Kinderen met een lage sociaaleconomische status (SES) hebben een verhoogd risico op een suboptimale start in het leven met hogere kosten voor de gezondheidszorg. Deze studie onderzoekt de effecten van SES op individueel (maandelijks huishoudinkomen) en contextuele SES (huishoudinkomen en buurtdeprivatie), en perinatale morbiditeit op de zorgkosten in het vroege leven (0-3 jaar). Conclusie: Meer buurtdeprivatie was direct gerelateerd aan hogere zorgkosten bij jonge kinderen. Bovendien was een lager huishoudinkomen consistent en onafhankelijk gerelateerd aan hogere zorgkosten. Door de omstandigheden voor lage SES-populaties te optimaliseren, kan de impact van lage SES-omstandigheden op hun zorgkosten positief worden beïnvloed.
MULTIFILE
From the publisher's website: Large groups in society, in particular people with low literacy, lack the necessary proactivity and problem-solving skills to be self-reliant. One omnipresent problem area where these skills are relevant regards filling in forms and questionnaires. These problems could be potentially alleviated by taking advantage of the possibilities of information and communication technology (ICT), for example by offering alternatives to text, interactive self-explaining scales and easily accessible background information on the questionnaires’ rationale. The goal of this paper was to present explorative design guidelines for developing interactive questionnaires for low-literate persons. The guidelines have been derived during a user-centered design process of the Dutch Talking Touch Screen Questionnaire (DTTSQ), an interactive health assessment questionnaire used in physical therapy. The DTTSQ was developed to support patients with low health literacy, meaning they have problems with seeking, understanding and using health information. A decent number of guidelines have been derived and presented according to an existing, comprehensive model. Also, lessons learned were derived from including low-literate persons in the user-centered design process. The guidelines should be made available to ICT developers and, when applied properly, will contribute to the advancement of (health) literacy and empower citizens to fully participate in society
LINK
It is generally assumed that in the countryside of Northeast Netherlands children enter primary school with a language delay. Despite the apparent consensus, unequivocal evidence demonstrating that the number of young children with language delays and the magnitude of these delays is, however, lacking. The first aim of this dissertation was, therefore, to examine whether children in Northeast Netherlands indeed enter primary school with language delays, compared to national norms and to same-aged children in other parts of the country. The second aim was to examine the role of socioeconomic and cultural determinants of language development in young children at the beginning stages of primary education.The findings revealed that there are no overall language delays in young children at the beginning stage of primary education in Northeast Netherlands. The predominant image that young children in this region start primary school with a language delay, needs to be adjusted. However, there are clear indications that within the general population in Northeast Netherlands, a relatively large group of children suffers from persistent language delays. It is suggested that changing demographic composition of the villages in the northeastern countryside is related to the differences in language skills that are indicated in this research. Empirical evidence is found for this assumption: this research has revealed that the relationship of socioeconomic factors such as maternal education and language skills of young children are mediated by cultural factors such as the literacy use of parents, their beliefs about child rearing and education, and their expectations regarding children’s academic achievement
LINK
Zorgcapaciteit kan een belangrijke schakel zijn tussen multi-probleem omstandigheden en ongunstige ontwikkeling van kinderen. Deze studie heeft als doel om de zorgcapaciteit en de correlaties daartussen te onderzoeken in zeer kwetsbare multiprobleemgezinnen in Rotterdam, Nederland. Zorgcapaciteit (algemeen, emotioneel en instrumenteel) werd prospectief beoordeeld bij 83 zeer kwetsbare vrouwen met behulp van video-observaties van dagelijkse zorgtaken, zes weken postpartum. Ondersteunende gegevens werden verzameld op drie tijdstippen: bij inclusie, zes weken na inclusie en zes weken postpartum, en deze omvatten psychologische symptomen, zelfredzaamheid, problematische levensdomeinen, thuisomgeving, inkomen, depressie, angst en stress. Zwangerschaps- en bevallingsgerelateerde informatie werd verzameld bij verloskundigen. De scores voor zorgverlening door de moeder waren gemiddeld van onvoldoende kwaliteit. Moeders die in een onveilige thuisomgeving leefden (B = 0,62) en moeders met meer problematische levensdomeinen (≤3 domeinen, B = 0,32) vertoonden significant hogere instrumentele zorgcapaciteiten. Andere variabelen waren niet gerelateerd aan zorgcapaciteit. De zorgcapaciteit in deze zeer kwetsbare populatie was van onvoldoende kwaliteit. In de meeste gevallen was er echter geen significant verband tussen zorgzaamheid en de variabelen die gerelateerd zijn aan kwetsbaarheid. Dit betekent dat een mogelijk verband tussen kwetsbaarheid en zorgcapaciteit kan worden veroorzaakt door de interactie tussen verschillende problemen, in plaats van door het type of de omvang van de zorg.
MULTIFILE
The traditional paternalistic approach in health care is increasingly developing towards a patient-centered care (PCC) approach. However, not all patients are able to take advantage of the positive effects of PCC. Inadequate health literacy (HL) is an important limiting factor in the ability of patients to take on an active role and exchange information with their health care provider effectively. A provenly effective approach to improvement of provider-patient interaction and health outcomes is the use of health-related questionnaires. The aim of the research project described within this thesis was to adapt the most frequently-used questionnaire in Dutch physical therapy practice and add information and communication technology to it. A Dutch and Turkish version of the tool called Talking Touch Screen Questionnaire (TTSQ) was developed and evaluated on both usability and validity aspects. The current prototype of the tool does not yet fully solve the problems native and minority patients with low (health) literacy have with completing the adapted questionnaire. Big challenges in future development and testing the TTSQ are the recruitment of vulnerable members of the hard-to-reach native and minority target populations and finding research methods that suit the abilities and needs of these participants. This is expected to be a very challenging, labor- and time-consuming process. On the other hand, having a usable, valid and reliable TTSQ may well save a lot of time and money in both research and clinical practice in the future.
DOCUMENT
Het signaleren en bespreken van en verwijzen bij financiële problemen vraagt om een brug tussen het medische en sociale domein. Voorliggende rapportage is gericht op huisartsenpraktijken en bevat een aantal aansprekende voorbeelden van manieren waarop daaraan invulling kan worden gegeven. De voorbeelden zijn bondig beschreven en hebben met elkaar gemeen dat er een verbinding is gelegd tussen de huisartsenpraktijken enerzijds en de hulp bij schulden anderzijds. Niet alleen in achterstandswijken van de grote steden, maar ook in kleinere plattelandsgemeenten als het Twentse Losser. Dit levert mooie resultaten op. Wat opvalt is dat de aanpak sterk verschilt. In de ene praktijk hebben huisartsen gekozen voor het binnenhalen van een professional op financieel gebied, in andere praktijken is er juist een zorgpad ontwikkeld waardoor de doorverwijzing efficiënter is geworden. De voorbeelden zijn niet alleen divers in geografische spreiding, maar ook in staat van dienst. Sommige initiatieven zijn nog pril, maar veelbelovend. Andere hebben zich echt al neergezet als nieuwe werkwijze. Voorliggende rapportage is opgesteld door het lectoraat Schulden en Incasso van Hogeschool Utrecht en Zorggroep Almere. Zij beogen met deze rapportage huisartsenpraktijken te enthousiasmeren om de samenwerking te zoeken met partijen die hulp bieden bij schulden. De opzet van deze rapportage is als volgt. In het eerste hoofdstuk is kort beschreven waarom het voor huisartsen en patiënten van belang is dat er in de spreekkamer over schulden wordt gesproken. In hoofdstuk 2 worden vervolgens concrete handreikingen gegeven aan praktijken die samenwerking willen zoeken met het sociaal domein. Dat hoofdstuk bevat onder meer achtergrondkennis over de opzet van schuldhulpverlening in Nederland, concrete tips om samenwerking vorm te geven, een toelichting op het interventiepakket dat het lectoraat en Zorggroep Almere voor praktijken in heel Nederland ontwikkelden en op mogelijkheden om nauwere samenwerking te financieren. Hoofdstuk 3 vat de voorbeelden kort samen. De beschrijving van de voorbeelden is gegeven in de hoofdstukken vier tot en met negen.
DOCUMENT
Om te zien hoe sociale samenhang vandaag vorm krijgt, hebben we twee case studies van activiteiten die bewoners van Meerzicht gezamenlijk ondernemen beschreven. Het gaat dan specifiek om regelmatig terugkerende activiteiten met een gemeenschappelijk doel, die mensen samenbrengen. Dat is van belang omdat juist de herhaling en doelgerichtheid sociale connecties mogelijk maakt. Deze connecties zijn van belang vanwege hulpbronnen zoals: informatie; diensten; materiële goederen en vertrouwen. In het geval van het vissen zien we een afname van sociale verbanden via het verenigingsleven. De in Meerzicht gevestigde hengelsportvereniging Het Pontje heeft duidelijk last van een vergrijzend kader. Maar we zien tegelijkertijd een gemeenschap van vissers in het Westerpark. Vissers die komen alleen of in kleine groepjes, waarbij men de andere vissers groet of een praatje maakt. Recent landelijk onderzoek onder sportvissers (Mulier instituut, 2017) sluit hier goed op aan. Het gaat veel vissers om natuurbeleving en om het tot rust komen. Daarnaast noemen, met name jongeren (16-20 jaar), gezelligheid en sociale contacten als belangrijk motief. Contact met andere vissers is vooral gericht op uitwisselen van kennis omtrent vistechnieken en op het leren kennen van andere mensen. Ook bij het moestuinieren valt op dat dit een plek/activiteit is die je alleen doet (rust geeft) en toch ook samendoet. De SCPstudie Tussen groen en grijs (2016) gaat ook in op de sociale kanten van tuinieren. Onderzoek laat zien dat op volkstuinen met een heterogene groep tuinders bridging mogelijk is. ‘De kracht van het kleine ontmoeten’ wordt het genoemd. Volkstuinen hebben als bijzonder kenmerk dat het contact veel non-verbaal verloopt: de onderlinge relaties worden in eerste instantie door ‘zichtbaarheid’ en ‘nabijheid’ gevormd. Mensen worden hier dus minder snel uitgesloten op basis van taal, beroep of woonplek. Het is bijzonder om te zien dat hier zowel bewoners uit Meerzicht- West, als uit Meerzicht-Oost actief zijn. Alle aspecten van sociale samenhang zijn we in Meerzicht tegen gekomen: ● ‘contact en ontmoeting’: Denk aan contact tussen buren, of ontmoetingen in de openbare ruimte. ● ‘sociaal netwerk en dingen samendoen’: We hebben voorbeelden gehoord van moeders die samen met de kinderen naar de Stadsboerderij gaan; mensen die samen wandelen, koffiedrinken of vissen natuurlijk. ● ‘wederzijdse hulprelaties’: Buren helpen en/of ondersteunen elkaar. ● ‘gezamenlijke activiteiten’: Er zijn diverse plekken waar men in georganiseerd verband vrijwilligerswerk kan doen, zoals sportclubs, de moestuinvereniging en de voedselbank. Er is een groot aantal bewonerscommissies actief. Debuurtvereniging in de Waterbuurt is een initiatief dat door buurtbewoners gedragen wordt. Hier spelen ‘best persons’ een belangrijke rol. De hier beschreven casussen geven het belang van aan van activiteiten die bewoners in lossere verbanden min of meer gezamenlijk ondernemen. Ook de plekken waar vrijwilligers werken hebben eenzelfde functie als knooppunt van sociale connecties.
DOCUMENT
In Amsterdam pakken diverse basisscholen de motorische achterstanden van leerlingen aan met de Ondersteuningsroute Bewegen en Motoriek. Twee intern begeleiders en twee gymleraren vertellen over de voordelen van samen optrekken en de samenwerking in het netwerk rondom het kind. ‘Hoe vroeger je erbij bent, hoe beter voor de algehele ontwikkeling van een kind.’
DOCUMENT
Wat werkt het beste voor kinderen met een motorische achterstand: een expliciete leermethode of een impliciete leermethode?In tegenstelling tot wat in de huidige huidige literatuur wordt gevonden, bleek uit dit onderzoek, bij tien proefpersonen, dat voor kinderen met een motorische achterstand een expliciete leermethode beter werkt dan een impliciete leermethode.
DOCUMENT
De regio Parkstad Limburg heeft te maken met een complexe, meervoudige opgave in de vorm van achterstanden in de sociaal fysieke leefbaarheid, ruimtelijke- en sociaal-economische structuur. Vergelijken we Limburg met de rest van Nederland, dan zijn er grote verschillen zichtbaar. Zoomen we in op Parkstad Limburg, dan zijn armoede, ongezondheid, werkloosheid, leegstand en onveiligheid in diverse buurten en wijken aan de orde van de dag. Dit heeft negatieve invloed op de brede welvaart in de regio. De problematiek en de achterstand ten opzichte van het gemiddelde van Limburg en de rest van Nederland is groot en wordt overgedragen van generatie op generatie. Een duurzame ontworsteling uit de hele gemarginaliseerde positie lijkt zonder langdurige ondersteuning nagenoeg onmogelijk, mede door de intergenerationele mobiliteit van armoede, opleidingsniveau, gezondheid en werkloosheid.
DOCUMENT