Inaugurele rede, gehouden tijdens lector installatie.
DOCUMENT
Bij ‘Tolling Agreements’ blijven overheden eigenaar van energie-infrastructuur en wordt de capaciteit verhuurd. Deze oplossing uit de Verenigde Staten biedt volgens Martien Visser efficiency en zekerheid aan marktpartijen in een onzekere energiemarkt.
LINK
Bijgaand een paper dat ik geschreven heb op verzoek van Tweede Kamer. T.b.v. feitelijke vragen Voortgang SDE++ en eerste openstelling SDE++ 2020 d.d. 12 mei 2020
LINK
Onderzoeker Philip Marcel Karré bespreekt twee recente rapporten die sociale innovatie in de stadslandbouw belichten. De auteurs beschrijven en analyseren Rotterdamse projecten vanuit twee resp. invalshoeken: als burgerinitiatief in de buitenruimte en als sociale onderneming, en schetsen zo een beeld van de stand van zaken in de praktijk.
LINK
Het is de hoogste tijd dat Nederland, België en Duitsland gezamenlijk in actie komen voor hun ARRRA-regio. “Dat ze de klimaatambities voor de industrie in lijn brengen met de beschikbaarheid van schone energie en bijbehorende infrastructuur tegen redelijke kosten. Niet alleen in het eindplaatje, maar juist ook tijdens de tussenperiode. Opdat de ARRRA-industrie de kans krijgt haar innovatiekracht te benutten en klimaatvriendelijke productiemethoden te ontwikkelen. Zo niet, dan is veel van de industrie in de ARRRA regio gedoemd te verdwijnen naar elders. Met alle gevolgen van dien.”
LINK
De focus van dit hoofdstuk ligt op een aantal gekozen en nodige transities van duurzame mobiliteit binnen de gegeven infrastructuur, beschikbare middelen en de openbare ruimte in een stedelijke setting. Kortom: op weg naar een modal shift in de verdichtende stad. De komende jaren vindt het een transitie plaats naar nieuwe vervoersvormen die minder energie vragen, minder ruimtegebruik kennen, meer flexibiliteit brengen en lagere gebruikskosten met zich meebrengen. Met als belangrijke uitdagingen de vernieuwing in het openbaar vervoer (hierna OV) en actieve transport (lopen of fietsen) in de schaarse buitenruimte. De inzet op duurzame mobiliteit zorgt voor meer ontmoetingen, toegankelijke, leefbare en aantrekkelijke steden. Die toekomstige stedelijke mobiliteit is een slim samenhangend geheel van aanbod van systemen als OV, fiets, auto, stalling, overstap en energie. De menselijke maat en vervoersvraag staan daarbij centraal. Nabijheid is voor duurzame mobiliteit cruciaal en stedelijk en economisch principe van collision density is daarin een uitdaging. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/bashilckmann/ https://www.linkedin.com/in/john-bolte-0856134/
DOCUMENT
De provincie Overijssel staat voor een van de grootste uitdagingen voor de komende decennia: “Het realiseren van een energietransitie waardoor Overijssel in 2050 energieneutraal is”. Een uitdaging die alle geledingen van de samenleving raakt en vraagt om sterke veranderingen in de energie-infrastructuur, energieopwekking en energiegebruik. Samenwerking en innovatie zijn hiervoor belangrijke succesfactoren. De Alliantie Nieuwe Energie Overijssel onderkent dit en geeft aan actief bij te willen dragen aan de versnelling van de beoogde energietransitie. Gezien het energieverbruik van ca 102 Peta joule (PJ) in de provincie Overijssel in 2015, zeer welkom. De concrete invulling voor de korte(re) termijn is ondergebracht in het programma Nieuwe Energie Overijssel 2017-2023. Dit programma is georganiseerd in zeven uitvoeringsclusters.Dit rapport gaat nader in op het cluster “Bedrijven en Industrie”. Bedrijven gebruikten in 2015 circa 40% van alle energie in Overijssel. Bij de verduurzaming van industrie en bedrijven wordt gestreefd naar 20% hernieuwbare energie in 2023 in de vorm van voornamelijk zonne-energie op daken (160 ha) en het verhogen van het aantal bio-installaties op bedrijventerreinen. Daarnaast is aandacht voor energiebesparing en -efficiëntie in deze doelgroep cruciaal. De kernpartners richten zich op 2,5% energiebesparing tussen 2017 en 2023 hetgeen om een forse trendbreuk vraagt en concreet zal moeten leiden tot een energiegebruik reductie van 1 PJ in 2023. Aangrijpingspunten voor het halen van dit doel zijn: gebouw, opwekking en productieprocessen. Hierbij staan energiemanagement en een efficiënte inrichting van de toepassing van (rest)warmte centraal. Oplossingen op bedrijfsniveau dienen goed gecombineerd te worden met oplossingen passend binnen de “circulaire economie”.Het cluster “Bedrijven en Industrie” jaagt de energietransitie in de industrie onder andere aan door middel van pilotprojecten. Deze pilotprojecten zijn enerzijds bedoeld om de energieprestatie te verbeteren en anderzijds geven ze ruimte voor het experimenteren met en leren van verschillende aanpakken. Halverwege het programma Nieuwe Energie Overijssel is het interessant om te kijken welke aanpakken zijn ontwikkeld, hoe ze verlopen en wat het effect is. De achterliggende gedachte is om al evaluerend te leren van deze pilotprojecten. Wat kan beter, wat is waardevol om te delen en het is tevens een goed moment om aan de hand van de verkregen informatie stil te staan bij de “eigen rol” van de Alliantie Nieuwe energie in deze projecten. Om invulling te geven aan deze lerende evaluatie is het lectoraat Ontwikkeling Werklocaties gevraagd die opdracht op zich te nemen.
MULTIFILE
Terwijl de bevolkingsontwikkeling in Europa stagneert, groeien steden nog steeds. Ze bieden immers een hoog voorzieningenniveau en de economische activiteiten concentreren zich daar steeds meer. Waar veel van deze activiteiten in het verleden aan een plek gebonden waren door lokale beschikbaarheid van grondstoffen of verkeersvoorzieningen, is dat tegenwoordig niet meer het geval. Nabijheid van relevante kennis en contacten, en een aantrekkelijk klimaat voor het personeel spelen daardoor meestal de hoofdrol bij locatiekeuzes. Steden consumeren meer energie en grondstoffen dan het platteland. Dat is merkwaardig, want door de kortere afstanden zouden allerlei voorzieningen in de stad juist efficiënter tot stand kunnen worden gebracht.Steden hebben ook stevige ambities m.b.t. klimaat en grondstoffenkringloop. Duurzame energie en recycling zijn daarvoor belangrijke middelen, maar ook het optimaal gebruik maken van mogelijkheden tot symbiose van infrastructuren mag hierin niet worden onderschat. Dit laatste is echter vaak ingewikkeld: technieken zijn niet op elkaar afgestemd, en organisaties die infrastructuren beheren, stellen hun eigen autonomie erg op prijs. Ook de politiek werkt niet altijd mee: met innovaties in de stedelijke infrastructuur kan veel mis gaan, en als dat gebeurt, heeft een verantwoordelijk wethouder erg veel uit te leggen. En wat valt er te winnen? Geld in de grond leidt tot weinig zichtbaarheid. Blame avoidance is dus een belangrijke hindernis. Toch moet er iets gebeuren: klimaatproblematiek en schaarste van grondstoffen dreigen. Groene innovatie die infra-systemen bij elkaar brengt, vraagt om gezamenlijk nadenken en constructief vormgeven aan de toekomst van de stad. Scenario’s kunnen helpen om deze creativiteit los te maken en grotere groepen van de bevolking te engageren. Het lectoraat Stedelijk Metabolisme ontwikkelt strategieën waardoor slimme oplossingen mogelijk worden voor een efficiëntere stad. Het richt zich vooral op toekomstbestendige infrastructuur: wegen, kabels, buizen, kanalen, railverbindingen en de systemen waar zij deel van uit maken.
DOCUMENT
Uit het rapport: "Vooral in de bestaande bouw is de energietransitie een uitdaging. Onze huidige woningvoorraad van 7,6 mln. woningen dient in 2050 CO2 arm te zijn. De eerste stap is om in 2021 30.000-50.000 gebouwen aardgasvrij (of -ready) te hebben. Uiteindelijk beogen we tot 2050 250.000 gebouwen per jaar, en dus 700 woningen per dag, aardgasvrij te maken. Om woningen te kunnen loskoppelen van het aardgas worden huizen geïsoleerd, is een nieuwe energie-infrastructuur nodig en worden energieopslag- en duurzame warmtebronnen toegepast. Het energietransitievraagstuk is een complex vraagstuk, waarbij veel ‘stakeholders’ betrokken zijn. Zo zijn er o.a. huiseigenaren, huurders die een woning hebben van een woningcorporatie of particuliere verhuurder, gemeenten, netbeheerders en energieleveranciers betrokken bij het transitievraagstuk. Deze ‘stakeholders’ hebben eigen belangen, wensen en portemonnees. Bewoners spelen een cruciale rol. Hoe krijgen we die mee in deze transitie? Hoe kan samen met de bewoners uit een wijk een plan worden gemaakt en uitgevoerd? Een wijkgerichte methode, waarin de activiteiten gericht worden op een bepaalde wijk of buurt, zoals in de Smart Energy Cities-aanpak, kan antwoord geven op deze vragen"
DOCUMENT
Het project van Aeres Hogeschool Dronten heeft als doel om via het delen en analyseren van telersdata binnen een groep van dertien telers te komen tot nieuwe inzichten, betere bedrijfsvoering en efficiëntere ketens, gericht op economische en ecologische duurzaamheid. Hiervoor wordt een data-infrastructuur gerealiseerd waarmee telers gefaciliteerd worden in het verzamelen, delen en analyseren van data en toegang krijgen tot complexere analyse technieken. Het project beoogt een groep telers op te leiden om de infrastructuur en tools te gebruiken en gezamenlijk data te delen en te analyseren om de teelt te verbeteren. Aan het einde van het project worden concrete verbeteringen verwacht op het gebied van input en opbrengst in de aardappelteelt.Het project richtte zich op het onderzoeken van hoe data van agrarische ondernemers in Flevoland gebruikt en gedeeld kan worden om economische en ecologische verbeteringen te bereiken. De landbouwsector verzamelt steeds meer gegevens over variabelen die de groei en bewaring van gewassen beïnvloeden, waarmee de benadering van landbouw verduurzaamd kan worden. Echter, het gebruik van data staat nog in de kinderschoenen en beslissingen worden vaak genomen op basis van advisering van externe commerciële partijen. Het delen van data is ook nog gevoelige materie. Het project wil deze drempels verlagen door telers meer data onderling te laten uitwisselen en met partners in de keten.De data-infrastructuur wordt gerealiseerd voor een groep van 15-20 telers die bereid zijn teelt- en/of bewaarsturing te doen op basis van beschikbare object-specifieke en actuele data. De data kunnen met elkaar gedeeld worden en zo kunnen de bedrijven verbeterd worden. De telers krijgen via de infrastructuur toegang tot complexere analyse technieken. Het project is opgedeeld in drie groepen op basis van locatie in de provincie: een groep telers rond een pilot bedrijf in Dronten, een groep rond een pilot bedrijf in Swifterbant en een groep in de NOP.De drie pilot bedrijven hebben aan het begin van het project een inventarisatie gedaan op basis van een door Aeres opgestelde vragenlijst om inzicht te krijgen in de minimale beschikbare data voor deelname aan het project. De meeste gevraagde data zijn reeds beschikbaar, behalve bij het pilot bedrijf in de NOP. De ontbrekende data kunnen worden opgevraagd bij lokale weerstations of in het project door projectpartners worden gerealiseerd.In de agrarische sector komt het vaak voor dat er ontbrekende data zijn over de factoren die bijdragen aan mislukkingen in de precisielandbouw. Dit komt doordat er vaak wordt gedacht in termen van wat wel werkt, in plaats van wat niet werkt. Een manier om dit tegen te gaan is door bewust te zijn van de ontbrekende data en deze proactief op te zoeken. Dit kan bijvoorbeeld door onderzoek te doen naar de milieu-impact van landbouw.Door dit project is beter inzicht verkregen in de effectiviteit van inputs alsmede met betrekking tot de impact op de omgeving. De volgende verbeteringen zijn gerealiseerd:• Beter inzicht in timing van teelthandelingen waardoor de bodem wordt ontzien.• Beter inzicht in effecten van teeltrotaties waardoor gekozen kan worden voor rotaties met minder impact en toch goede financiële resultaten behaald worden.• Door vergelijking kan er effectiever omgegaan worden met inputs zoals mest en gewasbeschermingsmiddelen waardoor naast minder gebruik ook minder af- en uitspoeling zal plaatsvinden.• Door effectiever gebruik van inputs zal per kg geproduceerde aardappelen minder oppervlakte, energie en chemie nodig zijn.Trefwoorden: digitalisering boerenbedrijf, data, pop3, databoeren, precisielandbouw RVO zaaknummer: 17717000042
DOCUMENT