Despite the willingness of many educational institutions worldwide to embrace Education for Sustainable Development and Education for Sustainable Development Goals, critical scholars have pointed out that the very enterprise of sustainable development is not without its contradictions. Therefore, any education that engages with sustainable development needs to be carefully reviewed, rather than supported, in its ambition to promote the supposedly universally desirable aims. The rhetoric of sustainable development as meeting the needs of present and future generations is largely anthropocentric in failing to take nonhuman species into account when setting up pragmatic and ethical objectives. Similarly to the Millennium Development Goals (MDGs) that have helped to raise living standards across the world, but have largely failed to address environmental sustainability challenges, the Sustainability Development Goals (SDGs) tend to prioritize “inclusive economic growth” at the expense of ecological integrity, which is very likely to negatively affect not only nonhuman species but also future generations and their quality of life. Thus, as this chapter will argue, universally applicable Education for Sustainable Development Goals (ESDGs) is problematic in the context of addressing the long-term sustainability for both human and nonhuman inhabitants of the planet. Given escalating climate change, biodiversity loss, pollution, and depletion of natural resources, this chapter questions whether ESDGs can qualify as a desirable “quality education”. The paradoxes of sustainable development and ways forward that seem a better alternative for ESDG include indigenous/traditional learning, ecopedagogy, ecocentric education, and education for degrowth, steady-state, and Cradle-to-Cradle and circular economy. Advantages of universal education are also highlighted, as any education that supports basic literacy, numeracy, and values attributed to the intrinsic rights of humans and nonhumans can help students to be equipped to deal with social and environmental challenges. https://doi.org/10.3390/books978-3-03897-893-0-1 LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/helenkopnina/
This chapter will introduce the circular economy (CE) and Cradle to Cradle (C2C) models of sustainable production. It will reflect on the key blockages to a meaningful sustainable production and how these could be overcome, particularly in the context of business education. The case study of the course for bachelor’s students within International Business Management Studies (IBMS), and at University College in The Netherlands will be discussed. These case studies will illustrate the opportunities as well as potential pitfalls of the closed loop production models. The results of case studies’ analysis show that there was a mismatch between expectations of the sponsor companies and those of students on the one hand and a mismatch between theory and practice on the other hand. Helpful directions for future research and teaching practice are outlined. https://www.springer.com/gp/book/9783319713113#aboutBook https://www.linkedin.com/in/helenkopnina/
Increasingly, entrepreneurial growth is discussed in relation to business sustainability and the wider questions of ‘growth’ – economic, green, or sustainable. This chapter will discuss the challenges and opportunities of teaching circular economy and Cradle to Cradle (C2C) models of sustainable production. The course applying circular economy theory to corporate case studies at the liberal arts college in The Netherlands will be discussed. Students were given the assignment to advise an existing company how to make a transition from a linear to circular economy model. https://doi.org/10.1108/978-1-78714-501-620171028 LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/helenkopnina/
De achtergrond van het project is het hoogwaardig recyclen van (autobanden)rubbers die het eind van de gebruiksfase hebben bereikt en worden aangemerkt als ‘afval’. In het beoogde proces van hoogwaardige recycling wordt het materiaal middels devulcanisatie zo ver mogelijk teruggebracht tot zijn oorspronkelijke vorm, waardoor de eigenschappen van de elastomeren grotendeels behouden blijven. Het doel is dat het materiaal bij hergebruik als wezenlijk deel van de samenstelling van een nieuw te vervaardigen rubbercompound kan dienen. Beoogde toepassing is terug in banden, dus een cradle-to-cradle loop. Naast het behoud van de unieke rubbereigenschappen is met name de homogeniteit van het materiaal en herverwerkbaarheid van belang. Tevens is het belangrijk dat de kosten van het devulcanisatieproces relatief laag zijn om het economisch aantrekkelijk te maken. De nieuwe methode van recycling past in het principe van de circulaire economie. Het onderhavige project beoogt de praktische vertaling van de kennis die ontwikkeld is in het PhD-onderzoeksproject ‘Closing the Loop’ van de Universiteit Twente in samenwerking met Hogeschool Windesheim naar een tweetal bestaande materiaalstromen. De kennis is opgebouwd voor een specifieke materiaalstroom van een specifieke leverancier, maar is naar verwachting breder inzetbaar voor meerdere materiaalstromen door aanpassing van de procesparameters. Onderdeel van het onderzoek is het analyseren van de kwaliteit van het gedevulcaniseerde materiaal en daarnaast het testen van de eigenschappen van het materiaal na toevoeging van een standaard vulcanisatiesysteem en het bijbehorende vulcanisatieproces. Het onderzoek wordt gedaan door deskundigen in het vakgebied die specifiek kennis en ervaring hebben met betrekking tot rubbermaterialen en -verwerking en recyclingvraagstellingen omtrent rubbers. Er zijn een tweetal MKB-bedrijven bij het project betrokken die jarenlange ervaring hebben met de recycling van rubbers. Daarnaast is RecyBEM, de uitvoeringsorganisatie van het Besluit beheer autobanden (Bba) betrokken bij dit project. RecyBEM organiseert sinds 2004 in Nederland de inzameling en recycling van gebruikte autobanden uit de vervangingsmarkt. Het beoogde projectresultaat betreft kennis over de technische en praktische mogelijkheden van het devulcanisatieproces voor rubber afvalstromen. Om de mogelijkheden van hoogwaardig hergebruik van deze rubbers nauwkeurig te bepalen en kunnen voorspellen worden de materialen tevens opnieuw gecompoundeerd en geanalyseerd. De opgedane kennis en resultaten worden gerapporteerd in een onderzoeksrapport. Tevens zal met instemming van de deelnemende bedrijven hierover een artikel worden geschreven.
De achtergrond van het project is het hoogwaardig recyclen van bandenrubbers die het eind van de gebruiksfase hebben bereikt en worden aangemerkt als ‘afval’. In het beoogde proces van hoogwaardige recycling wordt het materiaal middels devulcanisatie zo ver mogelijk teruggebracht tot zijn oorspronkelijke vorm, waardoor de eigenschappen van de elastomeren grotendeels behouden blijven. Het doel is dat het materiaal bij hergebruik als wezenlijk deel van de samenstelling van een nieuw te vervaardigen rubbercompound kan dienen. Beoogde toepassing is terug in banden, dus een cradle-to-cradle loop. Naast het behoud van de unieke rubbereigenschappen is de homogeniteit van het materiaal en herverwerkbaarheid van belang. Tevens is het belangrijk dat de kosten van het devulcanisatieproces relatief laag zijn om het economisch aantrekkelijk te maken. De nieuwe methode van recycling past in het principe van de circulaire economie. In het voorgaande project, Hoogwaardig hergebruik van elastomeren – Onderzoek naar de mogelijkheden van het devulcanisatieproces voor rubber afval, is het ontwikkelde devulcanisatieproces toegepast op vier verschillende materiaalstromen, alle gebaseerd op personenwagenbanden. Het onderhavige project beoogt de bruikbaarheid van het devulcanisatie proces voor de afvalstroom van vrachtwagenbanden te onderzoeken. Dit materiaal heeft een fundamenteel andere samenstelling, met name een veel hoger gehalte aan natuurrubber, hetgeen zich zal vertalen naar een ander gedrag in het devulcanisatieproces. Daarnaast zal het effect worden onderzocht van een verlaging van de benodigde hoeveelheid chemicaliën en de invloed hiervan op de bruikbaarheid van het devulcanisaat. Hiermee wordt bekeken in hoeverre de economische haalbaarheid van het devulcanisatieproces verbeterd kan worden. Het testen van het devulcanisaat wordt op vergelijkbare wijze uitgevoerd als in het eerdere project. Het onderzoek wordt gedaan door deskundigen in het vakgebied die specifiek kennis en ervaring hebben over rubbermaterialen en -verwerking en recyclingvraagstellingen omtrent rubbers. Er zijn een tweetal MKB-bedrijven bij het project betrokken die jarenlange ervaring hebben met de recycling van rubbers.
Op dit moment wordt bermgras in Nederland hoofdzakelijk gecomposteerd. Dit is een laagwaardige verwerking, waarbij de waarde van organisch materiaal grotendeels verloren gaat (omgezet in CO2, water en warmte). Bermgras is echter een grondstof waar meer waarde uit kan worden gehaald. De vraag vanuit het werkveld is: Is het technologisch en economisch haalbaar om bermgras te valoriseren tot biobased composiet? Ingenia Consultants & Engineers BV richt zich op duurzaam gebruik van reststoffen waarbij gestreefd wordt naar het maximaal haalbare milieurendement. Een van de aspecten waar Ingenia zich op richt is het produceren van composieten uit reststromen. Eco-Makelaar richt zich op het toepassen van Cradle2Cradle materialen in de bouwwereld, weg- en waterbouw en de agrarische sector. Het heeft een portofolio van producten gemaakt van ‘groene’ stromen en een nieuw composiet uit bermgras zou een aanvulling zijn op dit portofolio. Attero richt zich op duurzame verwerking van afvalstromen. Hun doel is om zoveel mogelijk herbruikbare grondstoffen terug te winnen en reststromen om te zetten in duurzame energie en nuttige producten. Attero heeft momenteel een contract om bermgras te verwerken. Alle drie de bedrijven hebben dus tot doel om bermgras tot waarde te brengen. In dit project willen we onderzoeken of er een biobased composiet op basis van bermgras gemaakt kan worden. Focus in dit project ligt op de toepassing van bouwmaterialen, bij voorkeur in een nichemarkt om meer waarde te creëren. De onderzoeksvraag is: Hoe dient bermgras te worden voorbewerkt, zodat het toegepast kan worden voor nieuwe biobased composieten, en is dit economisch haalbaar? HAS Hogeschool bouwt in dit project voort op opgedane kennis rondom persen van organische reststromen in een sap- en vezelfractie, waarbij we in dit project de vezelfractie willen valoriseren tot composiet.