In the Netherlands, the behavior-influencing and freedom-restricting measure (GVM) came into effect on 1 January 2018. The purpose of this measure is to enable long-term, if necessary, lifelong monitoring of perpetrators of sexual and serious violent crimes with a high risk of recidivism. The probation service advises on imposition and implementation of the measure. This article describes results of a small scale study on arguments that are used in practice to advise the GVM. The central question is whether the legislator provides probation officers with sufficient tools for substantiated advice to the court.
DOCUMENT
Ter voorbereiding van zijn advies [Nr 55; 2014] over beïnvloeding van gedrag door de overheid heeft de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) aan Baukje Stinesen en Reint Jan Renes gevraagd een verkennend onderzoek te doen naar overheidsinitiatieven die zich richten op gedragsbeïnvloeding van de burger in de domeinen gezondheid, mobiliteit en financiën.
DOCUMENT
De reclassering werd recent geconfronteerd met Kamerstuk 32 319, nr. 5, vergaderjaar 2010-2011. Het betreft een 'Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met wijzigingen van de regeling van de voorwaardelijke veroordeling en de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling'. Het gaat hier onder meer om aanpassing van artikel 14g en 14h Wetboek van Strafrecht (Sr) en van de voorwaardelijke invrijheidstelling, waarvoor enkele onderdelen van artikel 15 Sr opnieuw worden vastgesteld. Uit de voorgestelde wijzigingen blijkt dat - als ze worden ingevoerd - er een grote mate van 'strengheid' zal worden doorgevoerd bij de uitvoering van voorwaardelijke straffen en de voorwaardelijke invrijheidstelling
DOCUMENT
Verkenning van het domein ‘Reclassering’: Een beschrijving van enkele kenmerken van de sector ‘Reclassering’, ten behoeve van het onderzoek ‘Meerwaarde gebruik alliantiemonitor in (semi) gedwongen kader’. Het Kenniscentrum voor Sociale Innovatie van Hogeschool Utrecht ontwikkelde voor verschillende domeinen binnen het werkveld gedwongen kader de ‘alliantiemonitor in (semi)gedwongen kader’. Dit instrument biedt professionals en cliënten een handvat om te spreken over hun beleving van de onderlinge doelgerichte samenwerking, met als doel deze samenwerking te verbeteren. In het vervolgonderzoek ‘Meerwaarde gebruik alliantiemonitor in (semi) gedwongen kader’ wordt bij cliënten en professionals nagegaan hoe zij het werken met de Alliantiemonitor Gedwongen Kader ervaren en of het gebruik hiervan bij kan dragen aan een beter verloop van het traject. Het gebruik van de monitor wordt getoetst bij cliënten en professionals in de reclassering, de jeugdbescherming, de arbeidstoeleiding en de woonbegeleiding. Om de verschillen en overeenkomsten in de verschillende contexten beter te begrijpen is eerst een beknopte verkenning gedaan van de domeinen waarin het onderzoek plaatsvindt. Dit zijn: reclassering, jeugdbescherming, arbeidsintegratie, maatschappelijke opvang, schuldhulpverlening en reclassering België – Vlaamse Justitiehuizen. De opbouw van de tekst per sector is als volgt. Eerst is er een algemene beschrijving van de sector, waarin onder meer de omvang en de grootste opgaven aan bod komen. Daarna volgt een beschrijving van de organisaties binnen de sector waar de ontwikkeling van de alliantiemonitor zal plaatsvinden, hoe deze organisaties werken, en wat de kenmerken zijn van de huidige samenwerking tussen professional en cliënt. Bijvoorbeeld: hoe vaak zien ze elkaar, welke regels zijn van toepassing op de samenwerking en welke discretionaire ruimte heeft de professional in de begeleiding?
DOCUMENT
Hoofdstuk 4 van 'Domeinbeschrijvingen Werken in (semi)gedwongen kader'. Verkenning van het domein ‘Maatschappelijke opvang’: Een beschrijving van enkele kenmerken van de sector ‘Maatschappelijke opvang’, ten behoeve van het onderzoek ‘Meerwaarde gebruik alliantiemonitor in (semi) gedwongen kader’. Het Kenniscentrum voor Sociale Innovatie van Hogeschool Utrecht ontwikkelde voor verschillende domeinen binnen het werkveld gedwongen kader de ‘alliantiemonitor in (semi)gedwongen kader’. Dit instrument biedt professionals en cliënten een handvat om te spreken over hun beleving van de onderlinge doelgerichte samenwerking, met als doel deze samenwerking te verbeteren. In het vervolgonderzoek ‘Meerwaarde gebruik alliantiemonitor in (semi) gedwongen kader’ wordt bij cliënten en professionals nagegaan hoe zij het werken met de Alliantiemonitor Gedwongen Kader ervaren en of het gebruik hiervan bij kan dragen aan een beter verloop van het traject. Het gebruik van de monitor wordt getoetst bij cliënten en professionals in de reclassering, de jeugdbescherming, de arbeidstoeleiding en de woonbegeleiding. Om de verschillen en overeenkomsten in de verschillende contexten beter te begrijpen is eerst een beknopte verkenning gedaan van de domeinen waarin het onderzoek plaatsvindt. Dit zijn: reclassering, jeugdbescherming, arbeidsintegratie, maatschappelijke opvang, schuldhulpverlening en reclassering België – Vlaamse Justitiehuizen. De opbouw van de tekst per sector is als volgt. Eerst is er een algemene beschrijving van de sector, waarin onder meer de omvang en de grootste opgaven aan bod komen. Daarna volgt een beschrijving van de organisaties binnen de sector waar de ontwikkeling van de alliantiemonitor zal plaatsvinden, hoe deze organisaties werken, en wat de kenmerken zijn van de huidige samenwerking tussen professional en cliënt. Bijvoorbeeld: hoe vaak zien ze elkaar, welke regels zijn van toepassing op de samenwerking en welke discretionaire ruimte heeft de professional in de begeleiding?
DOCUMENT
Het Leger des Heils (LdH) reclassering voert reclasseringstaken uit voor veelal reclassenten met meervoudige problematiek. In het reclasseringstoezicht staan de bijzondere voorwaarden en het controleren daarvan centraal. De kans op voortijdig negatief beëindigen van het toezicht door het niet (kunnen) houden aan de bijzondere voorwaarde neemt daarmee toe (Bosker et al., 2020), zeker voor reclassenten met complexe en meervoudige problematiek. Bovendien pleegt een aanzienlijk deel van de doelgroep van het LdH relatief lichte delicten waardoor het opleggen van veel voorwaarden niet proportioneel is. De ontstane praktijk dat alle noodzakelijk interventies als voorwaarde bij het toezicht moeten worden opgenomen lijkt onwenselijk. Op 1 juli 2022 is daarom in arrondissement Oost-Brabant voor de duur van 2 jaar een experiment gestart dat zich richt op effectief reclasseringstoezicht. Het betreft een samenwerking tussen het LdH reclassering Eindhoven/Den Bosch en het parket Oost-Brabant.
DOCUMENT
“Ik ben benieuwd hoelang het zal duren voor men ook kan schrijven: er is een tijd geweest dat men voor een pedofiel contact de gevangenis in ging. Iemand om die reden in voorarrest houden en een gevangenisstraf opleggen berust naar mijn overtuiging op een afschuwelijke vergissing, die rechtstreeks voortvloeit uit een taboe. Niet de rechter, maar de wetgever en dus wij allen blijven daar debet aan. Graag voeg ik mij bij mevrouw Mr. H. Singer-Dekker, waar zij schrijft dat ook zedendelinquenten vermoedelijk steeds meer gezien worden als mensen aan wie schuld ontbrak en die alleen behandeling behoeven.” 2 Wie het hier te bespreken onderzoek Gevangene van het verleden leest, weet dat de bovenstaande voorspelling (of is het hoop?) uit een publicatie uit 1970 maar zeer ten dele is uitgekomen. Behandeling en begeleiding in een justitieel kader zijn zeker gangbare reacties op gedrag van zedendelinquenten. Maar dat zedendelinquenten in onze tijd worden gezien als mensen aan wie geen schuld is toe te rekenen of die niet in de gevangenis terecht behoren te komen en slechts behandeling behoeven, is zeker niet gangbaar geworden. Integendeel, in het hier beschreven rapport wordt, in navolging van de Engelse criminoloog Stanley Cohen, in verband met zedendelinquenten geschreven in termen als ‘folk devils’ en ‘moral panic’. Deze begrippen zijn met name aan de orde als een ex-zedendelinquent vanuit de gevangenis of de TBS terugkeert in de samenleving. Het gaat daarbij niet om stigmatiserende begrippen maar om een analyse van de huidige situatie. Volgens Cohen, stellen de onderzoekers, worden politici, beleidsmakers, bestuurders, burgers, enzovoort soms door paniek bevangen wanneer zij worden geconfronteerd met regelovertredingen van personen, zoals voetbalvandalen, drugsgebruikers, pedofielen of straatrovers, die zij als een ernstige bedreiging zien voor de samenleving (p. 28).
LINK
Soft controls, in combinatie met hard controls, leiden tot een gewenste organisatiecultuur en voorkomen ongewenst gedrag. Maar hoe doet u dat: sturen op soft controls?
LINK
Deze studie richt zich op de vraag in hoeverre overheidsinitiatieven gericht op gedragsverandering rekening houden met de intermediërende invloed van sociaalpsychologische mechanismen bij de totstandkoming van gedrag. Het onderzoek laat zien dat een sterk rationele aanpak en een gebrek aan aandacht voor de alledaagse realiteit waarin burgers hun keuzes maken, kan leiden tot onbedoelde effecten. In de dagelijkse praktijk blijken burgers verre van rationeel en zijn tal van onbewuste, irrationele processen, die kunnen worden getriggerd door diverse situationele factoren, van invloed op gedrag. Dit besef is essentieel om te komen tot gedragsveranderend overheidsbeleid.
DOCUMENT
Deze bundel met Topartikelen 2019 is de negende in de succesvolle reeks met winnende artikelen van de jaarlijkse artikelwedstrijd van vierdejaarsstudenten van de sociale opleidingen van Hogeschool Utrecht (HU). De winnaars van de artikelwedstrijd zijn voor SPH: • Melissa Pereboom, ‘Detentie zonder tralies’ • Esther Uittenboogaard, ’Wet zorg en dwang’ Voor MWD zijn de winnaars: • Lisanne de Rooij, ‘#ZijOok: Doorbreek de onwetendheid omtrent seksueel grensoverschrijdend gedrag bij mensen met een verstandelijke beperking’ • Fien van Mierlo, ‘Een gesprek over zingeving, kunnen we dat nog?’
DOCUMENT