Hoofdstuk 6 in Werken in gewongen kader Jacqueline Bosker, Andrea Donker, Anneke Menger en Peter van der Laan 6.1 Inleiding 6.2 Desistance: daderkenmerken en contextuele invloeden bij de afbouw van delinquent gedrag 6.3 Beïnvloeden van afbouw van delinquent gedrag 6.4 Een geïntegreerde visie op de afbouw van delinquent gedrag
MULTIFILE
Deze studie kijkt naar de factoren die de intentie tot het doen van aangifte of melding na slachtofferschap van cybercrime verhogen en de motieven die daarmee samenhangen. In deze studie wordt gebruikgemaakt van een vragenlijst met daarin vignetten. De factoren die gemeten zijn in de vignetten zijn het type delict, de ernst van het delict, of er een relatie is tussen de dader en het slachtoffer en de mogelijkheden om aangifte te doen. Het blijkt onder meer dat het type en de ernst van het delict bepalende factoren zijn voor zowel meldings- als aangiftebereidheid van slachtofferschap na cybercrime. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/rutgerleukfeldt/
MULTIFILE
Dit is het tweede deel van de rapportage van het onderzoek naar daderanalyse van woninginbrekers. In het eerste deel is verslag gedaan van de eerste verkenning naar de mogelijkheden te komen tot een categorisering van verdachten van woninginbraak. In dit tweede deel worden de resultaten gepresenteerd van de interviews die gehouden zijn met experts ter aanvulling op de conclusies uit het eerste deel van dit onderzoek. De geïnterviewde experts waren direct betrokken bij het tegengaan van woninginbraak in Utrecht stad, of in één geval meer indirect betrokken vanuit landelijk beleidsmatig perspectief. Het gaat om werknemers van de politie en van Reclassering Nederland.
DOCUMENT
Onze samenleving is sterk gedigitaliseerd. Het internet is de arena waarin wij werken, onze financiën regelen, boodschappen doen, waar ons sociale leven plaatsvindt en we liefde zoeken.1 Als gevolg van deze digitalisering is cybercriminaliteit in toenemende mate een probleem. De prevalentie van deze ‘nieuwe’ vormen van criminaliteit overstijgt inmiddels de ‘traditionele’ vormen van criminaliteit. Statistieken over de gehele wereld laten een vergelijkbaar beeld zien. Onderzoek laat zien dat slachtoffers van cybercriminaliteit negatieve (financiële, psychologische en emotionele) gevolgen ondervinden (bijv. Cross e.a. 2016; Jansen & Leukfeldt 2018; Worsley e.a. 2017; Reyns & Randa 2015). Deze gevolgen worden geregeld versterkt door onbegrip voor het slachtoffer, gebrek aan ondersteuning (Worsley e.a. 2017; Cross e.a. 2016; Notté e.a. 2020) en onvoldoende kennis en mogelijkheden vanuit de politie en justitie om zaken succesvol aan te pakken (Leukfeldt e.a. 2013a; 2013b; 2018). Het bestaande slachtofferbeleid is gebaseerd op kennis over en onderzoek naar de ervaringen van slachtoffers van offline criminaliteit (zie bijv. Leukfeldt e.a. 2018). Het is van belang om meer kennis over deze vormen van slachtofferschap te genereren en te delen over de hele linie van wetenschap, beleid, opsporing, vervolging en ondersteuning.
DOCUMENT
Hoofdstuk 1 in: Vliet, J.A. van, Menger, A. (Red.) (2015) Dader en slachtoffer, een paar apart Samenvatting boek: Dr. Jaap van Vliet heeft als beleidsadviseur/onderzoeker aan de basis gestaan van de visie van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering over de relatie slachtoffer en dader in de meest brede zin. Dit heeft in 2014 geresulteerd in een door LJ&R georganiseerd symposium onder de titel: “Dader en slachtoffer: een paar apart?” Het is een actueel en steeds boeiend thema. De visie op zowel wie de dader als wie het slachtoffer is, wat hun relatie tot elkaar en tot de samenleving is en hoe je de dader het beste kunt begeleiden is in de loop der jaren steeds herijkt. In het strafproces zijn van oudsher de belangen van de verdachte goed beschreven en geborgd. Maar voor de slachtoffers was het lange tijd niet het geval. In de politiek en op beleidsniveau wordt momenteel gezocht naar manieren om de belangen van daders en slachtoffers meer met elkaar in evenwicht te brengen. Op het symposium werd hier door een viertal sprekers aandacht besteed vanuit verschillende invalshoeken: de juridische, die van het slachtoffer, die van de dader en die van de reclassering. Omdat het symposium tot verschillende nieuwe inzichten leidde zijn de op het symposium uitgesproken teksten in dit boekje bij elkaar gebracht, zodat zij voor een breder publiek toegankelijk worden.
LINK
Dr. Jaap van Vliet heeft als beleidsadviseur/onderzoeker aan de basis gestaan van de visie van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering over de relatie slachtoffer en dader in de meest brede zin. Dit heeft in 2014 geresulteerd in een door LJ&R georganiseerd symposium onder de titel: “Dader en slachtoffer: een paar apart?” Het is een actueel en steeds boeiend thema. De visie op zowel wie de dader als wie het slachtoffer is, wat hun relatie tot elkaar en tot de samenleving is en hoe je de dader het beste kunt begeleiden is in de loop der jaren steeds herijkt. In het strafproces zijn van oudsher de belangen van de verdachte goed beschreven en geborgd. Maar voor de slachtoffers was het lange tijd niet het geval. In de politiek en op beleidsniveau wordt momenteel gezocht naar manieren om de belangen van daders en slachtoffers meer met elkaar in evenwicht te brengen. Op het symposium werd hier door een viertal sprekers aandacht besteed vanuit verschillende invalshoeken: de juridische, die van het slachtoffer, die van de dader en die van de reclassering. Omdat het symposium tot verschillende nieuwe inzichten leidde zijn de op het symposium uitgesproken teksten in dit boekje bij elkaar gebracht, zodat zij voor een breder publiek toegankelijk worden.
LINK
In deze studie onderzoeken we de ontwikkelingstrajecten van hackers, op basis van zelfgerapporteerde web defacements. Tijdens een web defacement wordt ongewenst de inhoud van een website aangepast. In totaal hebben we 50.330 defacements van websites met een Nederlandse extensie (.nl websites) geanalyseerd, die door 3640 verschillende defacers zijn uitgevoerd tussen januari 2010 en maart 2017. Met behulp van trajectory-modellen kunnen er zes groepen defacers worden onderscheiden in de analyses: twee groepen chronische daders en vier groepen daders die slechts gedurende een korte periode defacements uitvoerden. Deze groepen verschillen ook van elkaar in hun motivaties en modus operandi. De groep hoogfrequente chronische daders bestaat uit minder dan 2% van de daders, maar is verantwoordelijk voor meer dan de helft van alle defacements. Het zou dan ook het meest efficiënt zijn wanneer toekomstige interventies zich met name richten op deze kleine groep chronische daders. Voor vervolgonderzoek zou het interessant zijn om de inhoudelijke boodschap van de web defacements te onderzoeken.
DOCUMENT
Er verschijnen doorgaans minder vrouwen dan mannen voor de rechter en het overgrote deel van de justitiële en forensisch psychiatrische instellingen wordt bevolkt door mannen. In de literatuur naar voorspellers van crimineel gedrag komt ‘man zijn’ steevast naar voren als één van de sterkste voorspellers. Hoewel vrouwen en meisjes een duidelijke minderheid vormen binnen justitiële en forensische psychiatrische instellingen (tussen de 6 en 10%), lijkt hun aandeel in de criminaliteit de laatste 20 jaar toe te nemen. Wereldwijd wordt gezien dat er meer vrouwen worden veroordeeld en gedetineerd of opgenomen in de forensische zorg (zie de Vogel & Nicholls, 2016; Walmsley, 2015). De laatste jaren is er dan ook beduidend meer aandacht gekomen voor de vrouw als dader.1 Het meeste onderzoek naar criminologische en forensisch psychologische vraagstukken is echter nog altijd verricht binnen mannelijke populaties. De vraag is dan ook of de huidige theoretische en empirische kennis over mannelijke daders wel voldoende van toepassing is op vrouwelijke daders en wat mogelijke verschillen betekenen voor de sanctietoepassing.
DOCUMENT
Criminele netwerken gebruiken ICT op tal van manieren: voor onderlinge communicatie, om capabele mededaders en ‘tools’ te vinden, om afzetmarkten te vergroten, om een groter aantal potentiële slachtoffers te bereiken, en ook om criminele geldstromen af te schermen. Het regelen en afschermen van geldstromen is een essentiële opgave voor daders in de georganiseerde criminaliteit. Georganiseerde criminaliteit is primair ingegeven door financieel gewin. Maar criminele verdiensten brengen risico’s met zich mee, vooral als je succesvol bent en je criminele activiteiten grote opbrengsten genereren. Criminele verdiensten en de besteding daarvan kunnen immers tot aandacht van de autoriteiten leiden, met arrestatie en inbeslagname van vermogen als mogelijke gevolgen. Dit artikel biedt empirisch inzicht in hoe daders binnen de georganiseerde criminaliteit ICT gebruiken voor het regelen van hun geldstromen. We richten ons daarbij niet uitsluitend op cybercrime, maar verkennen juist het gebruik van ICT én de consequenties daarvan voor een breder scala van soorten georganiseerde criminaliteit, dus ook ‘traditionele’ georganiseerde criminaliteit zoals drugssmokkel. De empirische data die aan dit artikel ten grondslag liggen, bestaan uit dertig grootschalige opsporingsonderzoeken die zijn bestudeerd voor de Monitor Georganiseerde Criminaliteit. Hieronder lichten we eerst de onderzoeksopzet en de gebruikte bronnen toe. Vervolgens bespreken we de empirische resultaten van onze studie. Daarbij gaan we in op de criminele verdiensten zelf, maar met name op de besteding ervan en het afschermen van criminele inkomsten. We eindigen het artikel met conclusies. Aan de ene kant leidt ICT ook wat betreft het beheer van criminele geldstromen tot nieuwe werkwijzen. Aan de andere kant laten analyses zien dat oude zekerheden nog steeds een prominente rol spelen in keuzes van daders. Zo blijkt contant geld nog steeds een dominante factor in criminele geldstromen, zowel bij traditionele georganiseerde criminaliteit als bij cybercriminaliteit. Bovendien blijkt het omwisselen van digitale valuta voor contant geld een belangrijke flessenhals te zijn voor het criminele bedrijfsproces van daders die online opereren. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/rutgerleukfeldt/
MULTIFILE
De reclassering heeft besloten om in het werk met daders meer rekening te gaan houden met het slachtofferperspectief. Anders gezegd: om meer slachtofferbewust te gaan werken. In deelrapport I, slachtofferbewust werken en reclasseringsbeleid, zijn context en redenen hiervoor samengevat. Uit de inventarisatie die ten grondslag lag aan deel I bleek dat: - de ontwikkeling naar slachtofferbewust werken is ingebed in landelijk en Europees beleid - dat er nog relatief weinig literatuur en onderzoek beschikbaar is over slachtofferbewust werken met daders, buiten de omvangrijke literatuur over herstelrecht - dat er in Nederland en Europa diverse praktijken zijn ontwikkeld die interessant kunnen zijn als voorbeeld voor de reclassering, maar dat die merendeels nog niet zijn onderzocht op effectiviteit. Dit deelrapport II omvat een eerste handreiking voor reclasseringswerkers. De handreiking is gebaseerd op literatuur die wél is gevonden, op praktijken van andere organisaties en op interviews met reclasseringswerkers die zelf, practice based, werken aan systematisering van de eigen ervaringen met slachtofferbewust werken. Gezien het vroege stadium van theorievorming en onderzoeksbevindingen zal deze handreiking in de komende jaren in ontwikkeling moeten blijven. De handreiking is bedoeld als een (eerste) aanvulling op de algemene methodiek Werken in Gedwongen Kader, methodiek voor forensisch sociale professionals (Menger, Krechtig & Bosker, 2013).
DOCUMENT