The purpose of this study is to investigate how several personality traits and two affective states might be associated with organizational (affective) commitment in a Middle Eastern collectivist culture like Turkey. We tested moderated mediation models of the effects of Big-Five personality traits on affective commitment to the organization while investigating the mediation effects of two affective states (i.e., positive affectivity and negative affectivity) and the moderating effects of a personality trait (i.e., core self-evaluations) on these relationships. Data were collected in a field study (N = 312) using a time-lagged research design. As expected, the results indicated that the traits extraversion and agreeableness are positively related to affective commitment through positive affectivity when core self-evaluations is high-to-medium in strength. The results also showed that the indirect and negative effect of neuroticism on affective commitment via negative affectivity was not supported. The main contribution of this study is the focus on personality and affectivecommitment linkages, giving an increased understanding of the processes, mechanisms, and conditions (i.e., indirect and moderating) operating within these linkages.
DOCUMENT
Vergelijking van prijs en kwaliteit van verschillende kwaliteitsonderzoeken
DOCUMENT
Een van de eerste Asset Based Community Development projecten in Nederland. Na 3 jaar is het project grondig geevalueerd. De auteur heeft het project drie jaar lang van binnenuit gevolgd en methodisch ondersteund. De centrale vraag is of het regulatieve vermogen van de wijk(bewoners)is vergroot als gevolg van het ABCD project. In 2004 hebben bewoners het roject zelfstandig voortgezet. Zie www.lijmbeek.nl
DOCUMENT
De lectorale rede gaat in op de rol en functie van praktijkonderzoek in scholen bij de professionele ontwikkeling vcan docenten en scholen. Het volgen van schoolgebonden innovaties door onderzoek als feedback machanisme te gebruiken vergroot de duurzame schoolontwikkeling
DOCUMENT
Zowel overheid als bedrijfsleven (en dan met name het MKB) verwachten van het hoger beroepsonderwijs dat het zich ontwikkelt tot een kennisproducent. Een centrale rol hierbij spelen de lectoren met hun kenniskringen. Zij zijn binnen het hbo eerstverantwoordelijk voor de kennisontwikkeling en de kenniscirculatie. In dit artikel verkennen we via een interview met dr. Ruud Klarus de mogelijkheden en grenzen van lectoraten. Welke kennis kunnen en willen lectoren produceren? Op welke wijze slagen zij er in deze kennis praktijkrelevant te laten zijn? En bieden hogescholen wel een goede omgeving voor de productie van praktijkrelevante kennis?
DOCUMENT
Hoofdstuk 10 in 'Lessen uit crises en mini-crises 2012' van Duin, van M., Wijkhuijs, V. en Jong, W. (red.) (p. 151-165). In dit hoofdstuk staat de asbestzaak in Utrecht centraal. Over de casus zijn eind 2012 twee evaluaties verschenen. Ten eerste een rapport van de commissie Onderzoek asbestvondst Kanaleneiland, die – onder leiding van de heer Jansen (oud CdK Overijssel, hierna: commissie-Jansen) – in opdracht van het college van B&W van de gemeente Utrecht onderzoek naar de asbestzaak deed, en ten tweede een rapport van het COT dat in opdracht van woningbouwcorporatie Mitros is opgesteld (Zannoni et al., 2012). Daarnaast schreef journalist annex ingenieur Remco de Boer een aardige publicatie met de treffende titel Verloren vertrouwen: lessen uit de asbestzaak. Deze publicatie verscheen al voordat de twee evaluatierapporten openbaar werden. De genoemde publicaties staan aan de basis van dit hoofdstuk
DOCUMENT
Het hoger onderwijs moet studenten opleiden tot kenniswerkers. Het blijkt echter lastig studenten zo op te leiden dat ze de voldoende vaardigheden hebben kennis snel toe te passen en nieuwe kennis te genereren. Een mogelijke aanpak is De praktijk als leeromgeving: studenten leren als junior kenniswerkers in authentieke praktijksituaties handelingsgericht te werken. In deze praktijksituaties komen het oplossen van praktijkproblemen (praktijkstroom), ontwikkelen van praktijkkennis (kennisstroom) en leren (competentiestroom) samen. De kwaliteit wordt bewaakt door kritische reflectie tegen vooraf gestelde kwaliteitscriteria. Door deze aanpak worden onderwijs en onderzoek verbonden. De studenten dragen bij aan open innovatie. Hierbij wordt kennis ontwikkeld en gedeeld ten behoeve van de praktijk en de hoger onderwijsorganisatie, waardoor de competentieontwikkeling van de student met innovatie gepaard gaat. Bij het toepassen van de praktijk als leeromgeving is er een aantal knelpunten. Wij hebben genoemd het onderscheiden van niveaus in competentieontwikkeling, het erkennen van Eerder Verworven Competenties (EVC), het Verbinden van onderwijs en onderzoek, de begeleidingsrollen en de professionele invulling daarvan, en de beoordelingsvormen: beoordeling van leerresultaten gekoppeld aan praktijkresultaten en de individuele beoordeling van teamwerk. In dit artikel hebben we hiervoor een aantal oplossingen aangedragen, waaronder het gebruiken van een sollicitatieprocedure, het onderscheiden van verschillende typen leersituaties, en het stellen van expliciete kwaliteitscriteria. Demografen voorspellen dat kenniswerkers schaars worden. We mogen dus geen talenten verspillen. Het hoger onderwijs wacht een zware taak om deze kenniswerkers grondig en efficiënt op te leiden. En wel op een zodanig manier dat ze niet alleen de theoretische kennis hebben, maar ook de vaardigheden om deze kennis snel in waarde om te zetten en met nieuwe kennis aan te vullen. De aanpak van de auteurs met de praktijk als leeromgeving is een van de manieren waarop dit mogelijk wordt.
DOCUMENT
De toetswijzer is een handreiking aan onderwijsontwikkelaars, toetscommissies, docenten en management om inzicht te krijgen in de visie op begeleiden en beoordelen en toetsvormen, die gehanteerd kunnen worden in een competentiegerichte leeromgeving. Het nieuwe leren staat of valt met de sleutelactiviteiten begeleiden en (zelf)beoordelen. De student wordt ondersteund bij het opzetten van persoonlijke leerdoelen en het vertalen daarvan in een Persoonlijk Ontwikkel Plan (POP). Richtinggevend hiervoor is het beroeps- en competentieprofiel. Essentieel in het competentie denken is de scheiding tussen begeleiden en beoordelen of zoals de Onderwijsraad (2004) verwoordt een rollen-scheiding tussen opleiden en examineren . Dit heeft ingrijpende consequenties voor de inrichting van de toetsing. Wij adviseren om de keuze van toetsvormen te baseren op een methodemix vanuit het perspectief dat een mix van toetsvormen en functies van toetsing op diverse competentieniveaus de meeste garantie biedt voor een betrouwbare en valide uitspraak over de competenties van de student. Bij de keuze van toetsvormen speelt steeds de vraag of deze organiseerbaar en betaalbaar zijn en voldoen aan wettelijke kaders en regelgeving zoals de accreditatie. Centrale sturing van toetsing is onvermijdelijk voor kwaliteitsborging, transparantie en flexibilisering van het leren. Het gezamenlijk zoeken naar een balans tussen optimum en haalbaarheid is in deze de uitdaging!
DOCUMENT