer)waarde afhankelijk?3. Welke factoren belemmeren of stimuleren de implementatie van integrale maatregelen op bedrijventerreinen en hoe kan door samenwerking de implementatie worden bevorderd?Het onderzoek heeft plaatsgevonden op vijf bedrijventerreinen inNoord Nederland, volgens een Living Lab aanpak:. een traject waarinondernemers, overheden, onderwijs en andere belanghebbendensamenwerken aan een complex vraagstuk. In dit geval integralevergroening en klimaatbestendig maken van bestaande terreinen.Het Ecomunitypark, een groen en duurzaam werklandschap van 17hectare in Oosterwolde, is in het onderzoek betrokken als groenebenchmark-locatie. Tijdens het onderzoek is samengewerkt metondernemers en bedrijvenverenigingen.3ResultatenBedrijventerreinen zijn sterk versteend, veel oppervlak is privaat eigendomMet behulp van openbare data, modelberekeningen en ruimtelijkestatistiek zijn verschillende kenmerken van de fysieke omgeving in kaartgebracht: clusters van verharding en groen, mate van afvloeiing, risico opwateroverlast, en eigendomssituatie. Uit de analyses blijkt dat 60 – 80% vanhet oppervlak op de bedrijventerreinen verhard is en dat 75 – 82% van hetoppervlak in particulier bezit is.Door de verschillende ruimtelijke kenmerken op een kaart te integrerenontstaat inzicht in de locaties waar zich (voor klimaatverandering) demeest kwetsbare en de minst kwetsbare locaties bevinden. De analysestonen veelal dat de minst kwetsbare gebieden veelal publiek terreinbetreft, en de meest kwetsbare oppervlaktes in particulier bezit zijn.Dit suggereert dat de meeste impact kan worden gemaakt door juist opparticulier terrein groenmaatregelen te nemen.Bedrijventerreinen kunnen hitte eilanden wordenUit de resultaten blijkt dat bedrijventerreinen stedelijke hitte-eilanden(UHI’s) kunnen worden tijdens warme zomerdagen. Tijdens een hittegolfin augustus 2022 was het in de late avond (21.00 – 23.59 uur) tot bijna5 graden warmer op bedrijventerreinen die sterk versteend zijn, invergelijking tot het buitengebied. Op het Ecomunitypark in Oosterwolde,een werklandschap met veel groen, bleek het hitte-eiland-effect beperkttot ruim 2 °C. De resultaten suggereren dat meer groen resulteert in eenafname van het UHI-effect van circa 0,7 °C per 10% meer groen oppervlak.Daarbij wordt aangetekend dat de meeste mensen overdag aan het werkzijn, en niet in het tijdvak met de meeste uitstraling (21:00 - 23:59 uur).Biodiversiteit is met eenvoudige maatregelen te stimulerenOm een beeld te krijgen van de biodiversiteit is gekeken naar de huidigesituatie van de soortenrijkdom aan flora en fauna en de hoeveelheidbiomassa bij de aangetroffen vliegende insecten op de verschillendebedrijventerreinen. In totaal zijn op de zes bedrijventerreinen 323 soortenlage vegetatie, 51 soorten bomen, 43 soorten struiken, 56 soorten vogels,20 soorten libellen, 16 soorten dagvlinders, 4 soorten zoogdieren, 4 soortenamfibieën en 29 soorten insecten aangetroffen.Op alle bedrijventerreinen had de fysieke omgeving (habitat) invloed opde biodiversiteit. Met statistische modellen is getoetst welke factorenvan invloed zijn op de lage vegetatiesoorten. Met Z-scores is berekend ofmeetpunten onder gemiddeld, net boven gemiddeld en bovengemiddeldscoren. Op basis van de resultaten zijn haalbare streefbeeldengeïdentificeerd: locaties met de meeste biodiversiteit. Dit biedt handvattenom laag scorende meetpunten binnen een bedrijventerrein aan te passennaar de omstandigheden van hoog scorende locaties. Dit kan ervoorzorgen dat de biodiversiteit wordt vergroot.De baten van groen zijn veelzijdigMet als doel het gesprek stimuleren over (verdeling van) kosten enbaten van (klimaatadaptatie door) groenmaatregelen is een kengetallenkostenbaten-analyse (KKBA) uitgevoerd. In deze analyse is voor deverschillende bedrijventerreinen de huidige situatie (0-alternatief)vergeleken met een (denkbeeldig) alternatief waarin substantieel meergroen wordt gerealiseerd, namelijk vergroening van dertig procent van hetverharde oppervlak waarvan de helft (15%) door middel van de aanleg vangroene daken, de andere helft (15%) door de aanleg van wadi’s. De KKBAvergelijkt de netto constante waarde over een termijn van 30 jaar.De uitkomsten van onze KKBA berekeningen suggereren dat vergroeningloont: de baten overstijgen de kosten, zowel monetair als niet monetair.We gebruiken hier bewust de term ‘suggereren’ omdat de uitkomstenvan de monetaire kosten- en baten berekeningen resultanten zijn vande aannames die zijn gehanteerd met betrekking tot de verschillendeinputparameters. De snelheid en mate van klimaatverandering zijnonzeker. Datzelfde geldt voor de effecten van klimaatverandering opbedrijven, bedrijventerreinen en de omgeving, voor de verschillendedomeinen: arbeidsproductiviteit, welzijn en gezondheid, fysieke overlastdoor hitte en water, waarde van onroerend goed, biodiversiteit etc..4Tenslotte: realisatie van meer groen en klimaatadaptatie in de praktijkHet Raak Publiek onderzoek Klimaatadaptieve Bedrijventerreinenheeft aangetoond dat klimaatadaptatie via vergroening van bestaandebedrijventerreinen voordelen biedt, die zowel de belangen vanbedrijven als van de samenleving kunnen dienen. Implementatie van(groen)maatregelen op bedrijventerreinen behoeft samenwerkingtussen overheden en ondernemers. Verder heeft het project duidelijkgemaakt dat het klimaatadaptief maken en vergroenen van bestaandebedrijventerreinen maatwerk is. Een uniforme werkwijze is daarom nietadequaat, maar op basis van de bevindingen kunnen wel do’s en dont’sworden afgeleid, primair voor overheden. De do’s en dont’s zijn gerichtop pioritering, initiatie, faciliteren, organisatie en communicatie rondvergroening van bedrijventerreinen, onder andere:• Het initiëren en stimuleren van showcases;• Het communiceren over waarom vergroening belangrijk is in ‘taal’van ondernemers;• Het faciliteren met kennis, en mogelijke subsidies;• Het faciliteren door een contactpersoon tussen gemeente enbedrijvenverenigingen;• Het stimuleren van een goede organisatiegraad vanbedrijvenverenigingen;• Het maken van verbindingen tussen beleidsterreinen, tenbehoeve van een integrale scope, met zicht op koppelkansen.
DOCUMENT
“Empowering learners to create a sustainable future” This is the mission of Centre of Expertise Mission-Zero at The Hague University of Applied Sciences (THUAS). The postdoc candidate will expand the existing knowledge on biomimicry, which she teaches and researches, as a strategy to fulfil the mission of Mission-Zero. We know when tackling a design challenge, teams have difficulties sifting through the mass of information they encounter. The candidate aims to recognize the value of systematic biomimicry, leading the way towards the ecosystems services we need tomorrow (Pedersen Zari, 2017). Globally, biomimicry demonstrates strategies contributing to solving global challenges such as Urban Heat Islands (UHI) and human interferences, rethinking how climate and circular challenges are approached. Examples like Eastgate building (Pearce, 2016) have demonstrated successes in the field. While biomimicry offers guidelines and methodology, there is insufficient research on complex problem solving that systems-thinking requires. Our research question: Which factors are needed to help (novice) professionals initiate systems-thinking methods as part of their strategy? A solution should enable them to approach challenges in a systems-thinking manner just like nature does, to regenerate and resume projects. Our focus lies with challenges in two industries with many unsustainable practices and where a sizeable impact is possible: the built environment (Circularity Gap, 2021) and fashion (Joung, 2014). Mission Zero has identified a high demand for Biomimicry in these industries. This critical approach: 1) studies existing biomimetic tools, testing and defining gaps; 2) identifies needs of educators and professionals during and after an inter-disciplinary minor at The Hague University; and, 3) translates findings into shareable best practices through publications of results. Findings will be implemented into tangible engaging tools for educational and professional settings. Knowledge will be inclusive and disseminated to large audiences by focusing on communication through social media and intervention conferences.