Bij elke levenscyclusanalyse komt het voer naar voren als de meestmilieubelastende component van de aquacultuursector. Een van de oorzaken daarvan is het gebruik van eiwitbronnen. Plantaardige ingrediënten vragen land, water en energie, en de vangst van vis voor vismeel en visolie is energieintensief en draagt bij aan de verstoring van de biodiversiteit in zee. In een NWO-KIEM project vanuit het lectoraat INVIS inventariseerden onderzoekers, samen met studenten van de HAS Hogeschool, de kansen en uitdagingen van het gebruik van meel van insecten die groeien op afval. De kennis die is opgedaan tijdens het eenjarige project is gedeeld met geïnteresseerden tijdens een webinar.
DOCUMENT
Biopolymeren vormen een potentieel interessant alternatief voor conventioneel op olie gebaseerde polymeren, omdat zij geen fossiele grondstoffen gebruiken voor de productie. Daarentegen is het productie procedé afhankelijk van energie en toevoegmiddelen die weer bijdragen aan het verbruik van energie en de emissie van onder andere broeikasgassen en zijn de grondstoffen van belang, zoals het gebruik van reststromen uit de afvalverwerking of andere biomaterialen. Binnen het project Circulaire Biopolymeren Waardeketens zijn meerdere productiemethoden bestudeerd om polyhydroxyalkanoaten (PHAs) te maken uit organische reststromen: GFT en afvalwaterslib, een bijproduct uit de afvalwaterzuivering. Productie en extractie van PHAs kan middels diverse routes. In het project zijn meerdere extractieroutes bestudeerd betreffende hun mogelijkheden. Als onderdeel van het project is een levenscyclusanalyse (LCA) gedaan om de milieu-impact van de productie van de biopolymeren in kaart te brengen.
DOCUMENT
During the opening of the Hanze Energy Transition Centre or EnTranCe posters were on display for the King and for the public. These posters where accompanied by the researchers to explain their research in more detail if questions did arise.
DOCUMENT
During the opening of the Hanze Energy Transition Centre or EnTranCe (2015-10-13) posters were on display for the King and for the public. During the opening these posters where accompanied by the researchers to explain their research in more detail if questions did arise.
DOCUMENT
A transparent and comparable understanding of the energy efficiency, carbon footprint, and environmental impacts of renewable resources are required in the decision making and planning process towards a more sustainable energy system. Therefore, a new approach is proposed for measuring the environmental sustainability of anaerobic digestion green gas production pathways. The approach is based on the industrial metabolism concept, and is expanded with three known methods. First, the Material Flow Analysis method is used to simulate the decentralized energy system. Second, the Material and Energy Flow Analysis method is used to determine the direct energy and material requirements. Finally, Life Cycle Analysis is used to calculate the indirect material and energy requirements, including the embodied energy of the components and required maintenance. Complexity will be handled through a modular approach, which allows for the simplification of the green gas production pathway while also allowing for easy modification in order to determine the environmental impacts for specific conditions and scenarios. Temporal dynamics will be introduced in the approach through the use of hourly intervals and yearly scenarios. The environmental sustainability of green gas production is expressed in (Process) Energy Returned on Energy Invested, Carbon Footprint, and EcoPoints. The proposed approach within this article can be used for generating and identifying sustainable solutions. By demanding a clear and structured Material and Energy Flow Analysis of the production pathway and clear expression for energy efficiency and environmental sustainability the analysis or model can become more transparent and therefore easier to interpret and compare. Hence, a clear ruler and measuring technique can aid in the decision making and planning process towards a more sustainable energy system.
LINK
De kern van dit boekje bestaat uit drie delen die handelen over de volgende onderwerpen: duurzame inkoop bij een rekencentrum conform wetgeving en normen duurzaamheid bij faciliteiten voor en ICT voorzieningen in een rekencentrum sturen naar een duurzaam rekencentrum door informatie en analyse
DOCUMENT
The energy efficiency and sustainability of an anaerobic green gas production pathway was evaluated, taking into account five biomass feedstocks, optimization of the green gas production pathway, replacement of current waste management pathways by mitigation, and transport of the feedstocks. Sustainability is expressed by three main factors: efficiency in (Process) Energy Returned On Invested (P)EROI, carbon footprint in Global Warming Potential GWP(100), and environmental impact in EcoPoints. The green gas production pathway operates on a mass fraction of 50% feedstock with 50% manure. The sustainability of the analyzed feedstocks differs substantially, favoring biomass waste flows over, the specially cultivated energy crop, maize. The use of optimization, in the shape of internal energy production, green gas powered trucks, and mitigation can significantly improve the sustainability for all feedstocks, but favors waste materials. Results indicate a possible improvement from an average (P)EROI for all feedstocks of 2.3 up to an average of 7.0 GJ/GJ. The carbon footprint can potentially be reduced from an average of 40 down to 18 kgCO2eq/GJ. The environmental impact can potentially be reduced from an average of 5.6 down to 1.8 Pt/GJ. Internal energy production proved to be the most effective optimization. However, the use of optimization aforementioned will result in les green gas injected into the gas grid as it is partially consumed internally. Overall, the feedstock straw was the most energy efficient, where the feedstock harvest remains proved to be the most environmentally sustainable. Furthermore, transport distances of all feedstocks should not exceed 150 km or emissions and environmental impacts will surpass those of natural gas, used as a reference. Using green gas as a fuel can increase the acceptable transportation range to over 300 km. Within the context aforementioned and from an energy efficiency and sustainable point of view, the anaerobic digestion process should be utilized for processing locally available waste feedstocks with the added advantage of producing energy, which should first be used internally for powering the green gas production process.
DOCUMENT
In zijn openbare les “Nieuwe energie in de stad; stip op de horizon laat Ivo Opstelten niet alleen zien dat een transitie naar energieneutrale gebouwde omgeving wenselijk en realiseerbaar is voor het midden van deze eeuw, maar dat deze transitie in feite al begonnen is. Naar analogie met de geslaagde aardgastransitie in Nederland van de jaren zestig, gaat hij in op drie aspecten die de energietransitie tot een succes maken. 1.motivatie van gebruikers om zelf in actie te komen; 2.ontwikkeling van marktrijpe gebouw- en gebiedsconcepten voor de energieneutrale gebouwde omgeving; 3.het vraagstuk van opschaling.
DOCUMENT
Dit discussiestuk heeft als doel de dialoog over een 3e cyclus in het hbo te faciliteren. Een 3e cyclus is een nieuwe tak aan het hoger beroepsonderwijs in Nederland en het ontwerpen en uitvoeren van dit onderwijs vraagt een proces van samen ontwikkelen, leren en evalueren. Er moet veel worden uitgezocht, uitgeprobeerd en ontwikkeld en een goede inhoudelijke dialoog tussen hogescholen onderling en met universiteiten is daarbij van groot belang. Dit document beoogt hiervoor een basis te bieden
DOCUMENT
Biopolymeren vormen een potentieel interessant alternatief voor conventioneel op olie gebaseerde polymeren, omdat zij geen fossiele grondstoffen gebruiken voor de productie. Daarentegen is het productie procedé afhankelijk van energie en toevoegmiddelen die weer bijdragen aan het verbruik van energie en de emissie van onder andere broeikasgassen en zijn degrondstoffen van belang, zoals het gebruik van reststromen uit de afvalverwerking of andere biomaterialen. Binnen het project Circulaire Biopolymeren Waardeketens zijn meerdere productiemethoden bestudeerd om polyhydroxyalkanoaten (PHAs) te maken uit organische reststromen: GFT en afvalwaterslib, een bijproduct uit de afvalwaterzuivering. Productie enextractie van PHAs kan middels diverse routes. In het project zijn meerdere extractieroutes bestudeerd betreffende hun mogelijkheden. Als onderdeel van het project is een levenscyclusanalyse (LCA) gedaan om de milieu-impact van de productie van de biopolymeren in kaart te brengen. Deze is hier beschreven. De milieu-impact van PHA productie via twee extractieroutes werd vergeleken met conventionele polymeren zoals polyethyleen (PE) en polyethyleentereftalaat (PET). De extractieroutes waren: NaOCl, water-based en Chloroform, solvent-based extractie. De milieu-impact werd berekend op basis van de productie van 1 kgpolymeer. Het systeem includeerde de veranderingen in het conventionele management van GFT en afvalwaterslib, o.a. substitutie van energie doordat de reststromen nu gebruikt werden voor PHA productie en niet voor energieproductie. Op basis van een modelstudie van de UniversiteitGroningen is een massabalans opgemaakt en zijn gegevens gebruikt voor energieverbruik te bepalen en de hoeveelheid toevoegmiddelen die nodig waren tijdens de extractie. Op basis van literatuur zijn aannames gedaan zoals calorische waarden voor verbranding en het energieverbruik voor ontwateren, drogen en vergisting. De Ecoinvent database werd gebruikt voor achtergrond gegevens ten behoeve van de energieproductie en achtergrondprocessen. De volgende milieu-impacts werden berekend: broeikasgassen, verzuring, eutrofiëring, landgebruik, fijnstofemissie en fossiel energieverbruik. Een gevoeligheidsanalyse gaf inzicht in de verandering van parameters op het eindresultaat. De resultaten lieten zien dat watergebaseerde extractie leidde tot emissie van 5,95 kg CO2-eq per kg PHA en chloroformextractie tot 47 kg CO2-eq per kg PHA. Verschillen zaten met name in het energieverbruik tijdens het proces en de productie van de toevoegmiddelen. Verzuring was lager voor chloroformextractie met -0,015 kg SO2-eq ten opzichte van watergebaseerde extractie, namelijk 0,013 kg SO2-eq per kg PHA. Energieverbruik was 90,7 MJ voor watergebaseerde extractie en 772 MJ per kg PHA voor chloroformextractie. Landgebruik was lager voor chloroformextractie met -4,7 m2 per kg PHA en 0,43 m2 per kg PHA voor watergebaseerde extractie. Eveneens was fijnstofemissie lager voor chlorformextractie en marine eutrofiëring lager for watergebaseerde extractie. Chloroformextractie had hogere impact in broeikasgassen, energieverbruik en eutrofiëring vergeleken met PET en PE. Watergebaseerde extractie had hogere impact in broeikasgassen, energieverbruik, fijnstofemissie en eutrofiëring, maar werd vergelijkbaar of lager ten opzichte van conventionele polymeren wanneer een lager energieverbruik werd aangenomen. Onderzoek naar het exacte energieverbruik is daarom nodig. Geconcludeerd werd dat verdere verlaging van de milieu-impact kan worden bereikt door het verminderen van het gebruik van toevoegmiddelen en het gebruiken van groene energie zoals wind en zon. Voor vervolgonderzoek is het van belang om data te verifiëren en eventueel andere extractieroutes te onderzoeken
DOCUMENT