Winkels worden steeds afhankelijker van passanten die spontaan besluiten de winkel te bezoeken. Consumenten hebben de fysieke winkel immers minder nodig om aan hun benodigdheden te komen, waardoor het voor winkeliers steeds belangrijker wordt om toevallige voorbijgangers te verleiden om hun winkel te betreden. Eén manier waarop winkeliers deze verleiding kunnen vormgeven, is door de inzet van interactieve schermen in de etalage. Wat de effecten van interactieve schermen zijn en of ze ook echt tot meer winkelbezoek leiden is vooralsnog niet bekend. Het Store Innovation Lab van de Hogeschool van Amsterdam probeert hier meer duidelijkheid over te scheppen door onderzoek, waarover Anne Moes, Sewdath Ritoe, en Tibert Verhagen dit rapporteren:
LINK
Een overvloed aan technologieën doet haar intrede in de fysieke retail. Digitale displays, interactieve schermen, beacons, apps, virtual reality en augmented reality; allen beloven ze de retailer succes. Maar hoe bepaal je of deze technologische innovaties echt van toegevoegde waarde zijn? Het aankoopproces van de klant lijkt handvatten te bieden.
LINK
De ambiance in een winkel wordt een steeds belangrijker verkoop aspect. Bedrijven doen er alles aan om de stemming van klanten te beïnvloeden. Zo brengen supermarkten met een uitgekiende muziekkeuze hun klanten in een vrolijkere koopstemming en weten winkeliers dat de geur van versgebrande koffie of gebraden kip wonderen doet. Ook wordt ingespeeld op de gemoedsstemming op het moment van kopen, relevante gebeurtenissen (WK voetbal) of persoonlijke lifestyle (halal voedsel). Naar de prikkeling van zintuigen en de invloed hiervan op het koopgedrag is uitgebreid onderzoek gedaan. Maar hoe zit het met de invloed van informatietechnologie op het koopgedrag? Bij Saxion doen we onderzoek naar hoe gepersonaliseerde informatie op schermen en sociale media van invloed zijn op het koopgedrag. De context van het onderzoek is het Future Store project (RAAK MKB), dat is opgezet om te onderzoeken welke invloed interactieve schermen en social media hebben op het (koop)gedrag van consumenten en daarmee op het concept, de inrichting en presentatie van winkels.
MULTIFILE
Supermarkten spelen een sleutelrol in de keuzes die consumenten dagelijks maken. Maar hoe kun je technologie inzetten om gezonder en duurzamer eetgedrag te stimuleren?De expertgroep “Gezondere voedingskeuzes met in‑store technologie”, met Hogeschool van Amsterdam als voorzitter en a.s.r. Vitality als host, onderzocht hoe innovatieve toepassingen, zoals augmented reality, mobiele apps, interactieve schermen en sociale robots consumenten helpen bij het maken van betere keuzes. De bluepaper bundelt inzichten uit wetenschap, praktijk en technologie. Met concrete voorbeelden en handvatten laat het zien hoe supermarkten, fabrikanten en technologiepartners samen kunnen werken aan een winkelervaring die gezond gedrag makkelijker en aantrekkelijker maakt.
MULTIFILE
Bedrijven worden in toenemende mate geconfronteerd met de opkomst vaninnovatieve en steeds intelligenter wordende digitale technologieën zoalssociale robots, wearables, interactieve schermen, augmented reality (AR),virtual reality (VR), hologrammen, slimme sensoren, en internet of things.Deze technologieën brengen voor bedrijven nieuwe mogelijkheden met zichmee om klanten te bedienen, zich competitief te positioneren, (nieuwe) businessmodellente hanteren en commerciële processen in te richten.Toegepaste kennis over de adoptie, het gebruik en de gevolgen van de inzetvan opkomende digitale technologieën is voor bedrijven dan ook essentieelvoor hun toekomstige bedrijfsvoering. Maar hoe zet je deze technologieën nuhet beste voor commercie en dienstverlening in en waar zit precies hunmeerwaarde?
DOCUMENT
Uit diverse onderzoeken (Serail, 2004; EIM, 2007; Serail en von Bergh, 2007; Ommeren van, e.a. 2009; Westhof e.a., 2011; Kerkhaerts en De Ruig, 2013) blijkt dat steeds meer Nederlandse huishoudens kampen met problematische schulden en dat deze het leven van deze huishoudens ernstig kunnen ontwrichten. Een beperkt deel van deze huishoudens komt terecht bij een door de overheid erkende professionele organisatie (Van Ommeren e.a. 2009) die het zogenaamde minnelijke traject aanbiedt. Het gaat hier om een traject waarin getracht wordt de schulden op vrijwillige basis en in samenspraak met schuldeisers te regelen. De resultaten van deze dienstverlening zijn echter beperkt. Dit komt door onder meer door het ontstaan van knelpunten met name in de eerste fases van het dienstverleningstraject, waardoor deze voortijdig beëindigd wordt (Jungmann, 2002; Bronsveld 2005; Oosten en Van Putten, 2007; Jungmann e.a., 2008 en Van Ommeren 2009). Dit onderzoek richt zich op deze eerste fases van het minnelijke traject, zoals dat wordt aangeboden door de kredietbank van de gemeente Rotterdam. Bij deze organisatie melden zich mensen die geen uitweg meer zien voor hun schulden. Zij hopen op een oplossing voor hun vaak problematische situatie. Voor de daar werkende dienstverlener is dit werk een alledaagse routine, een van de vele processen die de dienstverlener vanuit zijn specifieke functie uitvoert. De dienstverlener heeft veel meer zicht dan de klant op de complexe processen die zich binnen de organisatie, vaak achter de schermen, afspelen en bepaalt aan de hand van allerlei regels en voorschriften welke mogelijkheden er zijn voor de individuele klant. Het gaat er in deze studie met name om zicht te krijgen op de wereld van de klant en de wereld van de dienstverlener en op de aansluiting van deze twee werelden die allebei vorm geven aan de schuldhulpverlening bij de kredietbank in Rotterdam.
DOCUMENT
Met dit document sluiten we de divergentiefase af, waarin we alle ideeën verzamelden die we konden bedenken en vinden. Het document dient als basis voor het uiteindelijk plan voor de Bleulandzaal. Er hebben in deze fase een aantal activiteiten plaats gevonden: (1) Ideeën bedenken door Jesse en Dick, bovenop eerdere ideeën; (2) Brainstorm sessie met docenten en Universiteitsmuseum (UM)-personeel; (3) Webonderzoek; (4) Bezoek aan het Dolhuys te Haarlem. Er zijn tal van ideeën, groen en rijp uit al deze activiteiten gekomen. Het heeft ons inziens een aantal haalbare oplossingen opgeleverd. Ook denken we een goed idee gekregen te hebben over hoe we, als dat nodig mocht zijn, de zaal tegen beperkte kosten zo zouden kunnen aanpassen dat er meer nuttig oppervlak beschikbaar komt voor de expositie. Ook is een van de uitkomsten uit de brainstormsessie dat er niet per sé behoefte is (hoeft te zijn) aan een hele sterke link met het heden omdat het verhaal van Bleuland, de voorwerpen in het kabinet, de mensen en de verhalen erachter en de stand van de medische wetenschap eind 18e eeuw interessant genoeg zijn om te vertellen. Je kunt het verhaal van tegenwoordig vertellen met verwijzingen naar vroeger maar je kunt ook het verhaal van vroeger vertellen met links naar het heden. Wellicht dat vanuit de ambiance van de zaal de laatste een mooiere keuze is. Hieronder staan de belangrijkste ideeën kort genoemd: • Dialoogtafel vroeger, heden en toekomst.; • Het diagnosticeren van speelgoedberen met behulp van oude en nieuwe technieken; • Anatomie in de toekomst; • Het maken van beweegbare kleine monitors vlak bij de kasten zelf met daarop informatie over en de menselijke verhalen achter de objecten; • Het vergroten van het vloeroppervlak ‘boven’ door het omtimmeren van de trap en het aanleggen van een smallere aparte trap naar beneden(zie tekening in dit document). Met de beschikbare middelen en gegeven de randvoorwaarden denken wij dat het idee van de interactieve dialoogtafels met drie scenario’s vroeger, nu en in de toekomst het beste zal werken en het meest realistisch is om uit te werken. De randvoorwaarde van 15 personen tegelijk aan de slag is naar alle waarschijnlijkheid te hoog gegrepen omdat vijf personen aan één dialoogtafel niet realistisch is. Naast de dialoogtafels zijn natuurlijk wel de objecten in het kabinet zelf te zien.
DOCUMENT
In een hybride virtueel klaslokaal (HVC) zijn docenten en/of studenten zowel fysiek als digitaal synchroon bij een onderwijsonderdeel aanwezig. De online studenten danwel docenten kunnen thuis zijn, of bevinden zich bijvoorbeeld in een authentiek werksituatie of ergens in het buitenland. Hybride virtuele klaslokalen zijn ontworpen om studenten op locatie en studenten op afstand aan elkaar te verbinden. De fysieke en digitale onderwijsactiviteiten lopen synchroon aan elkaar. Het kan daarmee ook digitaal aanschuifonderwijs genoemd worden. Wat zijn de voordelen van het HVC? Wanneer gebruik je het en wanneer gebruik je het niet? Op welke manier gebruik je het dan en welke consequenties heeft dit voor het didactische repertoire? Welke technische opstellingen horen hierbij? Het lectoraat Teaching Learning & Technology heeft onderzoek gedaan naar de inzet van HVC in het onderwijs en vanuit interviews met docenten en ondersteuners praktische handvaten ontwikkeld op zowel didactisch als technisch niveau. Deze zijn te lezen in het onderzoeksrapport.
MULTIFILE
De jonge hbo-opleidingen Communicatie & Multimedia Design hebben in drie jaar tijd een groot marktaandeel verworven. De hbo ict-opleidingen zagen in dezelfde tijd hun instroom landelijk fors dalen. Gaat het succes van CMD ten koste van de ict-opleidingen? Of moeten we zeggen: dankzij CMD is het totale marktaandeel van de ict-opleidingen niet gedaald? Met andere woorden: hoe ict is CMD? En waar komt het grote succes vandaan? Tijd voor een kennismaking.
DOCUMENT
Toekomstbestendige business modellen voor mediadiensten zijn lastig te ontwikkelen door het adembenemend tempo waarin de markt zich vernieuwt. Als ondernemer wil je weten welke concepten werken én standhouden. Ondernemers zijn continue op zoek naar het vergroten van het rendement op hun media investeringen. De vraag voor het programma The Future Now is ontstaan vanuit de vraag van mediaondernemers om ‘businesswise’ te kunnen innoveren; generieke business modellen en tools voor handen te hebben waarmee ze nieuwe diensten kunnen ontwikkelen die toekomstbestendig zijn. De vraag naar wat gaat werken, waarom en hoe speelt een terugkerende rol in de ontwikkeling van nieuwe mediadiensten.
DOCUMENT