Energiebeheer gericht aanpakken, Het analyseren van doelstellingen, resultaten en impacts van energie- en broeikasgasbeheersprogramma’s in bedrijven (met een samenvatting in het Nederlands): De wereldwijde uitstoot van broeikasgassen moet drastisch worden teruggebracht om de mondiale stijging van de temperatuur tot het relatief veilige niveau van maximaal 2 graden Celsius te beperken. In de komende decennia zal de verbetering van de energie-efficiëntie de belangrijkste strategie zijn voor het verminderen van de energiegerelateerde uitstoot van broeikasgassen. Hoewel er een enorm potentieel is voor verbetering van de energie-efficiëntie, wordt een groot deel daarvan nog niet benut. Dit wordt veroorzaakt door diverse investeringsbarrières die de invoering van maatregelen voor energie-efficiëntie verbetering verhinderen. De invoering van energiemanagement wordt vaak beschouwd als een manier om dergelijke barrières voor energiebesparing te overwinnen. De invoering van energiemanagement in bedrijven kan worden gestimuleerd door de introductie van programma's voor energie-efficiëntie verbetering en vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Deze programma's zijn vaak een combinatie van verschillende elementen zoals verplichtingen voor energiemanagement; (ambitieuze) doelstellingen voor energiebesparing of beperking van de uitstoot van broeikasgassen; de beschikbaarheid van regelingen voor stimulering, ondersteuning en naleving; en andere verplichtingen, zoals openbare rapportages, certificering en verificatie. Tot nu toe is er echter beperkt inzicht in het proces van het formuleren van ambitieuze doelstellingen voor energie-efficiëntie verbetering of het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen binnen deze programma's, in de gevolgen van de invoering van dergelijke programma's op de verbetering van het energiemanagement, en in de impact van deze programma's op energiebesparing of de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. De centrale onderzoeksvraag van dit proefschrift is als volgt geformuleerd: "Wat is de impact van energie- en broeikasgasmanagement programma’s op het verbeteren van het energiemanagement in de praktijk, het versnellen van de energieefficiëntie verbetering en het beperken van de uitstoot van broeikasgassen in bedrijven?".
DOCUMENT
De wereldwijde energievraag is enorm en blijft stijgen, maar fossiele energiebronnen, waarvan wij nog voor meer dan 80% afhankelijk zijn raken op, voorzieningszekerheid en onafhankelijkheid worden steeds moeilijker te garanderen, en de milieugevolgen van conventionele energieconversiesystemen zijn niet meer aanvaardbaar. Bijna 40% van de Nederlandse energieconsumptie komt voort uit energiegebruik om gebouwen en hun directe omgeving te voorzien van warmte, koude en elektriciteit1. De Europese Unie heeft aangegeven dat in 2020 nieuwbouw energieneutraal moet zijn. In 2050 zou de hele gebouwde omgeving energie neutraal moeten zijn en de CO2-uitstoot zou gereduceerd moeten zijn met 80-95% (t.o.v. 1990). Daarnaast heeft de Nederlandse overheid als doelstelling voor 2020 16% minder CO2-uitstoot, 20% energiebesparing en moet 14% van de energiebehoefte afkomstig zijn van hernieuwbare bronnen.
DOCUMENT
De gemiddelde Nederlander denkt dat onze energievoorziening voor 39% duurzaam is, zo blijkt uit onderzoek van het ministerie van EZ. In werkelijkheid zitten we op 5,5%. Dat is een rapportcijfer uit 2014. Het percentage hernieuwbare energie voor 2015 is nog niet bekend, maar ik kan u verklappen dat het niet veel beter is. En over 2016 heb ik ook mijn twijfels. De eerste maanden waren niet erg goed.
LINK
Gevels bestaan voor een belangrijk deel uit glas. Daar de glazen delen thermisch gezien de zwakke plekken in de gevel vormen, worden thermisch betere varianten ontwikkeld om het energiegebruik in gebouwen terug te dringen. De beschikbaarheid van thermisch verbeterd glas vormt een belangrijke aanleiding om glas te vervangen. Het uit gebouwen gesloopte glas wordt op grote schaal ingezameld, maar kan niet worden hergebruikt. Dit heeft te maken met de manier waarop isolatieglas, maar ook gelaagd glas wordt samengesteld: om de vereiste kwaliteiten te garanderen worden de onderdelen aan elkaar gelijmd. Na sloop moet glas daarom ‘gecrushed’ worden tot korrels die worden omgesmolten tot vooral verpakkingsmateriaal en glaswol. Dat voor nieuw vlakglas ‘virgin’ materialen moeten worden gebruikt, is misschien niet het grootste probleem. Deze materialen zijn nog niet schaars. Het maken van nieuw glas kost echter veel energie. Op verzoek van glasfabrikant Stolker Glas Harmelen BV en Bouwend Nederland, vakgroep GBO (Glasbranche Organisatie) gaat de onderzoeksgroep Circulair Bouwen van de Hogeschool van Amsterdam samen met hen onderzoeken of glas toegepast in gebouwen niet zo samengesteld kan gaan worden dat de glasplaten, maar wellicht ook de spacers en de coatings na afloop van de technische of functionele levensduur opnieuw gebruikt kunnen worden. Naast verbeterde mogelijkheden tot hergebruik zou dit tot bijvoorbeeld te repareren glas kunnen leiden. Hergebruik en repareren zijn belangrijke onderdelen van de Circulaire filosofie. Bovendien kan het smelten van de grondstoffen en het importeren van glasplaten worden voorkomen. Het demontabel maken van glas - zonder dat dit ten koste gaat van de bouwkundige kwaliteiten - is ingewikkeld. Het is niet mogelijk om binnen deze subsidieaanvraag tot daadwerkelijk demontabel glas (zowel isolatieglas, als gehard en gelaagd glas) te komen. Het doel is daarom om tot een onderzoeksplan te komen dat uiteindelijk tot demontabel glas moet gaan leiden.
De elektrificatie van de vervoerssector staat nog in de kinderschoenen. De pioniers in de transportsector hebben elektrische trucks aangeschaft en zijn hiermee de eerste ervaringen aan het opdoen. Naast het feit dat deze trucks een bijdrage leveren aan de energie transitie hebben deze trucks nog een groot voordeel. Doordat deze trucks geen uitstoot van gassen hebben kunnen zij ingezet worden in milieu zones. De inzet van elektrische trucks vergt vervolgens een nieuwe manier van plannen. Enerzijds komt dit doordat de actieradius van een elektrische truck minder is dan die van een conventionele truck, anderzijds doordat het laden van een batterij meer tijd in beslag neemt dan brandstof tanken. Hierdoor zal niet alleen de route gepland moeten worden maar ook het tijdstip en plaats waar geladen gaat worden. En in tegenstelling tot brandstof is de prijs van elektrische energie variabel over de dag wat invloed heeft op het plannen van de rit. Daarnaast zijn er invloeden van het weer, verkeer en lading die het energieverbruik van de truck beïnvloeden waardoor de planning kan moeten worden aangepast. Het doel van dit onderzoek is het modelleren van het energieverbruik van elektrisch aangedreven voertuigen en het genereren van een gebruiksvriendelijke(prototype)route plan applicatie waarmee chauffeurs direct een betrouwbaar advies krijgen over de meest optimale laadstrategie. Een uitdaging is om de opbrengsten van het onderzoek bruikbaar te maken voor de chauffeurs, zij zijn immers degenen die uiteindelijk de keuze maken wanneer en hoeveel er geladen gaat worden. Het maken van keuzes van de meest invloedrijke parameters en het daadwerkelijk vertalen naar een gebruiksvriendelijke prototype applicatie, is hierin een uitdaging. Daarnaast is het doel van deze Kiem aanvraag om een consortium te vormen wat de prototype routeplanner applicatie wil testen en mee door-ontwikkelen.