Tot in de jaren negentig van de vorige eeuw is er sprake van een gebrek aan aandacht voor de somatische problemen van psychiatrische en verslaafde patiënten in instellingen voor ggz en maatschappelijke opvang. Ook ontbreekt het aan een goede ketensamenwerking met betrekking tot deze problematiek. Binnen een samenwerkingsverband van de gemeente Utrecht, zorginstellingen en huisartsen is deze gebrekkige aandacht in de afgelopen tien jaar een belangrijk thema geweest, uiteindelijk (in 2012) resulterend in de Utrechtse Somatische Screeningslijst. Met deze screening wordt beoogd somatische gezondheidsproblemen vroegtijdig te signaleren. Daarmee kan een beter beeld gevormd worden van de gezondheid van de patiënten en kan de huisarts eerder worden ingeschakeld. De eerste afgenomen screenings laten zien dat veelvoorkomende klachten en aandoeningen bij deze patiënten zijn: ondergewicht, COPD- en andere longklachten, pijnklachten, epileptische aanvallen en huidaandoeningen. Veel patiënten dragen een gebitsprothese. De verpleegkundigen ervaren de screening als een positieve ontwikkeling binnen hun vakgebied. Er zijn echter ook knelpunten aan te merken. Besloten is de USS bij te stellen, op basis van de eerste bevindingen en van een enquête onder degenen die ervaring met het instrument hebben opgedaan. Met de aangepaste lijst wordt een onderzoek uitgevoerd binnen Victas.
DOCUMENT
Full text beschikbaar met HU-account Hoofdstuk 6 in Handboek forensische verslavingszorg. 6.1 Inleiding 129 6.2 De reclassering: doelen, kerntaken en hun achtergrond 131 6.3 De reclassering: instrumentarium bij diagnose & advies 136 6.4 Reclassering in ontwikkeling 140 6.5 Slotbeschouwing 143 Literatuur 143
LINK
In dit rapport, Nieuwe woonvormen voor bijzondere doelgroepen, staan bewoners centraal die moeite hebben met zelfstandig wonen in een reguliere woning. Ze worden als ‘bijzondere groepen’ aangeduid, in het bijzonder gaat het om daklozen, verslaafden, ex-gedetineerden, psychiatrische patiënten, mensen met een verstandelijke handicap, mishandelde vrouwen, en de beruchte, wat diffuse categorie van ‘de zorgmijders’. Er is een omvangrijk institutioneel circuit die deze groepen helpt met ‘wonen’. In dit institutionele circuit spelen woningcorporaties een belangrijke rol, maar ook zorginstellingen (GGZ, verslavingszorg), reclassering, en instellingen op het terrein van de maatschappelijke opvang (zorg voor daklozen, vrouwenopvang). Genoemde instanties geven de verschillende groepen vormen van ‘woonondersteuning’ of ‘woontoezicht’ in milde en meer straffe varianten. Leidende vraag in Nieuwe woonvormen voor bijzondere doelgroepen is: wat is er te verbeteren op het punt van leren wonen en het geven van maatschappelijke kansen aan deze groepen? Is sociale stijging in hun geval mogelijk? Kunnen ze uit een situatie van afhankelijkheid naar een meer onafhankelijke vorm van wonen groeien? Om die vraag te beantwoorden zijn zes projecten nader bekeken. Projecten die als vernieuwend te boek staan. Woningcorporaties hebben in het geval van (1) Flexibel Wonen, Rotterdam-Rijnmond (2) Nieuwe Energie, Leiden en (3) Begeleid Wonen, Hoogezand, aan de basis van deze nieuwe woonvormen gestaan; het gaat respectievelijk om (1) De Nieuwe Unie/Woonstad Rotterdam, Com- Wonen en PWS, (2) Portaal en (3) Lefier. Maar ook bij Yes, Amsterdam, is een woningcorporatie betrokken (Eigen Haard). In het geval van Omnizorg ligt het initiatief bij de gemeente, en ’t Groene Sticht is een burgerinitiatief.
DOCUMENT
Forensisch sociale professionals hebben een cruciale rol in de trajecten van cliënten met verslavingsproblematiek. Veel onderzoek naar de effectiviteit van het forensische werk gaat over methodieken (‘what works’), er is relatief weinig bekend over de persoon van forensisch sociale professional en diens persoonlijke stijl en opvattingen (‘who works’). Wat zijn bijvoorbeeld opvattingen ten aanzien van (de behandelbaarheid van) middelenmisbruik van forensische cliënten en wanneer en hoe grijp je in als een cliënt terugvalt in middelengebruik? Hier is nog nauwelijks wetenschappelijk onderzoek naar verricht. Wel zijn er meerdere onderzoeken uitgevoerd onder (voornamelijk) medische professionals waaruit blijkt dat zij doorgaans vrij negatieve attitudes ten aanzien van (de behandelbaarheid van) verslaafden hebben. Deze attitudes hebben een negatieve invloed op de kwaliteit van de hulp die deze patiënten krijgen (o.a. minder tijd) en leiden bij hen tot meer onzekerheid en verminderde motivatie voor behandeling. Gedragsdeskundigen en professionals uit de verslavingszorg lijken positiever, hoewel gedegen onderzoek hiernaar beperkt is. Verder is er weinig bekend of er verschillen bestaan in attitudes tussen subgroepen, bijvoorbeeld mannen versus vrouwen, of minder versus meer ervaren professionals. Een relevante vraag is of professionals die specifiek met forensische cliënten met verslavingsproblematiek werken andere attitudes hebben dan professionals die meer in het algemeen met forensische cliënten werken. Ook naar de invloed van eigen middelengebruik of persoonlijke ervaringen met verslaving op attitudes ten aanzien van middelengebruik is weinig wetenschappelijk onderzoek verricht. Tot slot is er voor zover ons bekend geen onderzoek naar de invloed van attitudes op het handelen van professionals en trajecten van forensische cliënten.
MULTIFILE
De gemeente Rotterdam heeft het lectoraat Publiek Vertrouwen in Veiligheid van Hogeschool Inholland gevraagd onderzoek te doen naar de veiligheidsbeleving in Pendrecht en de factoren die daarop van invloed zijn. Uit het onderzoek komt naar voren dat ervaren overlast en criminaliteit de veiligheidsbeleving in Pendrecht aantasten. Vooral overlastgevend gedrag van kwetsbare mensen zoals verslaafden en psychiatrisch patiënten rond metrostation Slinge en Winkelcentrum Plein 1953 zijn van invloed op het veiligheidsgevoel van de bewoners. Deze invloed op de veiligheidsbeleving is sterker voor de groep oudere bewoners (65+) dan voor andere bewoners in Pendrecht. Het onderzoek laat verder zien dat onderliggende tegenstellingen tussen oudere bewoners met en zonder een migratieachtergrond invloed heeft op de veiligheidsbeleving van deze bewoners. Geadviseerd wordt te beginnen met een zichtbare en geloofwaardige aanpak van de geconstateerde signal places; metrostation Slinge en het winkelcentrum Plein 1953. Daarnaast wordt geadviseerd de complexe dynamiek van polarisatie aan te pakken door beproefde methodieken in te zetten en experts op dit thema te betrekken.
DOCUMENT
Hoofdstuk 1 in Supportgericht werken in de Wmo Maatschappelijke ondersteuning is eigenlijk een raar begrip. Het kan zowel betekenen: ondersteuning vanuit de maatschappij, als ondersteuning bij maatschappelijk functioneren. In de wettekst van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) staat geen heldere definitie van maatschappelijke ondersteuning. In artikel 1 wordt simpelweg opgesomd wat er allemaal onder maatschappelijke ondersteuning verstaan wordt, echter zonder een begripsomschrijving te geven. Het valt op dat er heel veel, en nogal ongelijksoortige, elementen in deze lijst staan. Het gaat zowel om het bevorderen van meer sociale cohesie en participatie, en een betere geestelijke gezondheid (prestatieveld 1, 5, 8 en 9), als om het verstrekken van voorzieningen (veld 6 en 7), maar ook om het geven van informatie en advies (veld 3). Daarnaast betreft het veel verschillende doelgroepen: jeugdigen, mantelzorgers, mensen met een beperking of chronische ziekte, dak- en thuislozen, verslaafden. Wij vertalen ‘maatschappelijke ondersteuning’ vooral als community care, zorg en ondersteuning in en door de gemeenschap. Hierbij beschouwen we de inzet van sociale professionals als onderdeel van deze gemeenschapszorg. Professionals zijn niet alleen professional, maar ook medemens en medeburger.
DOCUMENT
De Amsterdamse Wmo-werkplaats heeft tussen 2009 en 2012 onderzoek verricht naar vijf beloftevolle outreachende praktijken. De resultaten laten zien wat burgers en sociaal werkers anders moeten doen om de transformatie van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving tot een succes te maken. Dit is in de eerste plaats: voorkomen dat burgers in de meest kwetsbare situaties hieronder lijden. Het onderzoek is uitgevoerd onder leiding van het lectoraat Outreachend werken en innoveren van de Hogeschool van Amsterdam. De vijf onderzochte praktijken zijn: - Participatie jonge moeders - Daklozen in zelfbeheer - Project Loket"Verslaafden" - Maatschappelijk steunsysteem - Project Veilig en sociaal
DOCUMENT
There is an increasing awareness that the landscape around cities can contribute significantly to the well-being of urban citizens. Various studies and experiences in the Netherlands and other countries show that the combination of agriculture with care and education has great potential. The number of care farms has increased from 75 in 1999 to 500 in 2005. In urban areas, a diversity of groups can benefit from care farms or other types of social services in the rural area. It concerns among others, people with mental problems, with (chronic) psychiatric demands, with addiction problems, elderly, children with behavior and/or psychological problems and long term unemployed. The city of Amsterdam recognizes the unique and valuable qualities of the rural area and its potential for the well-being of its citizens. In and around Amsterdam various organizations have initiated innovative projects that connect urban demands with agricultural entrepreneurs. A transition to a new kind of agriculture and landscape contributing to health and well-being of urban citizens is possible.
DOCUMENT