Niet iedereen wenst nog te praten over de economische meerwaarde van de euro. De opmerkingen hierover van Coen Teulings in een veelbsproken interview in de Telegraaf waren dan ook zeer welkom.
LINK
22-05-2014Met de uitvoering van het onderzoek ‘Het stedenbouwkundig bureau van de toekomst’ (zie eerste rapportage van het RAAK-project) aan de Hogeschool van Amsterdam is een kennisplatform tot stand gekomen over de inhoud en onderlinge positionering van stedelijke theorieën, methoden en casussen. Het platform stelt de stedelijk professional (al werkend en lerend) in staat, in samenspraak met collega’s, de beschikbare interdisciplinaire kennis over ruimtelijke analyses in stedelijke gebieden te ontsluiten, te delen en te vergroten.
Uit gesprekken met bedrijven binnen de pluimveesector en maatschappelijke organisaties blijkt dat bij de ontwikkeling van pluimveeproducten de focus ligt op duurzaamheid en circulariteit. Bedrijven zijn hierbij specifiek bezig met het vervangen van uit Zuid-Amerika afkomstige soja door duurzame eiwitstromen, omdat de stellige verwachting is dat de sojaprijs gaat stijgen en dat milieubelasting van pluimveeproducten belangrijker gaat worden dan dierenwelzijn. Bovendien kunnen zonder geïmporteerde soja betere garanties worden afgegeven voor GMO-vrije veevoeders. De geconsulteerde bedrijven en organisaties geven aan dat praktijkproeven op het gebied van eiwit uit reststromen en insecten nodig zijn om stappen te zetten wat betreft het inzetten op toekomstbestendig pluimveevoer. Uit een literatuuronderzoek concludeert het consortium dat een aantal alternatieve eiwitbronnen voor diervoer interessant zijn maar nog niet altijd ver genoeg ontwikkeld zijn voor praktische toepasbaarheid op korte termijn. Uit een overzicht van CLM blijkt dat milieutechnisch én economisch vooral de peulvruchten (lupinen, erwten en veldbonen) en eiwitrijke restproducten van verscheidene teelten (o.a. aardappel- en wortelteelt) in aanmerking komen om geïmporteerde sojaschroot te vervangen. Echter, deze eiwitbronnen kunnen hoogwaardiger worden ingezet als voedingsmiddelen voor humane consumptie. Daartegenover staan de verwachte ontwikkelingen wat betreft legalisering van insecten in veevoer. Tenslotte is ook eendenkroosraffinage ver genoeg ontwikkeld om toe te gaan passen in pluimveevoer. Het praktijkgestuurd onderzoek wordt uitgevoerd door de Aeres Hogeschool in samenwerking met MKB-bedrijven die op dat onderwerp actief zijn en belang hebben bij kennisontwikkeling. Het onderzoek wordt ondersteund door expertisecentra. De belangrijkste doelstelling van het onderzoek is dat bestaande kennis wordt toegepast en nieuwe kennis wordt ontwikkeld om de nieuwe voeders te kunnen gebruiken in de primaire pluimveehouderij. Belangrijk hierbij is de praktijkproef waarin pluimveevoeders geproduceerd worden op basis van reststromen en/of insecten en gevoerd worden aan pluimvee. De effecten van deze nieuwe voeders zullen in een praktijkopstelling bepaald worden.
Bedrijven worden steeds meer verantwoordelijk gehouden voor wat er gebeurt in hun hele keten. Het nemen van deze verantwoordelijkheid is niet altijd even makkelijk. Zorgen dat leveranciers daadwerkelijk de standaarden volgen is een grote uitdaging. Samenwerking lijkt daarin een uitkomst te kunnen bieden. Financiële samenwerking (ketenfinanciering) is daarin een veelbelovende vorm van samenwerking, maar via welke mechanismes deze samenwerking daadwerkelijk leidt tot verduurzaming is nog onduidelijk. In dit project worden, samen met Annona, een duurzaam investeringsfonds, en de SCF Community, de kennisleider op het gebied van ketenfinanciering, deze mechanismes blootgelegd en een model ontwikkeld. Deze casus, op basis van een koffiehandelaar met leveranciers in verschillende landen in Zuid-Amerika, zal de eerste zijn in een reeks als onderdeel van een PhD onderzoek. Dit zal niet alleen academisch tot nieuwe inzichten leiden, maar zal de praktijk verder helpen om te bepalen hoe zij het beste de stap naar verduurzaming kunnen maken.