De gemeente Almere wil richting een circulaire economie bewegen, waarin zo min mogelijk grondstoffen gebruikt worden en waarin zo min mogelijk afval ontstaat. Een van de reststromen die een grote milieu-impact hebben is textiel. De indruk bestaat dat steeds meer textiel kortstondig gebruikt wordt of van een zodanige kwaliteit is dat het een korte levensduur heeft (zogenaamde fast-fashion). De gemeente Almere wil de trend van fast-fashion bij jongeren doorbreken, maar weet nog niet goed hoe deze doelgroep te bereiken en hoe meer bewustzijn en een gedragsverandering bij deze doelgroep gerealiseerd kan worden. Het huidige onderzoek is verricht om meer inzicht te krijgen in de gedragsfactoren die bij deze verandering in bewustzijn en gedrag een rol kunnen spelen en het type gedrag waarop de verandering zich kan richten. Voor het het kopen van fast fashion/ niet duurzame kleding bestaan een aantal alternatieven: (1) duurzame merken kopen, (2) tweedehands kleding kopen, (3) kleding ruilen, (4) kleding huren of leasen en tot slot (5) minder kleding kopen. De enquête richt zich vooral op de gedragsfactoren in relatie tot deze vijf gedragsalternatieven. De interviews waren bedoeld om hier verdieping aan te geven. Daarnaast is hierin aandacht besteed aan het type koper (naar de typologie van McNeil en Moore, 2015) en aan de rol van social influencers om meer verdieping te geven aan de gedragsfactor sociale normen. Gezamenlijk wilden wij hiermee de volgende onderzoeksvragen beantwoorden:1. Hoe kunnen de jongeren in Almere getypeerd worden als het gaat om hun kledingkoopgedrag?2. Welke gedragsalternatieven zijn jongeren (in Almere) het meest bereid om te kiezen? 3. Welke gedragsfactoren beïnvloeden de bereidheid om voor deze gedragsalternatieven te kiezen? Aan de hand van 320 enquêtes en 15 interviews is het kledingkoopgedrag van jongeren in Almere (deels gecombineerd met landelijk) onderzocht. Hieruit kan het volgende geconcludeerd worden: •In Almere koopt men grotendeels kleding bij grote fast fashion ketens. Een groot deel van de Almeerse jeugd is dan ook wel in meer of mindere mate met het fenomeen fast fashion in verband te brengen. •De bereidheid om voor duurzamere alternatieven te kiezen is onder jongeren in Almere aanwezig, maar niet heel groot. De aanwezige bereidheid geldt voor het kopen van duurzame merken, tweedehands kleding kopen, kleding ruilen en minder kleding kopen. Voor kleding huren of lenen is nauwelijks bereidheid aanwezig. •Uit de enquête komen drie belangrijke gedragsfactoren naar voren die de bereidheid beïnvloeden: de Attitude (affectief; hoe leuk vs. saai zijn de duurzame alternatieven), Self-Efficacy (hoe makkelijk vs. moeilijk is het kiezen voor de duurzame alternatieven) en de Response Efficacy (hoeveel zin heeft het om te kiezen voor de duurzame alternatieven). In iets minder mate komt ook Cognitieve Attitude naar voren als gedragsfactor (hoe belangrijk is het milieu bij de aankoop van kleding). •Uit de interviews komt vooral veel bevestiging voor het effect van Response Efficacy en Self-Efficacy en van de Cognitieve Attitude naar voren. Daarnaast komt Impulsgedrag als nieuwe factor naar voren (welke rol speelt het weerstand kunnen bieden aan het genot/ plezier dat shoppen oplevert?) •Al met al kan geconcludeerd worden dat de bereidheid om voor duurzame opties te kiezen gemiddeld niet heel hoog is, maar dat de mogelijkheid om deze bereidheid te beïnvloeden wel groot lijkt en er veel verschillende gedragsfactoren zijn waarop aangegrepen kan worden. Voor deze gedragsfactoren is een overzicht van mogelijke interventies gepresenteerd.
DOCUMENT
This article seeks to contribute to the literature on circular business model innovation in fashion retail. Our research question is which ‘model’—or combination of models—would be ideal as a business case crafting multiple value creation in small fashion retail. We focus on a qualitative, single in-depth case study—pop-up store KLEER—that we operated for a duration of three months in the Autumn of 2020. The shop served as a ‘testlab’ for action research to experiment with different business models around buying, swapping, and borrowing second-hand clothing. Adopting the Business Model Template (BMT) as a conceptual lens, we undertook a sensory ethnography which led to disclose three key strategies for circular business model innovation in fashion retail: Fashion-as-a-Service (F-a-a-S) instead of Product-as-a-Service (P-a-a-S) (1), Place-based value proposition (2) and Community as co-creator (3). Drawing on these findings, we reflect on ethnography in the context of a real pop-up store as methodological approach for business model experimentation. As a practical implication, we propose a tailor-made BMT for sustainable SME fashion retailers. Poldner K, Overdiek A, Evangelista A. Fashion-as-a-Service: Circular Business Model Innovation in Retail. Sustainability. 2022; 14(20):13273. https://doi.org/10.3390/su142013273
DOCUMENT
We describe here the design and implementation of the Fashion Tech Farm (FTF), which aims to drive sustainable innovation in garments and fashion. We describe our goals, design principles, and the implementation. The design principles are rooted in an understanding of the fashion system, open networks, and entrepreneurial thinking. After four years of work on the FTF, we review three projects to evaluate how far the work has achieved the main goals and how our design principles are developing.
MULTIFILE
Het project ‘Fashion: Circular by Logistics Excellence (FACILE)’ is gericht op het verminderen van de textiel-afvalberg in Nederland. ‘Fast Fashion’ leidt tot een toename aan afgedankte kledingvezels. Jaarlijks stijgt de kledingvraag met 4%. De Nederlandse Gemeenten streven naar ‘Zero waste’. Dus de kleding moet van de afvalberg af. Het grondstoffen-kringloopproces start bij het inzamelen van afgedankte kleding en loopt tot het maken van nieuwe kleding. Als de juiste kledingvezels van de juiste waarde bij de juiste verwerking terecht komen, dan is een circulaire kledingindustrie een stap dichterbij. De vezel-verwerkingsindustrie is jong en daarmee ondoorzichtig. Veel ingezamelde vezels eindigen nu als kussenvulling. Dat is laagwaardig. Een circulaire kledingindustrie heeft hoogwaardige vezels nodig om rendabel te zijn. De benodigde processen voor hoogwaardige vezelverwerking, de partijen, en de benodigde volumes zijn momenteel onbekend. Partijen uit de beroepspraktijk, die allen betrokken zijn bij de kledingindustrie wijten de trage transitie naar een circulaire kledingindustrie aan de ondoorzichtige vezelverwerkingsmarkt. Zij benadrukken dat transparantie leidt tot succesvolle kledinginzameling. Zij wijzen erop dat inzamelen in relatie gezien dient te worden met het vezelverwerkingsproces erna. Daarnaast leidt een transparante verwerkingsmarkt tot vertrouwen bij de consument over het inzamelen. De meeste consumenten begrijpen dat kleding opnieuw benutten goed is voor het milieu. Logitimo, het lectoren platform van lectoren in de logistiek, heeft zich als taak gesteld om de kledingindustrie te helpen echt circulair te worden. De transitie van duurzame vezels, naar circulaire kledingindustrie versnelt met deze KIEM waarin de volgende vraag centraal staat: Welke partijen, processen en volumes zijn nodig om van afgedankte kleding te komen tot een succesvolle vezelverwerkingsindustrie voor kledingproductie in Nederland?
In de huidige Fast Fashion industrie blijft ruim dertig procent onverkocht. Daarnaast is de productie van textiel in verre landen ondoordoorzichtig en vindt die onder erbarmelijke omstandigheden plaats. Nederlandse producenten en (mode)labels krijgen nauwelijks greep op transparantie van de productie daar, maar missen ook het contact met de stofproducenten en de (vakmatige) dialoog hoe een stof eruit zou moeten zien. Vanuit deze behoefte zijn jonge, duurzame ontwerpers, maar ook gevestigde bedrijven op zoek naar duurzame, alternatieve stoffen die na gebruik van de consument ook weer via recycling in de keten kunnen worden gebracht. Daarbij hebben ze behoefte aan monitoring (wat is de werkelijke impact van de footprint) en ondersteuning in het vinden van marketing en duurzame designoplossingen. Het Project Going Eco, Going Dutch is een internationaal gezien uniek pilotproject waarbij textielproducenten en modebedrijven in samenwerking met Saxion en ArtEZ duurzame, lokaal geproduceerde textiele vezels tot garens, weefsels en breisels ontwikkelen en deze verwerken tot marktklare (mode)producten. Bijzonder is dat alle partners vanaf het begin samenwerken in de ontwikkeling en dat alle stappen in het proces onder de loep worden genomen. Het project draait om 3 onderzoeksvragen: Technische vraag: hoe kunnen we vanuit lokale vezels (hennep, wol en gerecyclede vezels) met lokale verwerkers en met input van modebedrijven een aantrekkelijk en hoogwaardig textiel maken. In welke kwaliteiten kan dat?; en wat is de feitelijke milieubelasting in cijfers? Design vraag: In welke toepassingen (interieur, babykleding, haute couture, confectie) zijn de breisels en weefsels toepasbaar? EN: Hoe kunnen we duurzaam ontwerpen? Welke Design4Recycling principes moeten we in acht nemen om het product na gebruik weer in de keten terug te kunnen brengen? Welke factoren kunnen het ontwerp- en realisatieproces verduurzamen? Branding & Marketing vraag: Hoe kan lokaliteit, materiaalhergebruik en duurzaamheid aantrekkelijk gecommuniceerd (gebrand) worden in een modemerk ? En wat is de concurrentiepositie van deze pilotproducten? De resultaten zijn opschaalbaar EN kunnen in andere regio's in binnen- en buitenland worden toegepast. Belangrijkste feitelijke gegevens zoals ?do and don?ts en cijfermatige onderbouwing van kwaliteit en ecologische footprint zullen ?open source? met (inter)nationale partners gedeeld worden. Het project past binnen de innovatieagenda van CLICKNL|NextFashion op het onderwerp Duurzaamheid en bij de CLICKNL-SRIA op de onderwerpen ?creating futures?, ?reinventing innovation?, ?business transformation?.
This proposal aims to explore a radically different path towards a more sustainable fashion future through technology. Most research on fashion and technology focuses on high tech innovation and, as a result, overlooks knowledge that is already available and has been used, tested and improved for centuries. The proposed research project, however, looks backward to move forward. It aims to investigate ‘the blindingly obvious’ and asks the question how historical technologies could be used to solve contemporary environmental issues in fashion. It thus argues that technology from the past could inspire both designers and technologists to come up with new and exciting solutions to make the future of fashion more sustainable. The current fast fashion system has changed the relationship consumers have with their clothing. Clothing has become a throwaway object and this has severe environmental implications. This research project aims to find a solution by exploring historical technologies - such as folding, mending and reassembling-, because in the past a ‘sustainable’ attitude towards fashion was the norm simply because cloth and garments were expensive. It wants to examine what happens when consumers, fashion designers and technologists are confronted with these techniques. What would, for example, materialize when an aeronautical engineer takes the technique of folding as a starting point and aims to create clothes that can grow with babies and toddlers? The answer is the signature suit of the brand Petit Pli: a special folding technique allows their signature suit to grow with children from 3 months to 3 years. Much like the age-old folding techniques applied in traditional Dutch dress, which allowed the size women’s jackets to be altered, by simply adjusting the pleats. Similarly, this project aims to investigate how high tech solutions, can be initiated through historical techniques.