De Gemeente Nunspeet heeft het Centrum voor Samenlevingsvraagstukken opdracht gegeven tot het doen van een explorerend onderzoek naar sociale samenhang. Dit rapport bevat een beschrijving en verklarende analyse van de onderzoeksbevindingen, een conclusie én aanbevelingen. Van sociale cohesie of samenhang is sprake indien er in de samenleving sociale netwerken aanwezig zijn, die contacten met elkaar hebben en waarin wederzijds vertrouwen, gemeenschappelijkheid en betrokkenheid bestaan.
DOCUMENT
Verkennende analyse van de sociale kwaliteit van de lokale samenleving van Barneveld. Een dergelijke analyses is belangrijk in het licht van de taken die de Wet maatschappelijke ondersteuning aan gemeenten toekent. Om te kunnen bepalen op welke wijze de gemeente de lokale civil society kan versterken is inzicht nodig in de aard en mogelijkheden van die lokale samenleving.
DOCUMENT
-De opbrengst van het Omgevingslab Fries Platteland bestaat uit drie delen: 1. De “SYNTHESE” van omgevingslabs. De Synthese is een beknopt overzicht van de resultaten en een overzicht van de meest opvallende punten die uit de Omgevingslabs Fries Platteland naar voren komen. 2. Het “PROCESVERSLAG” van de opbrengsten van het Omgevingslab Fries Platteland. Dit verslag is bedoeld als terugkoppeling naar de deelnemers aan de omgevingslabs. Voor de leesbaarheid is deze opgenomen in bijlage 1. 3. Het “MENGPANEEL FRIES PLATTELAND” met bijbehorende gebruiksaanwijzing. Dit hoofdstuk kent als doelgroep/lezerspubliek de opstellers van omgevingsvisies die in samenspraak met hun bestuurders tot een passend invulling van de omgevingsvisie moeten. Het Mengpaneel Fries Platteland is het instrument dat de overheidspartijen in Fryslân kunnen (gaan) gebruiken om hun omgevingsvisies te maken. Het mengpaneel geeft relevante informatie en kan aangevuld worden met andere informatiebronnen zoals om in het onderdeel ‘gebruiksaanwijzing wordt uitgelegd.
DOCUMENT
In het Nationaal Park Drentsche Aa startte in 2021 het driejarige programma Energietransitie & Participatie, uitgevoerd door de Natuur- en Milieufederatie Drenthe (NMFD) en BOKD (vereniging dorpsbelangen en -huizen in Drenthe). Hierin staat de regie van bewoners bij de energietransitie centraal: Wat vinden inwoners kwaliteiten voor natuur, cultuurhistorie en landschap op dorps- en gebiedsniveau? Hoe wil men hier in het kader van de energietransitie mee omgaan? Welke concrete projecten kunnen zij hieruit ontplooien?Als praktische methode bij de uitvoering van dit programma werd ingezet op het gebruik van een integrale modulaire aanpak van het werkboek Wij doen Het!1 Samen energie steken in onze waardevolle gebouwen, dorpen en landschappen. Met dit werkboek kunnen lokale gemeenschappen in eigen regie (vanuit de kracht van hun dorp) aan de slag met lokale opgaven (breder dan energie) en de waardering voor de gebouwde en landschappelijke omgeving. Vervolgens beslissen zij op welke manier zij navolging geven aan energie-activiteiten, van communicatie tot het realiseren van energiemaatregelen.Het programma van de NMFD en BOKD voorzag niet in specifieke ondersteuning van de lokale gemeenschappen of monitoring van de bijbehorende de resultaten. Dit onderzoeksrapport beschrijft hoe het KIEM-project daar invulling aangaf:- Er is een training ontwikkeld en verzorgd aan lokale gemeenschappen en aan hun procesbegeleiders van de NMFD en BOKD.- Er is een dorpsmonitor ontwikkeld en uitgevoerd om de voortgang en lessen van lokale gemeenschapen te identificeren evenals verbeterpunten van het werkboek.- Er is ondersteuning geboden aan lokale gemeenschappen bij het ontwikkelen van hun energieplannen (die aansluiten bij lokale opgaven en de kwaliteiten van de omgeving).- Er hebben dorpsspecifieke en dorpsoverstijgende studentonderzoeken plaatsgevonden, bijvoorbeeld over de verduurzaming van historische gebouwen in Drenthe en over de energietransitie in specifieke dorpen in het nationaal park.- Er is op diverse manieren kennis over het project gedeeld: via onderwijs, bijeenkomsten van lokaal tot internationaal niveau en op andere manieren. Kennisdeling via studentonderzoek, bijeenkomsten en publicaties heeft geleid tot doorwerking: vervolgstappen van lokale gemeenschappen en zelfs de oprichting van een nieuwe lokale gemeenschap. Ook hebben lokale gemeenschappen en organisaties buiten het nationaal park informatie opgevraagd en hebben ze willen meedenken aan vervolgprojecten.De toepassing van het werkboek is gebaseerd op het theoretisch perspectief ‘erfgoed als ruimtelijke vector-benadering’. Daarmee ontstaat inzicht op welke manier dagelijks gebruikers erfgoed waarderen en inzetten bij ruimtelijke veranderingen. Zo bleek dat erfgoed vaak wel als expliciet thema werd benoemd, maar niet expliciet werd verwerkt in energie-activiteiten. Daarnaast werd cultuurhistorie als ruimtelijke kwaliteit veelal tegelijk genoemd met de thema’s landschap en natuur.Een van de lessen is dat lokale gemeenschappen zeer verschillen zijn, net als de dorpen waarin energie-initiatieven plaatsvonden (alhoewel in hetzelfde nationaal park gelegen). Lessen van lokale gemeenschappen waren daarom soms zeer divers. Een generieke les, richting de professionals is dat een lokale gemeenschap een heel andere dynamiek en taalgebruik kent dat dat van de professional. Een professional heeft een project met een doel dat binnen de afbakening (budget, tijd en team) moet worden gerealiseerd. Een lokale gemeenschap bestaat uit vrijwilligers, die individueel intrinsiek gemotiveerd zijn. Op basis van hun keuzes en beschikbaarheid ontstaat een tempo waarin activiteiten ontplooid worden. Dit maakt lokale initiatieven dynamisch. Een professionele organisatie die wil inzetten op participatie of draagvlak moet zich realiseren dat zij hier dienstbaar aan zijn en hun ondersteuning niet opdringen op basis van hun eigen belang (doelen en afbakening). Dan is immers geen sprake maar van faciliteren maar forceren.Tot slot heeft dit project wat confronterende maar zeer waardevolle inzichten opgeleverd over de relevantie en vorm van het werkboek. Tijdens de monitor en ondersteunende activiteiten ontstond het beeld dat lokale gemeenschappen helaas niet actief met het werkboek werkten, maar wel met de thematiek van het werkboek bezig waren; de toepassing van het werkboek leek dus wel impliciet plaats te vinden. Uit een korte vragenlijst aan het eind bleek dit niet het geval te zijn. Eén van de lokale gemeenschappen had het werkboek wel expliciet op tafel gehad. De anderen hadden allen wel met de thematiek gewerkt. Tijdens evaluatiesessies met de procesbegeleiders van de NMFD en BOKD, en later met de ontwikkelaars van het werkboek, werd geconcludeerd dat het werkboek een goed naslagwerk is, maar dat een meer toegankelijke versie vermoedelijk leidt tot betere praktische toepassing.
DOCUMENT
Een gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) richt zich op het aanleren van een gezonde leefstijl bij mensen met gewichtsgerelateerde gezondheidsrisico’s. Een GLI is een persoonlijk begeleidingstraject uitgevoerd door (post-)hbo-opgeleide leefstijlcoaches (kortheidshalve hierna steeds ‘leefstijlcoaches’ genoemd), en duurt gemiddeld twee jaar, met aandacht voor bewegen, gezonde voeding, slaap en ontspanning. Het inzetten van de juiste gedragsveranderingstechnieken is belangrijk bij het starten met en het volhouden van gezond gedrag. Het doel van dit onderzoek was om meer inzicht te krijgen in het type gedragsveranderingstechnieken dat wordt gebruikt bij GLI’s, en de mate waarin deze worden ingezet in erkende GLI’s. Onderzoeksvraag. Welke gedragsveranderingstechnieken zijn opgenomen in erkende GLI’s, en wanneer en waarom passen leefstijlcoaches deze toe bij cliënten met een gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico? Onderzoeksmethode. Via documentanalyse is bestudeerd welke gedragsveranderingstechnieken zijn beschreven in de protocollen van de in 2019 erkende GLI’s (de BeweegKuur, CooL en SLIMMER). Deze analyse op gedragsveranderingstechnieken is aangevuld met ervaringsverhalen van veertien leefstijlcoaches die een erkende GLI uitvoeren. Deze ervaringsverhalen zijn verkregen met behulp van semigestructureerde interviews. Resultaten. Protocollen en de interviewresultaten tonen aan dat het formuleren van persoonlijke doelen en subdoelen met bijbehorende actieplannen terugkerende technieken zijn binnen de erkende GLI’s. Kennis en vaardigheidstraining worden in de eerste fase van een GLI-traject in groepsverband aangeboden om cliënten te leren omgaan met barrières en het proces van gedragsverandering te omarmen. Het tweede deel van de erkende GLI’s bestaat uit individuele begeleiding tijdens het veranderproces, met daarbij oefeningen om te voorkomen dat cliënten terugvallen in ongezond gedrag. De training in deze periode is meer gericht op de eigen regie, en deze fase bevat minder contactmomenten.
DOCUMENT