Objective: To report the study protocol and baseline characteristics of a prospective cohort study to evaluate longitudinal recovery trajectories of patients recovering from COVID-19 who have visited a primary care allied health professional. Design: Report of the protocol and baseline characteristics for a prospective cohort study with a mixed-methods approach. Patients: Patients recovering from COVID-19 treated by primary care dietitians, exercise therapists, occupational therapists, physical therapists and/or speech and language therapists in the Netherlands. Methods: The prospective study will measure primary outcome domains: participation, health-related quality of life, fatigue, physical functioning, and costs, at baseline, 3, 6, 9 and 12 months. Interviews, on the patients’ experiences with allied healthcare, will be held with a subsample of patients and allied health professionals. Results: The cohort comprises 1,451 patients (57% female, mean age 49 (standard deviation 13) years). Preliminary results for the study cohort show that 974 (67%) of the participants reported mild/moderate severity symptoms during the infection period and patients reported severe restrictions in activities of daily living compared with previous research in other patient populations. Both quantitative and qualitative, will provide insight into the recovery of patients who are treated by allied health professionals. Conclusion: In conclusion, this will be the first comprehensive study to longitudinally evaluate the recovery trajectories and related costs of patients recovering from COVID-19 who are treated by allied health professionals in the Netherlands. This study will provide evidence for the optimal strategy to treat patients recovering from COVID-19 infection, including which patients benefit, and to what extent, from treatment, and which factors might impact their recovery course over time. The preliminary results of this study demonstrated the severity of restrictions and complaints at the start of therapy are substantial.
DOCUMENT
In light of current worldwide developments, the conference theme “Value Diversity” explicitly refers to the changes we need to see.This contribution is about Life expectancy of people with a severe or profound intellectual disability. Their life expectancy increases, which contributes to the risk of developing dementia. However, early detection and diagnosing dementia is complex, because of their low-level baseline functioning. Therefore, the aim is to identify observable dementia symptoms in adults with severe or profound intellectual disability in available literature.
DOCUMENT
Background and Objective: To develop a health care value framework for physical therapy primary health care organizations including a definition. Method: A scoping review was performed. First, relevant studies were identified in 4 databases (n = 74). Independent reviewers selected eligible studies. Numerical and thematic analyses were performed to draft a preliminary framework including a definition. Next, the feasibility of the framework and definition was explored by physical therapy primary health care organization experts. Results: Numerical and thematic data on health care quality and context-specific performance resulted in a health care value framework for physical therapy primary health care organizations—including a definition of health care value, namely “to continuously attain physical therapy primary health care organization-centered outcomes in coherence with patient- and stakeholder-centered outcomes, leveraged by an organization’s capacity for change.” Conclusion: Prior literature mainly discussed health care quality and context-specific performance for primary health care organizations separately. The current study met the need for a value-based framework, feasible for physical therapy primary health care organizations, which are for a large part micro or small. It also solves the omissions of incoherent literature and existing frameworks on continuous health care quality and context-specific performance. Future research is recommended on longitudinal exploration of the HV (health care value) framework.
DOCUMENT
Nederland kent 75.000 tot 116.000 gezinnen met meervoudige en complexe problemen (GMCP). Deze problemen verslechteren de kwaliteit van leven van ouders en kinderen, vergroten de kans op uithuisplaatsing van kinderen en psychische problemen van kinderen in de volwassenheid. De jaarlijkse maatschappelijke kosten bedragen circa 10 miljard euro. De behandelnoodzaak is daarom groot. In GMCP staat de gezinsdynamiek onder druk. Ouders ervaren intense opvoedstress wat de ouder-kindinteractie negatief beïnvloedt en leidt tot hechtings- en gedragsproblemen bij kinderen. Bevordering van intrapersoonlijke empowerment van ouders kan opvoedstress verminderen, samen met het streven naar ‘goed genoeg ouderschap’, de opvoedstrategieën ‘vertragen’ en ’verdragen’ en versterking van het sociaal netwerk. Huidige gezinsgerichte interventies in de kinder- en jeugdzorg zijn niet altijd passend als intense opvoedstress samengaat met trauma, persoonlijkheidsproblematiek, angst, depressie én als ouders emotionele geremdheid of beperkte taalvaardigheid hebben. Dit vermindert de effectiviteit en duurzaamheid van de behandeling. Vaktherapie (beeldende, dans-, drama-, muziek-, psychomotorische therapie en speltherapie) is ervaringsgericht en sluit daardoor mogelijk beter aan. Vaktherapie vermindert stress en verbetert emotieregulatie en waargenomen zelfeffectiviteit. Vaktherapie is echter nog meer gericht op persoonlijke problemen van ouders dan op uitdagingen in het ouderschap en sluit nog onvoldoende aan bij de gezinsdynamiek van GCMP en geboden hulp. Vaktherapeuten en gezinsbegeleiders vragen om de ontwikkeling van vaktherapeutische gezinsinterventies om opvoedstress van ouders van GMCP te verminderen. In het ‘Bouwen in Vertrouwen’ project wordt een gezinsgerichte vaktherapeutische behandelmodule ontwikkeld en geëvalueerd gericht op het verminderen van opvoedstress in GMCP. Dit gebeurt in een leernetwerk van zorgprofessionals, praktijkonderzoekers, docenten en studenten. Het leernetwerk gebruikt daarbij een systematische aanpak voor interventieontwerp (Intervention Mapping) en state-of-the-art technologieën (Key Enabling Methodologies) die ondersteunen bij het ontwikkelen en structureren van de behandelmodule. De ontwikkelde behandelmodule wordt vervolgens met een multiple-baseline studie op effectiviteit onderzocht en, middels het leernetwerk, duurzaam geïmplementeerd.
De RAAK Impuls 2020 wordt aangevraagd voor het RAAK-Publiek project 'voorkomen achterstanden motoriek op school" (VAMOS RAAK.PUB05.040). In VAMOS stond het meten van de effectiviteit van twee motorische interventies op school centraal. Om ernstige motorische achterstanden te voorkomen worden deze interventies aangeboden op basisscholen aan kinderen met een matige motorische achterstand. De groep kinderen met een matige motorische achterstand is echter heterogeen en de effectiviteit van deze interventies voor de verschillende kinderen is niet eerder onderzocht. Het onderzoek bestond uit twee delen: 1) het bepalen van de effectiviteit van de interventies MRT en GYM+ en 2) het bepalen van de kenmerken van kinderen met een matige motorische achterstand om te achterhalen in hoeverre deze invloed hebben op de effectiviteit van de interventies. Het originele project bestond uit 5 werkpakketten: in werkpakket 1 stond selectie van kinderen met een matige motorische achterstand centraal, in werkpakket 2 werden baseline metingen verricht (motorische vaardigheid, beweeggedrag, zelfbeeld, fysieke fitheid, lengte en gewicht en plezier in bewegen). In werkpakket 3 werd met de interventie gestart en werd deze geëvalueerd aan de hand van observaties. In werkpakket 4 werden de nametingen verricht, inclusief een retentiemeting zes maanden na beëindiging van de interventie. In werkpakket 5 stond disseminatie centraal. Het project zou uitgevoerd worden op 10 interventiescholen (5 GYM+ en 5 MRT) en 5 controlescholen bij kinderen in groep 3 en 4 (6-8 jaar). De resultaten zouden inzichtelijk maken voor welke kinderen de interventies MRT en GYM+ wel of niet werk en wat de effectieve ingrediënten van de interventies zijn. Dit project is een samenwerking van de HvA, basisscholen, de gemeente Amsterdam, Tilburg University, de KVLO en de scholingsorganisatie Alles in Beweging.
Persoonlijkheidsstoornissen zijn ernstige veelvoorkomende psychiatrische stoornissen met vergaande beperkingen in psychisch en sociaal functioneren en met negatieve gevolgen voor werk, intieme en sociale contacten. Het behandelen van patiënten met een persoonlijkheidsstoornis is een belangrijk maatschappelijk vraagstuk, dat aansluit bij behandelrichtlijnen en verschillende landelijke kennisagenda’s. Vaktherapie (beeldende, dans-, drama-, muziek en psychomotorische therapie) is een veel ingezette behandeling. Volgens professionals, patiënten en eerste onderzoeksresultaten is vaktherapie veelbelovend voor het bevorderen van het welbevinden van patiënten met een persoonlijkheidsstoornis. Het bevorderen van welbevinden (i.e. zich psychologisch, emotioneel en sociaal goed voelen) is belangrijk naast het verminderen van klachten: beide zijn belangrijk voor goede geestelijke gezondheid en patiënten met een persoonlijkheidsstoornis hebben vaak een laag welbevinden. Een vaktherapeutische behandelmodule gericht op het bevorderen van het welbevinden van patiënten met een persoonlijkheidsstoornis is echter nog niet ontwikkeld en onderzocht op effectiviteit. Voorgesteld onderzoek richt zich op de ontwikkeling en evaluatie van een vaktherapeutische behandelmodule met vaktherapeutische interventies ter bevordering van het welbevinden van patiënten met een persoonlijkheidsstoornis. Op geleide van een uitgebreide vraagarticulatie onder vaktherapeuten, samenwerkende zorgverleners en patiënten, wordt de vaktherapeutische behandelmodule gebaseerd op Schematherapie, een bewezen effectieve en veel ingezette gesprekstherapie. De behandelmodule wordt ontwikkeld en geëvalueerd door een consortium van kennisinstellingen, expertisecentra voor de diagnostiek en behandeling van persoonlijkheidsstoornissen en de brancheorganisatie van vaktherapeuten en patiëntenorganisaties. Dit gebeurt in vier werkpakketten: Ontwikkeling vaktherapeutische module (Werkpakket 1), Randvoorwaarden implementatie vaktherapeutische module (Werkpakket 2), Haalbaarheid vaktherapeutische module (Werkpakket 3) en Pilot evaluatie vaktherapeutische module (Werkpakket 4), die gebaseerd zijn op de stapsgewijze Intervention Mapping Methode. De effectiviteit wordt onderzocht in een haalbare pilot evaluatie (het multiple baseline single case experimental design). Data worden zowel kwantitatief als kwalitatief geanalyseerd. De vaktherapeutische module wordt duurzaam ingebed in praktijk en onderwijs. Kernwoorden: Vaktherapie, Schematherapie, Persoonlijkheidsstoornissen cluster B/C, Positieve Psychologie, Welbevinden, Psychiatrie