Our current smart society, where problems and frictions are smoothed out with smart, often invisible technology like AI and smart sensors, calls for designers who unravel and open the smart fabric. Societies are not malleable, and moreover, a smooth society without rough edges is neither desirable nor livable. In this paper we argue for designing friction to enhance a more nuanced debate of smart cities in which conflicting values are better expressed. Based on our experiences with the Moral Design Game, an adversarial design activity, we came to understand the value of creating tangible vessels to highlight conflict and dipartite feelings surrounding smart cities.
LINK
Extending the lifespan of products can be approached in several ways. One promising way is to give users a greater sense of ownership of the products that are used. In the context of Product Service Systems (PSS), products are often used temporarily, shared with others, and offered through a technology-mediated environment. Not much is known about psychological ownership in this context. To evaluate psychological ownership affordances as an intermediate knowledge tool in the context of PSS, we started a case study focused on a bicycle sharing service of The Student Hotel (TSH). The central question was how a design approach, based on psychological ownership, can help to redesign the bicycle-service of TSH to contribute to extended lifespans of the bicycles. This resulted in ten exemplary designs as project outcomes and two implemented design interventions in a TSH branch. All project members and stakeholders (app supplier X-bike and Roetz-bikes mechanics) and students of Eindhoven University of Technology (TU/e) and Utrecht University of Applied Sciences (HU) (n=42) were interviewed on process efficiency, process quality and design quality at the end of the collaboration. We performed a qualitative analysis to identify when and how the team members applied the design tool, how these obstructed or supported the design process, and if the team members show shared understanding of the behavioral and/or social consequences of their decisions. The results show both top-down and bottom-up insights, leading to four suggestions for adapting the existing model as an intermediate knowledge tool: (1) being more goal-oriented, (2) consider a hierarchy of affordances, (3) consider to add a new affordance and (4) recognize a more active role of the service provider.
De opkomst van lichte elektrische voertuigen (LEV’s) in de stadslogistiek is een antwoord op zowel de vraag naar kleinschaliger en meer tijdkritische leveringen als de noodzaak van minder in plaats van meer emissies en ruimtegebruik door goederenverkeer in de stad. Om deze transitie te ondersteunen, doet de Hogeschool van Amsterdam samen met praktijkpartners en andere onderzoeksinstellingen onderzoek naar logistieke concepten en voertuiginnovaties die een rendabele inzet van LEV’s mogelijk maken. Door ervaringen met de (vaak experimentele) inzet van LEV’s te onderzoeken, blijkt ook welke ervaringen deze early adopters bij de inzet van LEV’s in het stedelijk verkeer en wat gemeenten vanuit hun rol als wegbeheerder kunnen doen om de inzet van LEV’s te faciliteren. Dit paper is gebaseerd op de evaluatie van twee experimenten met het gebruik van elektrisch ondersteunde vrachtfietsen - de CycleSpark CargoBikeXL bij Het Lokaal in Amers¬foort en CityServiceBike in Utrecht - en interviews met huidige stadslogistieke gebruikers van LEV’s in opdracht van de gemeente Amsterdam. Daarnaast hebben wij literatuur¬onderzoek gedaan naar de huidige regelgeving met betrekking tot de plaats op de weg van LEV’s en naar de mogelijkheden voor wegbeheerders om een beleid te ontwikkelen voor lichte elektrische vrachtvoertuigen. Uit deze onderzoeken blijkt dat een LEV een economisch aantrekkelijk alternatief is voor de bestelbus voor verschillende stadslogistieke toepassingen en dat LEV’s zich over het algemeen goed voegen in het stadsverkeer. Met name de opkomst van langere en bredere vrachtfietsen is echter een verkeerskundige uitdaging. Bovendien zouden bepaalde maat¬regelen, zoals ontheffingen voor het gebruik van voetgangersgebieden door LEV’s buiten venster¬tijden, het gebruik ervan nog aantrekkelijker kunnen maken. Omdat zowel de techniek als het gebruik van LEV’s zich sneller ontwikkelt dan beleid en regelgeving kan bijhouden, verdient het aanbeveling om ook als wegbeheerder deze maatregelen op experimen¬tele basis nemen. Door vervolgens deze experimenten goed te monitoren en evalueren, kunnen we leren hoe LEV’s het beste een plek kunnen krijgen in het stedelijk verkeer. Samenwerking tussen wegbeheerders en de logistiek sector, een goede monitoring en evaluatie van de experimenten en kennisdeling van de resultaten tussen wegbeheerders zijn daarbij essentieel.
LINK
De Maatschappelijke Waarde van Fietsen Elektrische fietsen worden steeds populairder, zowel voor personen als voor vracht. Moderne e-bikes worden daarnaast steeds krachtiger waardoor de benodigde spierkracht ten opzichte van de elektromotor afneemt. Hiermee wordt het verschil tussen volledig elektrisch aangedreven voertuigen en e-(bak)fietsen steeds kleiner. Twee fietsfabrikanten, Van Raam en Nijland Cycling, krijgen regelmatig vragen over het ontwikkelen van voertuigen zonder trapaandrijving. Voor deze bedrijven, met een lange traditie in fietsenbouw, is het moeilijk inschatten in hoeverre een transitie naar 100% elektrisch zal doorzetten naast de markt voor fietsen met trapondersteuning. Vandaar dat men op zoek is naar de maatschappelijke meerwaarde, nu en in de toekomst, voor trapondersteuning, zowel voor personen als voor vrachtfietsen. Ontwikkeling en innovatie op een nieuw terrein (volledig elektrische aandrijving) kan interessant zijn, maar mocht blijken dat de huidige trend van het fietsen in de toekomst zal doorzetten, dan zullen deze bedrijven zich blijven richten op de doorontwikkeling van hun bestaande productlijnen. De verwachting is dat energieverbruik en gezondheid de meerwaarde voor fietsen zullen bepalen. Het doel van dit onderzoek is daarom om beter zicht te krijgen op de vraag wat de maatschappelijke waarde van fietsen is t.o.v. volledig elektrische aandrijving en wat dit betekent voor de fietsindustrie. De centrale vraag die zal worden beantwoord is: Hoe kan de maatschappelijke meerwaarde van fietsen (voor nu en de toekomst) worden bepaald en wat is dan de specifieke bijdrage van de spierkracht in ritten op een voertuig met trap-ondersteuning. Het resultaat is een eerste indicatie van de bijdrage van fietsers aan de energieprestatie en zullen aanbevelingen worden gedaan hoe een en ander kan worden vertaald naar gezondheidsclaims en andere maatschappelijke belangen. Deze zijn van belang bij het maken van een ontwerp voor een Maatschappelijke Kosten baten Analyse voor de fiets. (woorden samenvatting: 292; projectvoorstel: 1408 (t/m hoofdstuk 7))
E-cycling intelligence is a research project directly connected to the PhD-research of Joost de Kruijf at the Utrecht University. Within the program the effects of the introduction of e-bikes in daily commuting are being investigated. Using a large-scale incentive program targeting on behavioral change among car-oriented commuters the next four specific components are being :- Modal shift to e-cycling- Well-being and travel satisfaction of e-bikes vs. car- Weather circumstances and e-cycling- Behavioral intention to e-bike vs. actual behavior Using a combination of three surveys (baseline, one month and half a year) and continuous GPS-measurement on the behavior of more than 800 participants makes this research unique. In collaboration with the TU/e the GPS-dataset is being translated into relevant information on modal shift on different trip purposes offering a new range of possibilities to analyses behavioral change. Knowledge on every of the four topics in the project is translated scientific paper. The expected end of the project is July 2021.With the research not new insights are being gained, the Breda University of Applied Sciences also develops a scientific network of cycling related researchers together with a network of cycling engaged road authorities.
De toenemende belangstelling voor toerisme en recreatie, vooral in natuurgebieden, staat voor verschillende uitdagingen. Voor Natuurgrenspark De Groote Heide is dit niet anders. Samenwerking over de grens heen en bezoekersmanagement zijn cruciaal, gezien het gebied zich uitstrekt over Nederland en Vlaanderen.Grensloos Park De Groote Heide verbind Vlaanderen en Nederland letterlijk, door te werken aan fietsroutes die abrupt eindigen bij de grens en historische locaties die afhankelijk zijn van herstel aan de andere kant van de grens. Een tweede uitdaging is het vergroten van de toegankelijkheid voor diverse doelgroepen, zoals mensen met een fysieke beperking. Het gebied mist geschikte toegangspoorten en routes voor fietsers en e-bikes. De projectpartners willen lokale bewoners en verenigingen actief betrekken om het cultuur-historische karakter van het gebied meer tot uiting te laten komen in de thematische routes en via eigentijdse belevingselementen. Het betrekken van lokale gemeenschappen zal op termijn niet alleen de identiteit van het natuurgrenspark versterken, maar ook een breder draagvlak creëren voor beheer en bescherming. Dit brengt ons bij de derde uitdaging van het project om een duurzaam evenwicht te vinden tussen natuur en recreatie. Het Grensloos Park richt zich hiervoor op innovatieve oplossingen, ondersteund door gedetailleerde dataverzameling en -analyse, om bezoekersstromen beter te begrijpen.Collaborative partnersNatuurgrenspark De Groote Heide BGTS, Gemeente Heeze-Leende, Stad Hamont-Achel, Gemeente Cranendonck, Gemeente Valkenswaard, Gemeente Eindhoven, Natuurpunt Beheer.