Het aantal kwetsbare ouderen in Nederland neemt toe en huisartsen voelen vaak de behoefte om negatieve gezondheidsuitkomsten bij deze patiënten voor te zijn. Er zijn diverse screeningsinstrumenten ontwikkeld, waaronder veel vragenlijsten. Kwetsbaarheidsvragenlijsten waar onderzoek naar is gedaan, blijken negatieve gebeurtenissen echter niet beter te voorspellen dan de huisarts zelf. Het heeft dan ook geen zin om kwetsbaarheid te scoren met een standaard vragenlijst.
MULTIFILE
Psychiatrisch verpleegkundigen hebben in hun werk regelmatig te maken met mensen die ernstig lijden. Voor een aantal van deze mensen is dit lijden dusdanig ondraaglijk dat zij overwegen om hun leven te beëindigen, een aantal mensen doet dit ook daadwerkelijk. Gemiddeld plegen in Nederland 1600 mensen per jaar suïcide (CBS). Het aantal mensen dat een suïcidepoging doet is rond 94.000 per jaar en 410.000 mensen in de Nederlandse bevolking hebben weleens suïcidegedachten (Ten Have et al. 2006). Hoewel suïcide niet voorbehouden is aan mensen met een psychiatrische diagnose, blijkt uit onderzoek dat bij 47% tot 74% van alle mensen de suïcide is toe te schrijven aan psychiatrische problematiek (Cavanagh et al. 2003). Het uitvragen en bespreken van suïcidaal gedrag is een belangrijk aandachtspunt in elke psychiatrische behandeling. In aansluiting op de internationale term 'suicidal behavior' wordt suïcidaal gedrag gedefinieerd als het geheel aan gedachten, voorbereidingshandelingen en pogingen die een zekere intentie uitdrukken om zichzelf te doden (Hemert et al. 2012). Verpleegkundigen hebben een belangrijke functie in het signaleren, monitoren en behandelen van suïcidaal gedrag.
DOCUMENT
De publicatielijst bevat alle publicaties waar Wilma Swildens aan bijgedragen heeft
DOCUMENT
The aim of this study was to explore the association between oral health and frailty in community-dwelling Dutch adults aged 55 years and older. Included were 170 participants (n = 95 female [56%]; median age 64 years [IQR: 59–69 years]). Frailty was assessed by the Groningen Frailty Indicator. Oral health was assessed by the Oral Health Impact Profile-14-NL (OHIP-NL14). OHIP-NL14 item scores were analyzed for differences between frail and non-frail participants. Univariate and multivariate logistic regression analyses were performed to assess the association between oral health and presence of frailty. The multivariate analysis included age, gender, and depressive symptoms as co-variables. After adjustment, 1 point increase on the OHIP-NL14 scale was associated with 21% higher odds of being frail (p = 0.000). In addition, significantly more frail participants reported presence of problems on each OHIP-NL14 item, compared to non-frail participants (p < 0.003). Contrast in prevalence of different oral health problems between frail and non-frail was most prominent in ‘younger’ older adults aged 55–64 years. In conclusion: decreased oral health was associated with frailty in older adults aged 55 years. Since oral health problems are not included in most frailty assessments, tackling oral health problems may not be sufficiently emphasized in frailty policies.
DOCUMENT
Steeds meer professionals in de zorg (verpleegkundigen, sociaal werkers en ggz agogen) doen een coming-out en kiezen voor professionele zelfonthulling om hun ervaringskennis als een aanvullende deskundigheid in te kunnen zetten (Boevink, 2017). Vooral opleidingen op het gebied van sociaal werk en de zorg bieden hiervoor een ingang. De zorgprofessional met ervaringsdeskundigheid is een relatief nieuw fenomeen waar momenteel onderzoek naar plaatsvindt. In het lopende praktijkgerichte onderzoek getiteld 'De bijdrage van Ervaringsdeskundigheid van professionals in de praktijk van zorg en welzijn' wordt onder leiding van Hogeschool Windesheim, Hogeschool Utrecht, VUMC in samenwerking met vijf zorginstellingen gedurende twee jaar samen opgelopen met 20 zorgprofessionals die hun ervaringsdeskundigheid verder ontwikkelen tot een professionele inzet. In dit artikel lichten wij een klein tipje van de sluier hoe SPV-en hiermee aan het werk zijn.
DOCUMENT
Niet alle pasgeborenen hebben een goede start, bijvoorbeeld omdat hun ouders in een moeilijke situatie zitten. Een prenataal huisbezoek (PHB) is bedoeld om te inventariseren wat zij nodig hebben en hen waar nodig te helpen. In dit onderzoek zagen we dat de partijen in Delft het kleinschalige weten te benutten. Professionals kennen elkaar, hebben onderling vertrouwen opgebouwd en kunnen gemakkelijk contact zoeken om af te stemmen. Tussen praktijk en beleid bestaan eveneens korte lijntjes. De aansturing vanuit de gemeente biedt professionals ruimte om te zoeken wat het beste werkt voor aanstaande ouders en activiteiten op elkaar af te stemmen. Ouders kunnen van de kleinschaligheid profiteren, bijvoorbeeld omdat de JGZ-verpleegkundigen zowel prenatale huisbezoeken doen, als de mogelijkheid hebben om vervolghulp te bieden waardoor continuïteit in de zorg en ondersteuning kan worden gerealiseerd. Ouders hebben dan te maken met een vertrouwd gezicht. Juist in deze omgeving van kleinschaligheid is het mogelijk om prenatale zorg en ondersteuning voor ouders steeds verder te ontwikkelen en de samenhang erin te verbeteren. Partijen waren hier al enkele jaren mee bezig, dit onderzoek heeft hieraan verder een bijdrage willen leveren en we hopen dat partijen hier na het onderzoek ook weer mee verder gaan.
MULTIFILE
INLEIDING In deze module worden behandeladviezen gegeven voor de Post-COVID-19 ambulante behandeling in de geriatrische revalidatie gericht op somatische-, functionele- en psychische status. Deze module is een onderdeel van het behandeladvies post-COVID-19 (geriatrische) revalidatie-Verenso. Deze module is in een zeer korte tijd tot stand gekomen en heeft de status van groeidocument. Zorgvuldigheid is betracht om zowel de (beperkte) ervaringskennis, als de actuele stand van de wetenschappelijke literatuur hierin te betrekken. Voor dit behandeladvies is gebruik gemaakt van het door GRZPLUS ontwikkeld ambulant revalidatieprogramma CO FIT+. Bij GRZPLUS is een doorontwikkeling gemaakt op basis van de update behandeladvies post-COVID-19 geriatrische revalidatie van Verenso (Verenso, 19-05-2020) welke is gebaseerd op de principes van longrevalidatie zoals vertaald in het Behandelprogramma geriatrische COPD-revalidatie (van Damvan Isselt et al.) en het Behandelprogramma COVID-19 Post IC, van Revalidatiecentrum de Hoogstraat (Brouwers, de Graaf). Dit is aangevuld met behandeladviezen en leidraden vanuit de beroepsverenigingen en kennis uit wetenschappelijk onderzoek (long-revalidatie) en vanuit het REACH netwerk (REhabilitation After Critical illness and Hospital discharge). De komende maanden zullen zowel de nieuwe wetenschappelijke literatuur als de ervaringen uit de praktijk gebruikt worden om de handreiking te verbeteren en zo nodig aan te vullen. Dat zullen wij doen met specialisten ouderengeneeskunde, revalidatieartsen, klinisch-geriaters, paramedici, longartsen, verpleegkundigen, infectie deskundigen, en andere betrokken beroepsgroepen. De revalidatie van ambulante post-COVID-19 patiënten vereist vooral afstemming binnen de multidisciplinaire zorg. De complexiteit en ernst van de problematiek en de interactie van beperkingen op diverse domeinen maakt dat interdisciplinaire behandeling essentieel is.
DOCUMENT
Background: Frailty is a common condition in older people, and its prevalence increases with age. With an ageing population, the adverse consequences of frailty cause an increasing appeal to the health care system. The impact of frailty on population level is often assessed using adverse health outcomes, such as mortality and medication use. Use of community nursing services and services offered through the Social Support Act are hardly used in assessing the impact of frailty. However, these services are important types of care use, especially in relation to ageing in place. In this cross-sectional study, we aimed to assess the impact of frailty on use of Social Support Act services, use of community nursing services, medication use, and mortality. Methods: We used a frailty index, the FI-HM37, that was based on data from the Dutch Public Health Monitor 2016, for which respondents ≥ 65 years of age were included (n = 233,498). The association between frailty, the use of Social Support Act services, community nursing services and medication use was assessed using the Zero Inflated Poisson (ZIP) regression method. Survival analysis using Cox proportional hazards regression was conducted to estimate the hazard ratios for the association between frailty and mortality. Results: The ZIP regression with a final sample size of 181,350 showed that frailty affected care use even after correcting for several covariates mentioned in the literature. For each unit increase in frailty index (FI) score, the relative probability of using zero Social Support services decreased with 7.7 (p < 0.001). The relative chance of zero community nursing services decreased with 4.0 (p < 0.001) for each unit increase in FI score. Furthermore, for each unit increase in FI score, the likelihood of zero medication use decreased with 2.9 (p < 0.001). Finally, for each unit increase in FI score, the mortality risk was 3.8 times higher (CI = 3.4–4.3; p < 0.001). Conclusions: We demonstrated that frailty negatively affects the use of Social Support Act services, the use of community nursing services, medication use, and mortality risk. This study is the first to demonstrate the impact of frailty on Social Support Act services and community nursing services in the Netherlands. Findings emphasize the importance of frailty prevention for older people and public health policy.
DOCUMENT