Om te kunnen functioneren in de huidige kennismaatschappij worden kritische en onderzoekende vaardigheden belangrijk geacht voor toekomstige professionals (De Boer, 2017). Hogescholen spelen een belangrijke rol in het opleiden van deze professionals en hebben mede daarom de wettelijke taak gekregen om onderzoek te doen en dit te integreren in het onderwijs (Griffioen & De Jong, 2015). Hoe dragen docenten, onderzoekers, onderzoek- en onderwijsmanagers in de dagelijkse praktijk bij aan het samenbrengen van onderzoek en onderwijs? Om deze vraag te beantwoorden werden N=61 interviews afgenomen met deze actoren binnen drie Nederlandse hogescholen. De resultaten laten zien dat de gedragsintenties die de respondenten bespreken verdeeld kunnen worden in drie categorieën: integratie van onderzoek in onderwijs; integratie van onderwijs in onderzoek; en het samenkomen van onderzoek en onderwijs. In de drie categorieën kan zowel ‘direct gedrag’ als ‘ondersteunend gedrag’ onderscheiden worden. Opvallend is dat de focus binnen de gedragsintenties ligt op het integreren van iets van onderzoek in het onderwijs, en in mindere mate van iets van onderwijs in het onderzoek. De implicaties van de resultaten en de opzet van het vervolgonderzoek worden bediscussieerd met het publiek tijdens het congres.
Ballet en moderne dans zijn een vorm van topsport. De druk op dansers is enorm. Lange en intensieve werkdagen, veel reizen en verschillende werkplekken maken het lastig om lichaam en geest goed te verzorgen. Hierdoor liggen blessures en mentale klachten op de loer. Nederlandse dansgezelschappen willen meer aandacht gaan besteden aan preventieve maatregelen om fysieke en mentale problemen bij hun dansers te voorkomen. Het ontbreekt hen echter aan kennis en kunde om dit innovatieve vraagstuk op te kunnen pakken. Het Nationale Ballet en het Scapino Ballet hebben het lectoraat Performing Arts Medicine van Codarts (Hogeschool voor de Kunsten Rotterdam) benaderd om antwoord te krijgen op de vraag hoe dansers op de hoogste podia, op gezonde wijze, hun beste performance kunnen laten zien. Gezamenlijk is deze praktijkvraag omgevormd naar drie onderzoeksdoelstellingen: 1. Opstellen van meetinstrumenten om de fysieke en mentale gezondheid van dansers te screenen en te monitoren; 2. Ontwerpen van een web-based systeem dat automatisch en real-time informatie uit de ontwikkelde meetinstrumenten kan inlezen, analyseren en interpreteren; 3. Ontwikkelen van een Fit to Perform protocol dat aanbevelingen geeft ten aanzien van het verbeteren van de fysieke en mentale gesteldheid van de danser. Het consortium bestaat uit de volgende organisaties: - Praktijkgerichte onderzoeksinstellingen: Codarts Rotterdam en Hogeschool van Amsterdam; - Universiteiten: ErasmusMC, Technische Universiteit Eindhoven en Vrije Universiteit Amsterdam; - Praktijkinstellingen: Het Nationale Ballet en het Scapino Ballet; - Overige instellingen: het Nederlands Paramedisch Instituut (NPi) en het Nationale Centrum Performing Arts (NCPA). Bij de samenstelling van het consortium is gekozen voor een goede mix tussen praktijkorganisaties, onderzoeksinstituten en onderwijsinstellingen. Daarnaast is er sprake van cross-sectorale samenwerking doordat kennis vanuit de podiumkunsten, sport, gezondheidszorg, onderwijs en technologie met elkaar verbonden wordt.
Dit project betreft een haalbaarheidsonderzoek met als centrale vraag: Welke data zijn precies nodig om kenniswerkers te ondersteunen om een duurzame gezonde gedragsverandering binnen de werkomgeving vorm te geven en moeten die worden verwerkt en geanalyseerd om tot bruikbare informatie te komen?
Vanuit de Creatieve Industrie en in het bijzonder Schoots Architecten en IJsfontein is er een toenemende behoefte aan ontwerprichtlijnen voor stress-reducerende werkruimten. Deze inzichten moeten gestoeld zijn op ruimtelijke interventies en evaluaties ervan in de praktijk. Aangezien docenten bovengemiddeld kampen met werk-gerelateerde stress, zal de doelgroep voor dit onderzoek hogeschool docenten zijn. De doelstelling van het project is dan ook om op basis van ontwerpend onderzoek een werkomgeving voor hogeschool docenten te realiseren die stress-reducerend werkt. Dit levert eerste aantoonbare resultaten op in de vorm van een in de praktijk geëvalueerde werkomgeving en daarbij behorende ontwerprichtlijnen. In een vervolgtraject kunnen deze resultaten vertaald worden naar andere werkomgevingen. De onderzoeksvraag die daarbij centraal staat is; ‘Op basis van welke ontwerprichtlijnen kunnen de werkplekken van medewerkers in het hoger onderwijs worden ontworpen, om hun werk-gerelateerde stress te verlagen?’ Als basis in het ontwerpend onderzoek, wordt de discipline-overstijgende studie van Norouzianpour (2020) gebruikt, waarin hij verschillende ontwerpstrategieën heeft opgesteld om stress te verminderen in fysieke werkomgevingen. Deze strategieën zijn nog niet eerder in de praktijk getest. Daarnaast stelt Masi Mohammadi (2017) dat middels het empathisch ontwerpproces een beter begrip kan ontstaan van hoe docenten een werkruimte ervaren en welke behoeften zij hebben als het gaat om ruimtelijke interventies. Die behoeften verschillen mogelijk per persoon, per moment en per taak, waardoor de ruimte flexibel, dynamisch en responsief zal moeten worden. Het toepassen van Ambient Intelligence (AMI) maakt het mogelijk de ruimte te personaliseren en tevens docenten aan te voelen, op behoeften te anticiperen en door subtiel van gedaante te veranderen een gezonde balans te vinden in inspanning en ontspanning bij het werken. De docent zal dus het uitgangspunt voor het ontwerpend onderzoek zijn.