Full text via link. MBO Utrecht Academie Welzijn (niveau 3 en 4) en de Utrechtse buurtteamorganisatie Lokalis willen komen tot een samenhangende aanpak voor MBO-studenten met psychische problemen, gericht op inclusie en het voorkomen van uitval. Hiervoor is allereerst een gezamenlijke visie op de integrale begeleiding en ondersteuning van MBO-studenten met psychische problemen ontwikkeld, met de jongeren en ouders zelf, studieloopbaanbegeleiders en andere MBOmedewerkers, medewerkers van het Buurtteam MBO, en andere externe hulpverleners en betrokkenen. In deze visie worden de verschillende perspectieven (student, onderwijs, hulp en gemeente) in één conceptueel kader verenigd, als gemeenschappelijke basis voor een samenhangende aanpak.
LINK
Dieetbegeleiding vormt de kern van de dieetbehandeling door diëtisten. Voor de doeltreffendheid van een behandeling is optimale begeleiding cruciaal. Maar welke strategieën dragen bij aan effectieve begeleiding van cliënten?
DOCUMENT
Binnen Passend Onderwijs, zoals dat nu vorm begint te krijgen, zijn voor de diensten Ambulante Begeleiding ingrijpende veranderingen te verwachten. De "gedwongen winkelnering" komt te vervallen en het geld gaat rechtsreeks naar de samenwerkingsverbanden, waardoor de regie van de leerlingondersteuning en -begeleiding meer bij de samenwerkingsverbanden PO en VO komt te liggen. Dit vraagt in elk geval van de externe dienstverleners meer vraaggestuurd of dialooggestuurd werken en leidt naar verwachting tot een vraag om een verbreed aanbod: zowel leerling- als systeemgericht, zowel proces- als resultaatgericht. De nadruk binnen dit spectrum zal per onderwijssoort, per samenwerkingsverband en per school kunnen verschillen. De werkwijze van de externe dienstverleners zal moeten aansluiten op de werkwijze van het samenwerkingsverband, waarbij flexibel en clusteroverstijgend werken de nieuwe trend lijkt. Om zo te kunnen werken is het belangrijk dat externe dienstverleners weten wat hun potentiële klanten willen. Zij moeten zich hiertoe dicht op de samenwerkingsverbanden bewegen. Ze dienen de samenwerking met dienstverleners en specialisten uit andere clusters te zoeken en een eigen gespecialiseerd en deskundig netwerk te ontwikkelen en te onderhouden. Daarnaast is het hebben van een duidelijke visie, transparantie in de uitvoering en een gedegen kwaliteitsbeleid (waarin de meerwaarde van de AB voor de opbrengsten van het regulier onderwijs naar voren komt) belangrijk. Wat betreft de professionaliteit van de uitvoerende externe dienstverleners kan gezegd worden dat ingezet moet worden op behoud van de eerste professionaliteit (vakmanschap, kennis en kunde) en ontwikkeling van de tweede professionaliteit (attitude, communicatie en reflectie met het doel adequaat en flexibel in te kunnen spelen op wensen van de klant).
DOCUMENT
Presentatie op netwerkbijeenkomst over HAVO-didactiek, ITS-Academy, Amsterdam. Ontwikkelingen in samenleving en onderwijs, verkenning van de leerprocessen in het hbo, (onderzoek) naar effectieve inzet van technologie in het leerproces, herontwerp onderwijs.
DOCUMENT
"In het kader van het Programma Samenwerking DJI-3RO zijn zomer 2019 onder de noemer ‘Effectieve Praktijken’ experimenten gestart in negen verschillende Penitentiaire Inrichtingen (Heerhugowaard, Nieuwegein, Roermond, Schiphol, Veenhuizen, Vught, Zaanstad, Zutphen, Zwolle). Daarnaast startte in januari 2020 het project ‘Selectie Ondersteunend Model (SOM)’ in twee andere Penitentiaire Inrichtingen (Arnhem, Sittard). Doel van beide initiatieven is het betrekken van de specifieke expertise van de reclassering om re-integratietrajecten voor gedetineerden te versterken en terugval in delinquent gedrag te helpen voorkomen. Het (intensiveren van het) samenwerken met gemeenten en met andere ketenpartners ligt hierbij voor de hand. Hogeschool Utrecht (HU) heeft van september 2019 tot en met juni 2021 onderzoek gedaan naar de experimenten binnen het project Effectieve Praktijken en van februari 2020 tot en met juni 2021 naar de ontwikkeling van het SOM. Deel 1 van ‘Binnen beginnen om buiten te blijven’ (Eindrapport Effectieve Praktijken en Selectie Ondersteunend Model) beschrijft de eindresultaten van beide onderzoeken."
DOCUMENT
De financiële problematiek onder mensen die een delict hebben gepleegd is erg groot. Schulden hebben een sterke negatieve invloed op al hun levensdomeinen en vergroten het risico op terugval in criminaliteit. Toch zijn schulden onderbelicht in de begeleiding van ex-delinquenten. Gercoline van Beek pleit voor meer expliciete aandacht voor schulden in de reclassering.
MULTIFILE
Schulden zijn van grote invloed op het leven van mensen. Het is van belang om mensen met schulden zo vroeg mogelijk te ondersteunen en de schuldenproblematiek op te lossen. Veel mensen met problematische schulden die naar de gemeentelijke schuldhulpverlening zijn gestapt stoppen hun traject nog voordat ze hun aanvraag voor een schuldregeling kunnen afronden. Een veelbelovende aanpak om mensen met problematische schulden bij de instroom in een schuldregeling te ondersteunen is de Coronasanering van de gemeente Utrecht. De interventie De Coronasanering had als doel om de belasting van cliënten te beperken en de instroom in een schuldregeling te versnellen. Daarvoor werden drie middelen ingezet: praktische ondersteuning bij het verzamelen van de benodigde stukken, informatie uit systemen halen en het sneller doorzetten van dossiers naar de schuldregelaar. Daarnaast was het doel om cliënten sneller perspectief op een schuldenvrij leven te bieden. Om die reden kregen cliënten onder voorwaarden na twee jaar aflossen een kwijtschelding van maximaal € 1.000; wat zich bij een minimale afloscapaciteit vertaalde naar een totale looptijd van twee jaar in plaats van de toen nog gebruikelijke drie jaar. Onderzoeksaanpak De vraag in dit onderzoek was of deze maatregelen ertoe zouden leiden dat meer cliënten erin zouden slagen om hun aanvraag voor een schuldregeling af te ronden. Daarnaast was de vraag of een verkorte looptijd het risico op terugval zou verhogen. Om dit te onderzoeken zijn de uitval- en terugvalcijfers van vier gemeenten met elkaar vergeleken. Met een enquête onder Utrechtse cliënten is in kaart gebracht in hoeverre het welzijn van cliënten met de start van de regeling verbetert. In interviews is aan Utrechtse cliënten gevraagd wat hen geholpen heeft om de instroomfase vol te houden en hun aanvraag af te ronden. Resultaten Het risico op uitval tijdens de instroomfase was significant lager bij cliënten van de gemeente Utrecht dan bij de drie andere gemeenten. Ook bij correctie voor de hoogte van de schuld en de inkomensbron (uitkering versus inkomen uit werk) bleef het verschil tussen gemeenten significant. Er was geen verschil in de duur van de instroom: cliënten van de gemeente Utrecht hadden ongeveer even lang nodig om een aanvraag af te ronden als cliënten van de gemeenten Haarlem en Deventer; in Gouda duurde de instroom significant langer. Uit de enquête kwam geen bewijs naar voren dat het welzijn van cliënten toeneemt op het moment dat de schuldeisers akkoord gaan met het voorstel tot een schuldregeling; vanwege de lage aantallen was het niet mogelijk om hierover sluitende uitspraken te doen. Wat volgens cliënten van de gemeente Utrecht hielp om door te zetten was de behulpzaamheid en empathie van hun schuldhulpverlener, een goede bereikbaarheid van de schuldhulpverlener, duidelijkheid en transparantie over de stappen in het traject en een behapbare administratieve belasting. Wat hun twijfels over deelname aan het schuldhulpverleningstraject daarentegen versterkte was het gevoel de controle uit handen te moeten geven, de oplopende vertraging in het traject en onvoorziene tegenvallers, zoals nagekomen vorderingen. De verkorte looptijd als gevolg van de kwijtschelding heeft er in hun beleving niet aan bijgedragen dat zij het tot de start van de schuldregeling hebben volgehouden. In de kwantitatieve analyses zijn geen aanwijzingen gevonden voor een effect van de verkorte looptijd op terugval: op basis van de geanalyseerde data blijkt er geen samenhang te bestaan tussen een verkorte looptijd en het risico op terugval. Aanbevelingen Om uitval in de instroomfase te beperken kan op basis van deze resultaten worden aanbevolen om te zorgen voor snelheid door praktische ondersteuning en minder hoge eisen aan de compleetheid van het dossier. Daarbij is het zaak om de balans tussen snelheid en belasting voor de cliënt door onder andere nagekomen vorderingen te bewaken. Daarnaast blijkt een begripvolle en empathische bejegening bij te dragen aan een lage uitval, alsmede vormen van ondersteuning die de autonomie van cliënten zoveel mogelijk intact laat of zelfs versterkt. Een lage uitval dankzij een verkorte looptijd lijkt op basis van dit onderzoek niet waarschijnlijk.
DOCUMENT
Het project ‘Bijzondere Begeleiding’ speelde zich af van begin 2017 tot medio 2018 in de gemeente Wijk bij Duurstede. Onderdeel van dit project was de pilot VAK werk(t). Doel van deze pilot was om lokaal een gezamenlijke integrale werkwijze te ontwikkelen voor de dienstverlening aan inwoners met een gespecialiseerde begeleidingsbehoefte en daarmee o.a. ook de indicatiestelling te vereenvoudigen en de administratieve belasting te verminderen en beter gebruik te kunnen maken van het lokale netwerk.
DOCUMENT
In dit systematische literatuuronderzoek is kennis uit empirisch onderzoek in kaart gebracht over de werkzaamheid van werkwijzen voor reclasseringstoezicht. Werkzaamheid is daarbij gedefinieerd als: bijdragen aan recidivevermindering, beter functioneren van cliënten op verschillende gebieden of voorkomen van overtreding van voorwaarden en uitval. Op grond van een systematische verkenning van de (inter)nationale literatuur zijn 141 artikelen en rapporten geselecteerd en geanalyseerd. Van de volgende werkwijzen is voldoende empirische onderbouwing om te stellen dat deze werkzaam zijn in reclasseringstoezicht: • Hybride werken: combinatie van monitoring en begeleiding. • Inzetten van de zogenoemde RNR-principes als basis voor reclasseringstoezicht: ➢ Intensiviteit van de aanpak sluit aan bij het recidiverisico; ➢ Focus op dynamische criminogene factoren; ➢ Een cognitief-gedragsmatige aanpak, die is afgestemd op de krachten, motivatie, mogelijkheden, beperkingen en situatie van de cliënt. • Continuïteit in de relatie tussen reclasseringswerker en cliënt. • Een goede relatie / werkalliantie tussen reclasseringswerker en cliënt. • Prosociaal modelleren: voorbeeldgedrag laten zien, positief waarderen van prosociale uitingen en gedragingen door de cliënt, en afkeuren van procriminele uitingen en gedragingen. • Inzetten van cognitief gedragsmatige technieken. • Cliënten ondersteunen bij het versterken van hun vermogen om problemen op te lossen. • Ondersteunen bij het aangaan en onderhouden van prosociale bindingen en het doorbreken van sociale contacten die delictgedrag bevorderen.
DOCUMENT
Met het oog op het oplopende lerarentekort is het van groot belang te voorkomen dat startende leraren het onderwijs vroegtijdig verlaten als gevolg van een gebrek aan goede begeleiding of omdat ze onvoldoende tijd hebben om zich verder te ontwikkelen. Steeds meer partnerschappen Samen Opleiden & Professionaliseren richten zich niet alleen op de opleiding van leraren maar, in het verlengde hiervan, ook op de inductie van beginnende leraren. Deze publicatie van het Platform Samen Opleiden & Professionaliseren biedt partnerschappen achtergrondinformatie over goede begeleiding van startende leraren, gebaseerd op relevant en/of recent onderzoek.
MULTIFILE