Vier jaar geleden is het IMPACT-lectoratenprogramma goedgekeurd en gesubsidieerd door het ministerie van Economische Zaken (EZ) . Dit gezamenlijke hoger agrarisch onderwijs (HAO)-brede lectoraatsprogramma is ontwikkeld in een samenwerking tussen EZ en de HAO-instellingen: Aeres Hogeschool Wageningen, Dronten, Hogeschool Inholland, HAS Hogeschool en Van Hall Larenstein. Focus: transities in het agro-food domein. In deze uitdagende context stelde IMPACT een aantal cruciale vragen, zoals: hoe werkt transitie in het agro-food domein en wat is er voor nodig in het onderwijs? Hoe stimuleren we fundamentele systeemveranderingen, wat is daarvoor nodig? Wat werkt, wat niet? Bovenstaande vragen zijn leidend geweest in het onderzoek van de afgelopen vier jaar. Deze vraagstukken zijn vanuit vijf verschillende invalshoeken benaderd en bestudeerd: vanuit ondernemerschap met de zoektocht naar betekenisvolle alternatieve (circulaire) bedrijfsmodellen (Aeres Hogeschool Dronten, HAS Hogeschool), vanuit het doorgronden van processen van sociale innovatie als motor voor transitie (Inholland), vanuit de zoektocht naar gezonde en duurzame voeding als preventiemiddel voor welvaartsziekten (Van Hall Larenstein) en vanuit het onderwijs, het zoeken naar hoe we de ontwikkeling van mensen in de dynamieken van duurzaamheidstransitie het beste kunnen ondersteunen, en hoe het leren en het onderwijs er dan uit zou kunnen zien (Aeres Hogeschool Wageningen). Hoewel elk van de lectoraten binnen IMPACT een specifieke focus had zijn er na vier jaar onderzoek naar transitie in het groene domein veel algemene lessen te trekken. Op deze algemene lessen, die gedurende het gehele traject steeds in gezamenlijkheid zijn opgehaald en besproken, is deze post-ambule gebaseerd. We kijken hier terug op vier jaar onderzoek naar transitie in het groene domein in het kader van IMPACT en geven wij een beeld van hoe wij binnen IMPACT als hbo-kennisprogramma het werken aan transitie in het groene domein hebben ervaren. We beginnen ons artikel met de achtergrond van IMPACT; een schets van de problemen in het agro-food domein en transitie in deze context. Daarna volgt vanuit elk van de vijf lectoraten een casus die relevant is in het licht van werken aan transitie in een hbo-kennisprogramma, vanuit deze cases trekken we algemene lessen waarmee we deze post-ambule ook tevens afsluiten.
MULTIFILE
De ecologische handafdruk - het uitoefenen van je sociale invloed op anderen om hun voetafdruk te verlagen - heeft de potentie om de sociale norm te veranderen en de klimaattransitie te versnellen. Handafdrukgedrag is nog onderbelicht in onderzoek. Dat geldt al helemaal voor een groep die in potentie veel sociale invloed heeft, namelijk welvarenden. In dit onderzoek belichten we niet uitsluitend de rol van consument en hoe de ecologische voetafdruk te verkleinen, maar schenken we ook aandacht aan andere invloedrijke handafdruk-posities zoals die van investeerder, burger en deelnemer in organisatie. Vanwege de gedeelde ambitie om de klimaattransitie te versnellen onderzoeken De Hogeschool van Amsterdam en ASN Bank hoe klanten van ASN Bank begeleid kunnen worden in het vergroten van hun ecologische handafdruk. Op basis van de inzichten uit dit onderzoek kunnen gerichte interventies ontwikkeld en getest worden die een collectieve verschuiving richting duurzaam gedrag kunnen ondersteunen.
Printplaten (PCB's) zijn essentieel in elektronische producten. Ze bestaan uit een drager, geleidende kopersporen en een beschermende soldermask-laag. PCB's worden geproduceerd via fotolithografie en etstechnieken, wat kostenefficiënt is voor massaproductie, maar niet voor kleine oplages. Dit vormt een probleem wanneer bedrijven één PCB nodig hebben, bijvoorbeeld in de ontwerp- of prototypefase en bij eenmalige installaties. Bedrijven zoals 100%FAT en Edulogics bestellen dan meerdere PCB's, waarvan ze slechts één gebruiken. PCB-productiebedrijf DeltaProto beaamt dat bijna al hun klanten op deze manier werken. Dit leidt tot verspilling. Bovendien maken bedrijven zich, bij uitbesteding van PCB-productie, zorgen over veiligheid van hun ontwerpen en ecologische voetafdruk van productie en verzending. Digital manufacturing maakt het mogelijk om in-house PCB’s te maken. Dit biedt flexibiliteit en snelheid, maar het ontbreekt aan een methode om een kwalitatief goede soldermask-laag aan te brengen. Deze PCB’s voldoen niet aan industrie-standaarden, waardoor bedrijven deze methode niet gebruiken. Dit project richt zich op de ontwikkeling van een methode voor additive manufacturing, zoals inkjet-printing, van soldermask op PCB's, zodat ze voldoen aan industrie-standaarden. Additive manufacturing wordt digitaal gestuurd dus maakt snelle ontwerpwijzigingen mogelijk en materiaal wordt alleen aangebracht waar nodig. Dit minimaliseert verspilling, verlaagt opstartkosten en maakt in-house productie van prototype-PCB’s geschikt voor professioneel gebruik. Een eenjarig verkennend onderzoek is nodig om technische uitdagingen en eisen voor het aanbrengen van een soldermask-laag te begrijpen en een prototype te ontwikkelen als proof-of-concept. Wanneer deze technologie wordt ontwikkeld, zal in-house PCB-productie bijdragen aan sneller, beter en verantwoord ontwerpen van elektronica. Dit projectvoorstel past binnen het innovatiedomein Smart Industry door de focus op flexibele en duurzame productie van prototype-PCB's. Het draagt bij aan technologieontwikkeling en heeft een duidelijke maatschappelijke impact. Daarnaast sluit het aan bij innovatiedomeinen Mechatronics en Optomechatronics en sleutel technologieën Advanced Materials en Engineering and fabrication technologies, wat de relevantie verder onderstreept.
Hoe kun je een koper stimuleren om niet perse de -op het eerste gezicht- goedkoopste machine of equipment aan te schaffen, maar ook te kijken naar lange termijn waardebehoud en duurzaamheid? Of andersom, hoe vergelijk je aanbod van leveranciers op een mix van criteria waaronder emissies, maar ook het lange-termijn kostenplaatje? Dit project richt zich op mkb-bedrijven in de metaal- en maakindustrie, waar veel ‘kritieke grondstoffen’ bespaard kunnen worden als er ook naar refurbish, remanufacturing en product-as-a-service gekeken wordt op het moment dat een machine vervangen moet worden. Er zal onderzocht worden in hoeverre goed gepresenteerde en samenhangende informatie over ecologische en economische duurzaamheid kan helpen bij het maken van zulke keuzes. Deze informatie wordt gepresenteerd in een beslissingsondersteunende tool. De tool moet inzicht geven over zg. Total Cost of Ownership (TCO), in plaats van enkel de aanschafprijs, en in de eco-impact van verschillende alternatieven. Eco-impact wordt vaak bepaald d.m.v. een zg. Life Cycle Analysis (LCA), waarin de levenscyclus van een product of dienst bekeken wordt van ‘wieg tot graf’. De TCO brengt juist de financiële aspecten (investering, beheer, onderhoud, ‘end-of-life’) over de levensduur in kaart. Maar het komen tot vergelijkbare LCA/TCO berekeningen vraagt afspraken over uitgangspunten en presentatiemethoden in een keten. In het project worden bestaande (reken)methoden op een vernieuwende wijze gecombineerd worden en in co-creatie geschikt gemaakt worden voor sales engineers en inkopers uit het werkveld. Het ontwerpgerichte onderzoek naar bruikbare presentatiemethoden en het mogelijke effect op aankoopgedrag zal vooral plaatsvinden met behulp van zg. ‘mockups’ waarmee de functionaliteit en interface van de tool iteratief getest wordt. Het eindresultaat is een advies over hoe te komen tot implementatie van de methode door de betrokken partijen. Het project kan zo bijdragen aan het introduceren van nieuwe circulaire business modellen in deze sector.
Ondanks de economische groei in Nederland staan we voor uitdagingen als een gezonde leefomgeving creëren, bestaanszekerheid waarborgen, klimaatverandering vertragen en een verantwoordelijke impact op toekomstige generaties. Sturen op "brede welvaart", rekening houdend met sociale, economische en ecologische waarden, wordt belangrijker voor gemeenten en beleidsstrategen in het bijzonder. Zij moeten brede welvaart integraal implementeren en brede welvaart in hun beleid omzetten in concrete keuzes en sturing. Gemeenten ervaren echter moeite bij de concrete implementatie. Brede welvaart is inhoudelijk complex en vereist continu koorddansen tussen verschillende belangen. Daarbij gaat er veel aandacht naar brede welvaart ‘hier en nu’ en blijven de belangen van toekomstige generaties (brede welvaart ‘later’) te vaak onderbelicht. In Europees verband, en op nationaal niveau is er tevens momentum om brede welvaart ‘later’ meer zichtbaar te maken. Als Europees Commissaris voor intergenerationele rechtvaardigheid heeft Micallef de opdracht om het belang van toekomstige generaties te dienen. Ook op nationaal niveau winnen de belangen van toekomstige generaties terrein zoals blijkt uit… Op lokaal niveau wordt directe invloed op brede welvaart voor huidige en toekomstige generaties concreet. Lokale publieke professionals spelen een sleutelrol in het bevorderen van welzijn en kwaliteit van de leefomgeving voor toekomstige burgers. Concernstrategen en afdelingshoofden in Nederlandse gemeenten vertalen brede welvaart naar beleid in de praktijk. Beleidsprofessionals krijgen door dit project voor het eerst in Nederland een concrete handreiking om brede welvaart integraal en voor toekomstige generaties in te richten. Door middel van de methode van backcasting en de generatietoets gaan we vanuit dit onderzoek brede welvaart ‘later’ concreet maken. We doen dit samen met 5 gemeenten, de provincie Noord-Brabant en kennispartners. Al vanaf de start participeren concernstrategen en afdelingshoofden van gemeenten in een rijk kennis- en leernetwerk om hierin te groeien. Dit project verschaft hen hiervoor de concrete tools: in co-creatie ontwikkeld en meteen ingezet.