Background: Due to multimorbidity and geriatric problems, older people often require both psychosocial and medical care. Collaboration between medical and social professionals is a prerequisite to deliver high-quality care for community-living older people. Effective, safe, and person-centered care relies on skilled interprofessional collaboration and practice. Little is known about interprofessional education to increase interprofessional collaboration in practice (IPCP) in the context of community care for older people. This study examines the feasibility of the implementation of an IPCP program in three community districts and determines its potential to increase interprofessional collaboration between primary healthcare professionals caring for older people. Method: A feasibility study was conducted to determine the acceptability and feasibility of data collection and analysis regarding interprofessional collaboration in network development. A questionnaire was used to measure the learning experience and the acquisition of knowledge and skills regarding the program. Network development was assessed by distributing a social network survey among professionals attending the program as well as professionals not attending the program at baseline and 5.5 months after. Network development was determined by calculating the number, reciprocity, value, and diversity of contacts between professionals using social network analysis. Results: The IPCP program was found to be instructive and the knowledge and skills gained were applicable in practice. Social network analysis was feasible to conduct and revealed a spill-over effect regarding network development. Program participants, as well as non-program participants, had larger, more reciprocal, and more diverse interprofessional networks than they did before the program. Conclusions: This study showed the feasibility of implementing an IPCP program in terms of acceptability, feasibility of data collection, and social network analysis to measure network development, and indicated potential to increase interprofessional collaboration between primary healthcare professionals. Both program participants and non-program participants developed a larger, more collaborative, and diverse interprofessional network.
DOCUMENT
Objective: The aim of this cross-sectional study was to determine the associations between frailty and multimorbidity on the one hand and quality of life on the other in community-dwelling older people. Methods: A questionnaire was sent to all people aged 70 years and older belonging to a general practice in the Netherlands; 241 persons completed the questionnaire (response rate 47.5%). For determining multimorbidity, nine chronic diseases were examined by self-report. Frailty was assessed by the Tilburg Frailty Indicator, and quality of life was assessed by the World Health Organization Quality of Life Instrument—Older Adults Module. Results: Multimorbidity, physical, psychological, as well as social frailty components were negatively associated with quality of life. Multimorbidity and all 15 frailty components together explained 11.6% and 36.5% of the variance of the score on quality of life, respectively. Conclusion: Health care professionals should focus their interventions on the physical, psychological, and social domains of human functioning. Interprofessional cooperation between health care professionals and welfare professionals seems necessary to be able to meet the needs of frail older people.
DOCUMENT
Pijn aan het bewegingsapparaat staat in onze samenleving op de eerste plaats van oorzaken voor ziekteverzuim. Bij aspecifieke chronische lage rugpijn kunnen lichamelijke inspanningen op het werk zoals dynamische en statische functionele capaciteit verlaagd zijn en de aanleiding zijn voor ziekteverzuim. Volgens het promotieonderzoek van Sandra Jorna-Lakke is bij deze groep patiënten aanvullend onderzoek nodig door middel van gestandaardiseerde functionele capaciteitstesten.
DOCUMENT
In dit project werd gekeken naar manieren om tijdig problemen op het raakvlak van mondgezondheid en voeding bij ouderen te laten signaleren door diëtisten en mondhygiënisten. Zo kunnen ondervoeding en slechte mondgezondheid worden voorkomen.Doel Tijdige signalering en aanpak van problemen ten aanzien van voeding en/of mondgezondheid door zowel mondhygiënisten als diëtisten draagt bij aan betere kwaliteit van leven van ouderen en aan betere zorg. Resultaten De afgelopen 2,5 jaar is het project Eten met Lange Tanden uitgevoerd. Hieronder vindt u een overzicht van het project en de resultaten tot nu toe. De centrale vragen in het project waren: Welke vragen zouden mondhygiënisten moeten stellen aan patiënten om risico’s en/of problemen op het terrein van voedingsinname in kaart te brengen? Welke vragen zouden diëtisten moeten stellen aan patiënten om risico’s en/of problemen met mondgezondheid te signaleren? Deelonderzoeken Deelonderzoek 1 - Risicofactoren In dit deelonderzoek zijn door middel van databank-onderzoek en systematische literatuuronderzoek een aantal risicofactoren vastgesteld die een relatie hebben met voedingsproblemen en mondgezondheid bij thuiswonende ouderen van 65 jaar en ouder. Er is een artikel over de risicofactoren vanuit het database-onderzoek ingediend bij een wetenschappelijk tijdschrift. Er wordt momenteel gewacht op commentaar van de beoordelaars, en hopelijk zal er binnenkort goed nieuws volgen. Tevens is er een systematisch literatuuronderzoek gepubliceerd. Het doel van dit onderzoek was het onderzoeken van het verband tussen ondervoeding en mondgezondheid bij ouderen van 60 jaar en ouder. Hierbij zijn associaties gevonden tussen (risico op) ondervoeding en mondgezondheid bij ouderen, met specifieke aandacht voor de harde en zachte weefsels in de mond, evenals de subjectieve mondgezondheid. Deelonderzoek 2 en 3 - Vragenlijst In werkpakket 2 en 3 stond de ontwikkeling van de vragenlijst centraal. De vragenlijst is ontwikkeld met behulp van onder andere de resultaten uit deelonderzoek 1. Er hebben een aantal diëtisten en mondhygiënisten deelgenomen aan een pilot en een landelijk onderzoek waarin de vragenlijst is getest. Het aantal patiënten dat heeft deelgenomen aan de landelijke fase was niet voldoende om de signaleringsvragen definitief vast te stellen. Er zijn echter wel een aantal conceptvragen opgesteld. Deze conceptvragen moeten in een vervolgonderzoek worden vastgesteld. Uit de analyse van de data zijn er wel verschillen naar voren gekomen in de 'eigenschappen' van de patiënten die de diëtist of mondhygiënist bezochten. Patiënten bij de diëtist waren kwetsbaarder, hadden vaker een kunstgebit en hadden meer behoefte aan thuiszorg- en mantelzorgondersteuning. Zij liepen een groter risico op ondervoeding als gevolg van hun voedingspatroon en ondervonden meer praktische problemen, zoals boodschappen doen of koken. Patiënten bij de mondhygiënist hadden vaker een (volledige) eigen dentitie en hadden minder last van chronische ziekten. Zij waren fitter, ondernemender, gebruikten minder medicatie en waren minder afhankelijk van zorg. Deelonderzoek 4 - Interprofessionele samenwerking In dit deelonderzoek hebben er gestructureerde interviews en groepsgesprekken plaatsgevonden, waaronder gesprekken tussen diëtisten en mondhygiënisten. Tijdens deze gesprekken zijn interessante resultaten naar voren gekomen. Ten eerste werd vastgesteld dat er nauwelijks tot geen samenwerking is tussen diëtisten en mondhygiënisten. Daarnaast kwam naar voren dat deze zorgprofessionals elkaar zelden tegenkomen in hun professionele netwerken en dat er weinig kennis is over elkaars vakgebied en expertise. Bovendien bleek dat adviezen met betrekking tot voeding en mondzorg niet worden afgestemd, en soms zelfs tegenstrijdig zijn. Deze bevindingen zijn beschreven in een artikel dat is ingediend bij een wetenschappelijk tijdschrift ter publicatie. Het artikel bevindt zich momenteel nog in de reviewfase en is nog niet gepubliceerd. Daarnaast zijn er interviews gehouden met andere zorgprofessionals en ouderen. Uit deze interviews bleek dat er nog weinig aandacht is voor mondzorg in relatie tot voeding bij andere zorgprofessionals, zoals wijkverpleegkundigen of huisartsen. Ook gaven de ouderen aan dat zij minder belang hechten aan hun mondzorg. De resultaten van deze interviews moeten nog worden verwerkt in een artikel. Overige opbrengsten Tijdens de Diëtistendagen in oktober hebben Inge Cantatore, diëtist in Amsterdam, en Elke Naumann, associate HAN-lector Voeding, Diëtetiek en Leefstijl, de voorlopige resultaten van het project Eten met Lange Tanden gedeeld. Op het najaarscongres van de Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten op 12 november 2021 hebben Liesbeth Haverkort, onderzoeker bij het Lectoraat Innovaties in de Preventieve Zorg van de Hogeschool Utrecht, en Vanessa Hollaar, onderzoeker bij het Lectoraat Voeding, Diëtetiek en Leefstijl van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, ook de relatie tussen (onder)voeding en mondgezondheid gepresenteerd. Op 15 februari 2022 hebben Elke Naumann en Katarina Jerković-Ćosić, HU-lector bij het lectoraat in de Preventieve Zorg, een presentatie gegeven tijdens een Webinar over Mondgezondheid, Ondervoeding en Microbiota. In het vervolgproject Dat smaakt naar meer zal worden gekeken hoe diëtisten en mondhygiënisten samenwerking onderling én in de eigen regio/wijk vorm kunnen geven, zodat aandacht voor voeding en mondzorg geborgd is en zo bijdraagt aan kwaliteit van leven en gezondheid in de wijk/regio. Looptijd 01 juni 2019 - 01 juni 2021 Downloads en links
In Nederland lijden 1,4 miljoen mensen aan hart- en vaatziekten. Dit aantal zal oplopen tot 1,9 miljoen in 20301. Hevige of langdurige stress is een belangrijk risicofactor voor hart- en vaatproblemen. Cardiologen hebben vastgesteld dat omgaan met stress nu als een belangrijk onderdeel van de behandeling wordt beschouwd. Stressmanagement en het verlagen van stress zijn cruciaal voor hartpatiënten, voornamelijk bij specifieke groepen waaronder Ischemia and Non Obstructive Coronary Artery Disease (INOCA). In tegenstelling tot het klassieke beeld van obstructief coronarialijden zijn er bij INOCA-patiënten geen significante obstructies aanwezig en worden klachten medebepaald door spasme en vasculaire disfunctie van de grote en kleinere kransvaten. INOCA Uit verschillende onderzoeken komt naar voren dat muziek kan helpen bij het verlagen van stress en pijn.2 3 Echter is de invulling en de impact van sound therapie, waaronder het reductiegehalte van stress, bij hartpatiënten in de eigen leefomgeving nog onvoldoende onderzocht. Binnen het project HARMONIES – stressreductie met muziek voor INOCA-patiënten, is daarom de volgende onderzoeksvraag in samenwerking met de projectpartners en cardiologen vastgelegd: Hoe kan de toepassing van sound therapie in de eigen leefomgeving bijdragen aan het reduceren van stress bij INOCA-patiënten en wat is de impact hiervan op slaap? Het consortium heeft als doel om INOCA-patiënten, die vaak geen hartrevalidatie krijgen, te helpen met het reduceren van stress in de eigen leefomgeving. Door middel van sound therapie in combinatie met biofeedback kan er een gepersonaliseerde oplossing worden aangeboden aan individuele patiënten die leiden aan deze chronische ziekte. Door in te spelen op het verminderen van de stress in de eigen leefomgeving, wordt de behandeling van de chronische ziekte bevorderd en draagt dit bij aan het vergroten van de kwaliteit van leven. Door in te spelen op het verminderen/voorkomen van stress, zal dit ook bijdragen aan preventie en de druk op ziekenhuiszorg.
In Nederland lijden 1,4 miljoen mensen aan hart- en vaatziekten. Dit aantal zal oplopen tot 1,9 miljoen in 2030 . Hevige of langdurige stress is een belangrijk risicofactor voor hart- en vaatproblemen. Cardiologen hebben vastgesteld dat omgaan met stress nu als een belangrijk onderdeel van de behandeling wordt beschouwd. Stressmanagement en het verlagen van stress zijn cruciaal voor hartpatiënten, voornamelijk bij specifieke groepen waaronder Ischemia and Non Obstructive Coronary Artery Disease (INOCA). In tegenstelling tot het klassieke beeld van obstructief coronarialijden zijn er bij INOCA-patiënten geen significante obstructies aanwezig en worden klachten medebepaald door spasme en vasculaire disfunctie van de grote en kleinere kransvaten. INOCA Uit verschillende onderzoeken komt naar voren dat muziek kan helpen bij het verlagen van stress en pijn. Echter is de invulling en de impact van sound therapie, waaronder het reductiegehalte van stress, bij hartpatiënten in de eigen leefomgeving nog onvoldoende onderzocht. Binnen het project HARMONIES – stressreductie met muziek voor INOCA-patiënten, is daarom de volgende onderzoeksvraag in samenwerking met de projectpartners en cardiologen vastgelegd: Hoe kan de toepassing van sound therapie in de eigen leefomgeving bijdragen aan het reduceren van stress bij INOCA-patiënten en wat is de impact hiervan op slaap? Het consortium heeft als doel om INOCA-patiënten, die vaak geen hartrevalidatie krijgen, te helpen met het reduceren van stress in de eigen leefomgeving. Door middel van sound therapie in combinatie met biofeedback kan er een gepersonaliseerde oplossing worden aangeboden aan individuele patiënten die leiden aan deze chronische ziekte. Door in te spelen op het verminderen van de stress in de eigen leefomgeving, wordt de behandeling van de chronische ziekte bevorderd en draagt dit bij aan het vergroten van de kwaliteit van leven. Door in te spelen op het verminderen/voorkomen van stress, zal dit ook bijdragen aan preventie en de druk op ziekenhuiszorg.