BackgroundDiet-related morbidity is high in kidney transplant recipients (KTR), but detailed dietary assessments are limited. In this study, we evaluated diet and dietary guideline adherence in KTR compared to the general population, and identified KTR-specific dietary determinants.MethodsCross-sectional dietary data from KTR (<1 year post-transplantation), obtained using 3-day food diaries at baseline in the [anonymized] Study in four study centers throughout [anonymized], were analyzed. Food group and nutrient intake were evaluated using Dutch food-based dietary guidelines and Dutch Dietary Reference Values. Results were compared to the national Food Consumption Survey data from the general population. Associations of clinical characteristics with dietary intake were assessed using linear regression.ResultsDietary assessments of 167 KTR (40% female, age 51.9±13.5 years 147 [94–227] days post-transplantation) showed low dietary guideline adherence for intake of fruits (recommendation: >200 g/day, 22% adherent, median intake [interquartile range]: 110 [41-190] g/day), vegetables (recommendation: >200g/day, 28% adherent, intake: 137 [83-211] g/day), fiber (recommendation: >25 g/day, 26% adherent, intake: 20.5 [16.3-25.8] g/day) and plant-to-total protein ratio (recommendation: >0.50, 12% adherent, intake: 0.37 [0.31-0.45]). Diet of KTR was largely similar to that of the general population and slightly healthier in some aspects, including lower intake of salt, red meat, sugary beverages and soft drinks, and higher soft fat intake. Deceased donor status was associated with lower vegetable intake (st.β (95%CI)=-0.45 (-0.75, -0.14), p=0.004). Polypharmacy (≥5 daily medications) was associated with a lower plant-to-total protein ratio (st.β (95%CI)=-0.43 (-0.82, -0.05), p=0.03).ConclusionDietary guideline adherence in KTR was low and diet was comparable to that of the general population. Considering the high diet-related morbidity burden in KTR, dietary adherence deserves priority as a prevention target in this population, especially in patients with a deceased donor or polypharmacy.
DOCUMENT
Er lijkt een duidelijke mate van evidentie te bestaan betreffende de relatie fysieke activiteit, respectievelijk fitheid en gezondheid in de algemene populatie en bij bepaalde pathologieën. Er is evenwel nog behoefte aan verder wetenschappelijk onderzoek naar mogelijke determinanten en onderliggende mechanismen, als ook naar evidentie bij bepaalde, specifieke aandoeningen. Tevens mag duidelijk zijn dat ondanks de bestaande evidentie fysieke activiteit/oefening te weinig toegepast wordt in de gezondheidszorg. Het onderzoek naar de effectiviteit van gezondheidskundige interventies is dan ook uitermate belangrijk. Dit lectoraat hoopt dan ook een bescheiden bijdrage hieraan te kunnen leveren. Hiervoor heeft zij reeds afspraken tot samenwerking met de academische en medische wereld (in Utrecht, Amsterdam, Maastricht en Leuven), met de gezondheidszorg (RIVM Bilthoven en GG&GD Utrecht) en met de beroepen- of bedrijfswereld (Politie regio Utrecht; Enraf Nonius, Delft). De beoogde doelstellingen zullen echter naar alle waarschijnlijkheid beduidend meer tijd in beslag nemen dan de periode van 4 jaar die de Stichting Kennis Ontwikkeling voorzien heeft met betrekking tot het oprichten en financieren van de lectoraten.
DOCUMENT
SAMENVATTING Mensen met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) hebben een sterk verminderde levensverwachting in vergelijking met de algemene populatie, vooral veroorzaakt door fysieke aandoeningen. Een ongezonde leefstijl speelt een belangrijke rol in de verminderde levensverwachting bij mensen met EPA. Ter bevordering van de fysieke gezondheid van deze doelgroep is de nurse-led e-health-interventie GILL (Gezondheid in Lichaam en Leefstijl) ontwikkeld voor somatische screening en het stimuleren van een gezonde(re) leefstijl. Door het uitvoeren van een cluster-gerandomiseerde studie (RCT) wordt onderzocht of de GILL e-health-interventie effectiever is dan de standaardzorg in het verbeteren van de fysieke gezondheid en leefstijl van mensen met EPA. De primaire uitkomstmaat van deze studie is de score voor de ernst van het metabool syndroom. Naast de RCT wordt een procesevaluatie uitgevoerd om de implementatie en de ervaringen van zowel de deelnemende cliënten als de hulpverleners met de GILLinterventie systematisch te evalueren.
DOCUMENT
Voor u ligt de wetenschappelijke onderbouwing van de Richtlijn Somatische screening bij patiënten met een ernstige psychische aandoening (2015). Het doel van deze richtlijn is om met name verpleegkundigen te ondersteunen bij de algemene somatische screening van patiënten in de ggz met een ernstige psychische aandoening (EPA) en de te ondernemen vervolgactiviteiten. Somatische screening is zowel klinisch als maatschappelijk zeer relevant, omdat de gezondheidsproblemen van deze patiënten groot zijn en het zorgaanbod er maar beperkt op aansluit. De richtlijn is ontwikkeld voor beroepsgroepen die zorg verlenen aan mensen met een ernstige psychische aandoening: verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten, sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen (SPV’en), consultatief-psychiatrisch verpleegkundigen, psychologen, psychiaters, klinisch geriaters, artsen somatisch werkzaam in de ggz, internisten in de ggz, huisartsen, POH-ggz, physician assistants in de ggz, psychomotorisch therapeuten, fysiotherapeuten, diëtisten, sociotherapeuten, ergotherapeuten en ggz-agogen. Dit rapport biedt achtergrondinformatie voor alle zorgprofessionals, zorgmanagers, kwaliteitsmedewerkers en alle anderen die betrokken zijn bij de algemene somatische zorg voor mensen met een ernstige psychische aandoening en die meer willen weten over de totstandkoming van deze richtlijn. In deze onderbouwing is beschikbare wetenschappelijke kennis samengevat en wordt aangegeven welke overige overwegingen, onder meer vanuit praktijkkennis en voorkeuren vanuit patiënten- en familieperspectief, van belang waren bij het formuleren van de richtlijnaanbevelingen. Deze richtlijn is gebaseerd op wetenschappelijke evidentie, grijze literatuur, de praktijkkennis van professionals en voorkeuren vanuit patiënten- en familieperspectief. Het ontwikkeltraject bestond uit een knelpuntanalyse, een systematische inventarisatie van bestaande richtlijnen, een veldinventarisatie van beschikbare interventies, een transparant literatuuronderzoek, diverse commentaarrondes onder de werkgroep- en klankbordgroepleden en een praktijktoets. Bij de richtlijn werden een indicatorenset en een stroomschema ontwikkeld. De indicatoren worden beschreven in dit rapport. De richtlijn zelf is apart uitgegeven (Meeuwissen et al., 2015a).
MULTIFILE
Bij de richtlijn horen 1) een wetenschappelijke onderbouwing en 2) een samenvattingskaart. Deze richtlijn beoogt ggz-professionals - in het bijzonder verpleegkundigen - te ondersteunen bij de somatische screening op gezondheidsproblemen bij mensen met een ernstige psychische aandoening, en ondersteuning te bieden bij de planning en uitvoering van vervolgactiviteiten voor preventie en tijdige diagnostiek en behandeling van somatische problemen. Gerichte leefstijlinterventies kunnen risicofactoren voor bepaalde somatische aandoeningen gunstig beïnvloeden. De richtlijn richt zich op volwassen patiënten (18-65 jaar) met een ernstige psychische aandoening of een verhoogd risico. De aanbevelingen zijn ook toepasbaar voor de POH-ggz. Medeauteurs: Marieke van Piere, Maarten Bak, Merlijn Bakkenes, Digna van der Kellen, Sonja van Hamersveld, Ronald van Gool, Katie Dermout, Titia Feldmann, Anneriek Risseeuw, Anneke Wijtsma-van der Kolk, Ingrid van Vuuren, Matthijs Rümke, Evelyn Sloots-Jongen, Paul de Heij, Richard Starmans, Cilia Daatselaar, Christine van Veen en Marleen Hermens (Werkgroep Richtlijnontwikkeling Algemene somatische screening & Leefstijl)
MULTIFILE
Onderzoek wijst uit dat veel mensen met een ernstige psychische aandoening (EPA) een ongezonde leefstijl hebben (waaronder ongezonde voeding, inactiviteit en roken). Zij hebben ook vaak één of meerdere lichamelijke aandoeningen (comorbiditeit of multimorbiditeit). Vaak speelt ook langdurige medicatiegebruik dat initiatieven tot gezonder gedrag belemmert. De zorg voor deze patiëntengroep is minder toegankelijk. Hulpverleners kunnen pessimistisch zijn over de effecten van een leefstijlbevorderde aanpak. Hierdoor blijft de aandacht voor een gezonde leefstijl bij mensen met EPA achter bij wat wenselijk en mogelijk is. Gerichte leefstijlinterventies kunnen de risicofactoren voor veel voorkomende lichamelijke aandoeningen gunstig beïnvloeden. Vanuit de principes van shared-decision-making in samenwerking met de patiënt kunnen professionals in de ggz (huisartsenzorg inclusief POH-ggz, generalistische basis-ggz en gespecialiseerde ggz) lichamelijke aandoeningen herkennen en een gezonde leefstijl bevorderen. Deze richtlijn beoogt ggz-professionals - in het bijzonder verpleegkundigen - te ondersteunen bij het bevorderen van een gezonde leefstijl en het uitvoeren van leefstijlinterventies bij mensen met een ernstige psychische aandoening. Mede auteurs: Ronald van Gool, Sonja van Hamersveld, Merlijn Bakkenes, Anneriek Risseeuw, Titia Feldmann, Anneke Wijtsma-van der Kolk, Matthijs Rümke, Evelyn SlootsJongen, Ingrid van Vuuren, Maarten Bak, Katie Dermout, Marieke van Piere, Digna van der Kellen, Paul de Heij, ichard Starmans, Cilia Daatselaar, Christine van Veen en Marleen Hermens (Werkgroep Richtlijnontwikkeling Algemene somatische screening & Leefstijl).
MULTIFILE