OPTIRas is een beslissingsondersteunend systeem voor de zetmeelaardappelteelt in Nederland en Duitsland. Het adviseert telers rassenkeuze op basis van nematoden en wratziekte resistentie en toleranties, het berekent plantafstand en voorspelt bewaarverliezen op basis van rooibeschadiging.
DOCUMENT
In deze handreiking staat de nieuwe aanpak van jeugd- en gezinsprofessionals centraal, met name de wijze waarop ze zich die aanpak eigen maken. Aan de orde komen acht bouwstenen waarmee wijkteams samen een visie en aanpak op hun werk ontwikkelen en onderhouden, leren werken vanuit de eigen kracht van gezinnen, zorg dragen voor veiligheid, hun functioneren en resultaten kunnen monitoren. Kortom: met elkaar een cultuuromslag (blijven) maken in hun werk met ouders, jongeren en kinderen.
LINK
Grondslagen van corporate governance behandelt op een geïntegreerde benadering de juridische, economische en financiële aspecten van behoorlijk ondernemningsbestuur in samenhang, aan de hand van de verschillende mechanismen en actoren in het systeem van corporate governance.
DOCUMENT
Deze bijdrage thematiseert het proces om mensen die door wat zich heeft voorgedaan in hun leven buiten de samenleving, onder toezicht van justitie zijn geplaatst, te ondersteunen weer burger te worden. Vaak is ons systeem van detinering, behandeling, reclassering en begeleiding, zo lijkt het, daar redelijk succesvol in. Veel mensen keren terug in de samenleving, al is dit voor een groot deel betrekkelijk onsuccesvol, getuige de hoge recidivepercentages18. Al jaren is de vraag hoe dit percentage terug te brengen is. Er is veel kennis beschikbaar over risicotaxatie en hoe te komen tot een plan van aanpak dat in potentie kans van slagen heeft. Maar de uitvoering is lang niet altijd succesvol19. Risicoarme rehabilitatie van forensische cliënten is complex. Dit komt door factoren aan de kant van de cliënt, zoals psychopathologie en een crimineel milieu, factoren in het forensisch systeem, zoals de competenties van de daar werkende professionals en de wijze waarop zorg en toezicht georganiseerd zijn, wet- en regelgeving en maatschappelijke factoren, zoals de moeite van de samenleving om mensen met een forensisch verleden weer te accepteren.
DOCUMENT
Meertalige maatschappij vraagt om onderwijs gericht op meer brontalen en doeltalen (ook minderheidstalen en immigrantentalen). Leeropbrengsten in meer talen in systeem ter vergelijking van bijvoorbeeld Fries-Nederlands-Engels. Bekwaamheid leraren betreft eigen taalvaardigheid en reflectie, toepassing differentiatie en transfer. In opleidingen extra aandacht in minor tweetaligheid en master multilingualism
DOCUMENT
De schuldenproblematiek in Nederland is groot. Eén op de vijf huishoudens heeft risicovolle of problematische schulden (Westhof e.a. 2015). Dit wil zeggen dat er sprake is van serieuze schuldenproblematiek waarbij het meer (risicovol) of minder (problematisch) voor de hand ligt dat een huishouden de situatie op eigen kracht kan oplossen. Aanhoudende schuldenproblematiek werkt ondermijnend (Jungmann & Madern, 2017). Mensen gaan slechter functioneren in hun sociale netwerk, op de werkvloer en krijgen vaker gezondheidsproblemen. Bij mensen die onder reclasseringstoezicht staan is de problematiek groter. Ongeveer de helft heeft (hoge) schulden (Jungmann e.a. 2014). In deze bijdrage vragen wij aandacht voor het belang van een effectieve aanpak van schuldenproblematiek bij deze groep en werken we uit hoe dat vorm zou kunnen krijgen. Voorliggend hoofdstuk begint met een korte schets van de kennis die er is over de doorwerking van financiële problematiek op delinquent gedrag en het falen van het Nederlandse systeem van schuldhulpverlening voor cliënten in het gedwongen kader.
DOCUMENT
Wirwarverzorgingsstaat zorgt voor extra stress bij bestaansonzekerheidDe verzorgingsstaat is een extra stressfactor geworden in het leven van mensen die te maken hebben met bestaansonzekerheid. Mensen moeten beschikken over te veel ‘instantiekapitaal’: het vermogen om zelf de weg te vinden in de wirwar aan loketten en de juiste houding te tonen tegenover instanties. Een lichter en simpeler systeem van hulp, op basis van gedeelde verantwoordelijkheid, is nodig om kwetsbare mensen de steun te kunnen geven die zij nodig hebben.De onderzoeksresultaten en aanbevelingen zijn gebundeld in dit onderzoeksmagazine ‘Bestaanszekerheid begint bij een betrouwbare overheid’, onder redactie van Aisa Amagir en Monique Kremer. Het magazine bestaat uit artikelen over vertrouwen, goede hulp, niet-gebruik van voorzieningen, maatschappelijke initiatieven, cijfers en feiten, en portretten van mensen die te maken hebben met bestaansonzekerheid.
MULTIFILE
Wijkagenten en jongerenwerkers in de Rotterdamse wijk Delfshaven krijgen in toenemende mate te maken met meiden die slachtoffer (dreigen te) worden van ‘exposen’: het online verspreiden van seksueel getint (beeld)materiaal met het doel iemand reputatieschade toe te brengen. Om meer zicht te krijgen op deze ontwikkeling heeft de gemeente Rotterdam het lectoraat Publiek Vertrouwen in Veiligheid gevraagd onderzoek te doen naar de rollen die meiden tussen de 10-23 jaar spelen binnen het fenomeen exposen in Delfshaven. Uit het onderzoek blijkt dat meiden naast slachtoffer, ook omstander en dader zijn. Meiden exposen zelf, om zo andere meiden naar beneden te halen en in een positief daglicht (bij jongens) te komen. Verder valt op dat áls meiden reageren op exposen, zij dat alleen doen richting het slachtoffer, en niet richting de dader. De schuld van het exposen wordt veelal bij het slachtoffer neergelegd. Exposen heeft verregaande consequenties voor slachtoffers. Ze krijgen te maken met seksuele intimidatie, geweld door familieleden, trekken zich terug uit het sociale verkeer uit schaamte en kunnen een negatief zelfbeeld ontwikkelen. Geconcludeerd wordt dat exposen in Delfshaven plaatsvindt binnen een complex systeem van elkaar versterkende en deels overlappende contexten; straat-, wijk- en schaamtecultuur. Daar waar sprake is van een overlap is de kans op verregaande vormen van exposen met verregaande consequenties (en dus verstrekkende schade voor meiden en hun familie) het grootst. Geadviseerd wordt een aanpak in de eerste plaats te richten op meiden die zich in deze overlap bevinden, waarbij aandacht wordt besteed aan het objectieve én het subjectieve veiligheidsprobleem dat rond exposen in Delfshaven is ontstaan.
DOCUMENT
In 2022 is door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een nieuwe aanpak van geldzorgen, armoede en schulden geformuleerd met als doel om armoede en schulden te halveren. Naast het oplossen van schulden is het ook van belang om beginnende geldzorgen aan te pakken: wat houdt de preventie van armoede en schulden in? Welke typen interventies richten zich op preventie? En wat is effectief bij het aanpakken van geldzorgen? Deze vragen hebben we beantwoord door een instrument te ontwikkelen om interventies eenduidig te beschrijven en in kaart te brengen welke elementen van interventies werkzaam zijn. De rapportage ‘Preventie van geldzorgen, armoede en schulden, verschillende typen interventies in kaart’ is het resultaat van een samenwerking tussen het Lectoraat Schulden en Incasso aan de Hogeschool Utrecht, het Kenniscentrum Psychologie en Economisch Gedrag dat onderdeel is van de Universiteit Leiden en het Lectoraat Armoede Interventies aan de Hogeschool van Amsterdam. Het consortium bracht aan de hand van 30 interventies in kaart waar kansen liggen en ontwikkelde een format om toekomstige interventies te plotten. De resultaten van het project geven handvatten over hoe interventies samenhangend in beeld gebracht kunnen worden. Voor nu zijn een eerste dertigtal interventies systematisch gecategoriseerd en beschreven. Door dit te doen wordt zichtbaar welke doelgroepen er worden bediend, wat er bekend is over de impact van een interventie en welk doelgedrag er gestimuleerd wordt. Het laat ook zien welke hiaten er lijken te zijn. Zo zien we bijvoorbeeld in deze eerste analyse dat veel interventies zich op jongeren richten terwijl andere bevolkingsgroepen minder vertegenwoordigd zijn. Ook richten zich in verhouding veel interventies op het ondersteunen bij aanvragen voor inkomensondersteuning. Een derde opvallende bevinding is dat interventies zich nog vaak richten op het individu, bijvoorbeeld door het aanbieden van een coachingstraject, en minder op aanpassingen in het systeem. Tot slot valt op dat relatief weinig interventies zich richten op het verhogen van inkomens anders dan de ondersteuning bij het aanvragen van bestaande tegemoetkomingen.
DOCUMENT
In veel onderzoeken naar en aanpakken in de energietransitie in Nederland, met name die waar bewonersinitiatieven een rol spelen, wordt vertrouwen als een belangrijke factor beschreven. In dit onderzoek wordt onderzocht welke bronnen van vertrouwen een rol spelen bij (de ontwikkeling) van lokale energie-initiatieven en hoe zich dat verhoudt tot de ontwikkeling van de technologie. Drie casussen (Terheijden (Traais Energie Collectief) en Den Haag, Vruchtenbuurt (Cooperatie Duurzame Vruchtenbuurt en Sterk op Stroom) zijn geanalyseerd op basis van de ANT-fasering: problematazation, interessement, enrollment en mobilization. Het is gebleken dat verschillende bronnen van vertrouwen en aspecten van techniek niet afhankelijk zijn van de fase in de netwerkontwikkeling maar als een constante in de drie geanalyseerde initiatieven zichtbaar zijn, het gaat om: • Mensen als bron van vertrouwen (Persoonlijke eigenschappen, Gedrag, Gedeelde normen en waarden/wereldbeeld) • Organisaties als bron van vertrouwen (Regels, Organisatie-Gedrag) • Het technische aspect learning to rethink: o Co-evolution o Discontinuous change o Multi-actor approach o Degree of organization o Long term view Bij de start van alle drie de initiatieven was er sprake van aansluiting zoeken bij bestaand vertrouwen in de lokale situatie. Dit is de basis van alle netwerkontwikkeling. Het succes van deze drie initiatieven zit juist in het verbinden van de bronnen van vertrouwen in mensen (hun persoonlijke eigenschappen, gedrag en wereldbeeld) en in de organisatie (organisatiegedrag) van het lokale energie-initiatief. Daarnaast is de vraag welke rol technologie speelt in relatie tot vertrouwen in de ontwikkeling van lokale energie initiatieven. Juist omdat het hierbij om de ontwikkeling van de energie initiatieven gaat en omdat hierbij sprake is van netwerkontwikkeling is gekozen voor ANT. Dit biedt de mogelijkheid om technologie als actor mee te nemen in de analyse van de ontwikkeling van het (energie initiatief) netwerk. Belangrijke vragen hierbij zijn; welke mogelijkheden van non human actoren worden toegepast en welke randvoorwaarden horen daarbij, bijvoorbeeld in de vorm van vereiste gedragsverandering van human actoren. Het uitgangspunt in deze studie is de transitie van fossiele naar hernieuwbare energie. Fossiele energie heeft een grote energie dichtheid en leent zich daarom goed voor actoren in de vorm van bulk technologieën, bijvoorbeeld in centraal opgestelde energiecentrales. Energieopwekking geconcentreerd en op afstand werkt vervreemdend en past niet meer goed in de huidige maatschappij (afnemend vertrouwen). Hernieuwbare energie kan ook in bulk-vorm worden toegepast, bijvoorbeeld in centraal opgestelde concentrated solar power plants op plaatsen met grote zonintensiteit. Hernieuwbare energie wordt echter vooral geassocieerd met decentrale opwekking. De decentrale energie opwekeenheden kunnen in modulaire systemen worden samengevoegd, en daar hangen specifieke voordelen aan voor end-users: de gemakkelijke toegankelijkheid en het beschikbare end-use potential. Dit vereist natuurlijk wel dat in het netwerk een geïntegreerd modulaire systeem wordt ontwikkeld. Dit kan alleen in een collectief, waardoor de human actors gedwongen worden samen te werken. Drie belangrijke processen hierbij zijn: formation of technical identity, configurational work en community building. Deze drie processen spelen een rol in de verschillende fasen van de netwerkontwikkeling. Daarnaast kunnen de genoemde technische learning to rethink aspecten over het geheel van de netwerkontwikkeling worden onderscheiden. In alle drie de bestudeerde casussen gaat het om decentrale modulaire energie systemen waarbij de toegankelijkheid is geborgd, maar waarbij het end-use potential alleen bij SoS centraal staat. Het geheel overziend leidt tot de conclusie dat technologie in collectieve vorm human actors dwingt tot samenwerking en dat daarbij vertrouwen tussen de actoren voorwaardelijk is. In alle drie de bestudeerde casussen wordt dit onderkend; het samenwerkingsproces wordt centraal gesteld en alle actoren worden betrokken (“iedereen doet mee”). Het feit dat het end-use potential bij Terheijden en Warm in de wijk nu niet centraal staat kan op termijn negatief uitpakken voor het vertrouwen, vooral als blijkt dat het achteraf niet gemakkelijk te realiseren is (lock in). In het algemeen kan over techniek nog het volgende worden gezegd. De geschiedenis heeft geleerd hoe human actors effectief om kunnen gaan met de actor techniek. Een belangrijke activiteit daarbij is ordening/structuur aanbrengen, en dit kan in verband worden gezien met organisaties als bron van vertrouwen (regels en organisatie-gedrag). In systeemkundige termen gaat het om; grenzen stellen, afbakenen, denken in materie-, energie- en informatiestromen, onderscheiden van functionaliteiten, input, output, opslag, omzetten, verbinden en regelen/besturen. In alle drie de bestudeerde casussen wordt deze ordening zorgvuldig toegepast, wordt informatie hierover gedeeld met alle actoren en worden alle actoren voldoende betrokken bij de besluitvorming. Dit draagt het bij aan vertrouwen bij alle actoren. Nog één keer terug naar het begrip “ontwikkeling”: De drie bestudeerde casussen hebben een unieke dynamiek en horizon, dit wordt vooral door de aard van de techniek beïnvloed. Sos loopt ver vooruit op de huidige stand van de techniek (en regelgeving) en is vooral een ICT-technische uitdaging, Terheijden en Warm in de wijk lopen in de pas met de techniek, maar moeten met de schop in de grond in een bestaande situatie. De manier waarop de drie organisaties bijbehorende problemen onderkennen en hiermee omgaan is een voorbeeld van organisaties als bronnen van vertrouwen. In de conclusie zijn de drie casussen als praktijkvoorbeelden beschreven. In Terheijden gaat het over de ontwikkeling van een warmtenetwerk voor het gehele dorp. Het wordt gebaseerd op hernieuwbare bronnen in de directe omgeving. Voor de initiatiefnemers en de bewoners is het belangrijk om “het zelf te gaan doen”. In Warm in de wijk gaat het ook over de ontwikkeling van een warmtenet, maar in dit geval in een woonwijk in Den Haag. Leidend hier is het uitgangspunt van een “open warmtenet”. Er moet een scheiding worden aangebracht tussen netwerk en warmtebronnen. Bij SoS gaat het over de toekomst van ons elektriciteit systeem. Er is nog een lange weg te gaan, maar uiteindelijk moet dit resulteren in een “goed werkend democratisch energisysteem”. Deze drie voorbeelden kunnen andere energie initiatieven inspiratie bieden omdat het beschrijvingen zijn van de ontwikkeling gericht op vertrouwen in relatie tot de gekozen technologie.
DOCUMENT