Aim Life expectancy of people with severe or profound intellectual disability (SPID) increases, which contributes to the risk of developing dementia. However, early detection and diagnosing dementia is complex, because of their low-level baseline functioning. Therefore, the aim is to identify observable dementia symptoms in adults with SPID in available literature. Method A systematic literature search, in line with PRISMA guidelines, was conducted in PubMed, PsycINFO and Web of Science using a combination of search terms for SPID, dementia/aging and aged population.Results In total, fifteen studies met inclusion criteria. Cognitive, behavioral and psychological symptoms (BPSD) and a decline in the ability to perform activities of daily living as well as neurological and physical changes were found. This presentation gives an overview of reported symptoms of (possible) dementia-related symptoms in SPID. Conclusions Despite growing attention for dementia in people with ID in literature, only very few studies have studied dementia symptoms in SPID. Given the complexity of signaling and diagnosing dementia in SPID, dedicated studies are required to unravel the natural history of dementia in SPID, specifically focusing on observable symptoms for caregivers of (early) dementia in this population.
Shared governance in hospitals promotes the inclusion of nurses' expertise, knowledge and skills in organisational processes, and nurses increasingly fulfil positions in organisational hierarchies. However, incorporating nursing expertise in strategic governance structures might be complicated, as these structures are primarily linked to managerial and biomedical expertise. Drawing on a Foucauldian perspective on knowledge and power, intertwined and embedded in everyday (inter)actions, we study how newly appointed directors of nursing challenge these dominant ‘modes of knowing’. By focusing on a (Dutch) healthcare organisation, a large academic medical centre, we gained insight into how the history of director of nursing roles relates to how nursing expertise is valued. We gathered qualitative data (from multiple sources) to get close to the daily practices of these directors. In this way, we were able to highlight three tactics that enable directors to relate to new ‘knowledge-power knots’: (1) positioning, by creating more unity; (2) profiling, by showing significance and (3) powering, by being alert and intervening. With these tactics, the directors of nursing try to embed themselves and their expertise in hospital governance. This study contributes to an everyday understanding of power and the tactics that directors of nursing employ as an ongoing practice. This provides practical starting points for embedding nursing in governance and decision-making.
LINK
Background: Deceptive movements occur when an actor seeks to fake, hide or delay kinematic information about their true movement outcomes. The purpose of deceptive movements is to impair the perception of opponents (the ‘observer’) to gain an advantage over them. We argue though that a lack of conceptual clarity has led to confusion about what deception is and in understanding the different approaches by which an actor can deceive their opponent. The aim of this article is to outline a conceptual framework for understanding deceptive movements in sport. Main body: Adopting Interpersonal Deception Theory from the field of communication, we define deception as when an actor deliberately alters their actions in an attempt to impair the ability of an observer to anticipate their true action outcomes. Further, deception can be achieved either by what we define as deceit, the act of providing false information, or disguise, the act of concealing the action outcome. Skilled athletes often have actions that are difficult to anticipate, but an action is only classified as containing deception if the actor has explicit intent to deceive an observer. Having outlined the conceptual framework, we then review existing empirical findings on the skilled perception of deceptive movements considering the framework. This approach includes a critical evaluation of the mechanisms known to facilitate the perceptual ability to prevent being deceived, including a consideration of visual search strategies, confidence, the contribution of visual and motor experiences, and the influence of response biases and action capabilities on perceptual performance. Conclusion: The distinction between deceit and disguise particularly helps to show that most research has examined deceit, with little known about how an actor can more effectively disguise their action, or about how an observer can improve their ability to anticipate the outcome of disguised actions. The insights help to identify fruitful areas for future research and outline implications for skill acquisition and performance enhancement.
Kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS) komen te vaak in de problemen in het onderwijs, waarbij een deel van de kinderen zelfs uit het onderwijs valt. Dit heeft mogelijkerwijs te maken met twee duidelijke knelpunten van het beleid van passend onderwijs. Ten eerste is passend onderwijs nog te veel een bestuurlijk construct en nauwelijks op het handelingsniveau van professionals gericht. Ten tweede vormen de grenzen van onderwijs en de jeugdhulpverlening nog te veel een belemmering om met vereende kracht leerlingen op maat te ondersteunen. Het op maat ondersteunen vraagt om een versteviging van vaardigheden van leerkrachten en jeugdhulpverleners om het welbevinden en leergedrag van ASS-leerlingen te stimuleren. Daarbij kunnen professionals elkaars expertise beter benutten om op deze manier samen in de klas op een talentgerichte wijze het welbevinden en leergedrag van leerlingen met ASS te ondersteunen. Het doel van deze aanvraag is het ontwikkelen van een bruikbaar prototype van een professionaliseringsaanbod voor leerkrachten en jeugdhulpverleners dat de vaardigheden die deze professionals in de klas nodig hebben versterkt, zodat leerlingen met ASS op een passende wijze ondersteund worden in hun leergedrag en welbevinden. Het consortium –bestaande uit leerkrachten uit het (speciaal) primair onderwijs, jeugdhulpverleners, gedragsdeskundigen – managers en onderzoekers, brengt via een ontwerponderzoek de behoeftes en benodigde vaardigheden in kaart en ontwikkelt ontwerpprincipes en een concept professionaliseringsaanbod. Dit concept is de basis van een professionaliseringsaanbod waarmee een bredere groep leerkrachten en jeugdhulpverleners tools krijgt om leerlingen met ASS effectief te ondersteunen. Het doel van deze aanvraag is in lijn met het landelijk beleid rondom passend onderwijs en de nationale wetenschapsagenda bij het thema ‘Jeugd in ontwikkeling, opvoeding en onderwijs’. Verbetering van het handelen van leerkrachten en jeugdhulpverleners in een integrale aanpak zorgt voor betere schoolresultaten, minder schooluitval en een betere communicatie tussen leerkrachten en hulpverleners en draagt bij aan een inclusieve maatschappij.
Leraren van de Montessori Scholengemeenschap Amsterdam (MSA) hebben binnen de grootstedelijke context te maken met grote uitdagingen ten aanzien van diversiteit en kansengelijkheid. Die uitdagingen vragen om duurzame veranderingen van praktijken en routines in een school en daarmee een gezamenlijke inzet van alle betrokkenen op team- en organisatieniveau. Het gezamenlijk vinden van antwoorden op die uitdagingen vraagt immers om het ontwikkelen en bundelen van kennis en expertise, met andere woorden om het met en van elkaar leren over grootstedelijke onderwijsvraagstukken. Dit vraagt om wezenlijke veranderingen in de wijze waarop leraren van en met elkaar leren. Om die veranderingen te initiëren is een integrale en systemische aanpak nodig waarin interventies worden doorgevoerd om leren op team- en organisatieniveau te stimuleren. De aanpak van dit praktijkprobleem vraagt om een herijking van het beroepsbeeld en –structuur door de leraar als teamspeler te profileren, om wezenlijke transities in de wijze waarop professionalisering van de leraar binnen MSA georganiseerd en uitgedragen wordt en om fundamentele veranderingen in de inrichting van de schoolorganisatie. Dat leidt tot de volgende hoofdvraag: Hoe kan ik interveniëren in een conventioneel schoolsysteem om het leren op team- en organisatieniveau te versterken teneinde bij te dragen aan duurzame school- en onderwijsontwikkeling? Hierbij is de verwachting dat door veranderprocessen en weloverwogen interventies in gang te zetten die zowel de leraar als andere betrokkenen in een schoolsysteem ertoe aanzetten om in georganiseerde vorm met en van elkaar gericht te leren er een duidelijke leercontext gerealiseerd wordt waardoor de leeropbrengsten duurzame school- en onderwijsontwikkeling versterken. Doel van dit PD-traject is derhalve om een verschuiving te realiseren van individueel leren naar team- en organisatieleren binnen MSA waardoor leraren en andere betrokkenen binnen de school gezamenlijk effectiever vorm geven aan duurzame school- en onderwijsontwikkeling.
De 2SHIFT SPRONG-groep is een samenwerkingsverband van HAN University of Applied Sciences en Fontys Hogescholen. Onze ambitie is het vergroten van eerlijke kansen op gezond leven. Dit doen we door het vormgeven en versterken van gemeenschappen als fundament voor het creëren van eerlijke kansen op gezond leven. Vanuit deze gemeenschappen wordt in co-creatie gewerkt aan structuur (i.e. systeem), sociale en technologische innovaties. Deze ambitie sluit aan bij de centrale missie KIA Gezondheid en Zorg om bij te dragen aan goede gezondheid en het verkleinen van sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Ook draagt het bij aan deelmissie 1. het voorkomen van ziekte, waarbij wij uitgaan van het concept Positieve Gezondheid en Leefomgeving. Én het zorgt voor het verplaatsen van ondersteuning en zorg naar de leefomgeving (deelmissie 2), doordat gemeenschappen hiervoor een stevig fundament vormen. De gemeenschap is geoperationaliseerd als een samenwerking tussen inwonersinitiatieven (i.e. informele actoren) én professionals vanuit wonen, welzijn, zorg en gemeenten (i.e. formele actoren) die bestuurlijk en beleidsmatig worden ondersteund. Toenemend wordt een belangrijke rol en meer verantwoordelijkheid toebedeeld aan inwoners en wordt de noodzaak van sectoroverstijgende, inclusieve samenwerking tussen deze actoren in lokale fieldlabs benadrukt. 2SHIFT start daarom in vier fieldlabs: twee dorpen en twee wijken in (midden-)stedelijke gebieden, waar in vergelijking met groot-stedelijk gebied (zoals Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) andere dynamieken en mechanismen een rol spelen bij het creëren van eerlijke kansen op een gezond leven. Om impact in onderwijs en praktijk te realiseren werken we nauw samen met studenten, docenten én met inwoners, professionals, bestuurders en beleidsmakers uit wonen, welzijn, zorg en gemeenten én landelijke kennispartners (“quadruple helix”). 2SHIFT brengt transdisciplinaire expertise én verschillende onderzoeksparadigma’s samen in een Learning Community (LC), waarin bestaande kennis en nieuwe kennis wordt samengebracht en ontwikkeld. Over 8 jaar is 2SHIFT een (inter)nationaal erkende onderzoeksgroep die het verschil maakt.