In deze bijdrage aan een themanummer van het blad Onderwijsvernieuwing (MESOconsult) over masters houdt Marco Snoek een pleidooi voor post-initële masters boven initiële masters, als middel voor carrière- en professionele ontwikkeling voor leraren. Ze komen als paddestoelen uit de grond, nieuwe masteropleidingen voor leraren. Waar de master traditioneel voorbehouden was aan eerstegraads leraren, zijn er in het afgelopen jaar mastertrajecten ontwikkeld rond speciaal onderwijs, Leren & Innoveren, schoolleiders en recent de mastertrajecten vanuit het NiME. Die ontwikkeling vindt niet alleen in Nederland plaats, maar ook op andere plekken in Europa. Toch zijn er wezenlijke verschillen tussen de ontwikkelingen in Nederland en elders in Europa. Het meest kenmerkende verschil heeft betrekking op de keuze voor initiële masters of voor post-initiële masters: wordt de master beschouwd als een startniveau voor leraren of als een carrièrestap ergens in een loopbaan? Hieronder wordt eerst ingegaan op de Nederlandse context. In het tweede deel wordt beschreven hoe de discussie rond masters elders in Europa speelt. Tenslotte worden kanttekeningen geplaatst bij de Europese trend.
DOCUMENT
In juni 2019 heeft de Vereniging Hogescholen (VH) de standaard voor masteropleidingen in het hbo geactualiseerd. Het hoger beroepsonderwijs beschikt hiermee over een up-to-date, gemeenschappelijk document, dat de kern van masteropleidingen binnen een hogeschool schetst.
DOCUMENT
In dit rapport wordt aan de hand van beleidsrapporten verkend welke effecten er verwacht worden van post-initiële masteropleidingen voor leraren. Deze verkenning is uitgevoerd in kader van een onderzoek naar de effecten van masteropleidingen op leraren en hun omgeving.In de beleidspublicaties van de afgelopen jaren ligt de nadruk op de bijdrage die masteropleidingen kunnen leveren aan de aantrekkelijkheid van het lerarenberoep. In de beleidspublicaties is slechts beperkt aandacht voor mogelijke effecten vaste master-opgeleide leraren op de leerresultaten van leerlingen.
DOCUMENT
Adaptieve expertise en flexibiliteit zijn belangrijke competenties. Professionals zullen moeten meebewegen met veranderende werkomstandigheden en in staat zijn om die veranderingen vorm te geven. Dit (ontwerp)onderzoek vindt plaats in innovatieve leerwerkomgevingen in bachelor- en masteropleidingen en beschrijft en verklaart de werking van deze innovaties m.b.t. de ontwikkeling van adaptieve expertise.Doel Adaptatwork wil inzicht geven in werkzame mechanismes in en praktische tools ontwerpen voor de ontwikkeling van adaptieve expertise tijdens werkplekleren. Resultaten Wetenschappelijke kennis over de ontwikkeling van adaptieve expertise in hoger onderwijs Praktijkkennis en expertise voor het hoger onderwijs Toepasbare producten voor docenten en stakeholders Looptijd 01 juli 2020 - 31 december 2023 Aanpak Reviews naar adaptieve expertise en mechanismes die dat bevorderen, casestudies, meta-analyse en valorisatie. Wonen 3.0 Het project Wonen 3.0 dient als casus voor dit onderzoek. In deze leerwerkomgeving wordt praktisch onderzoek uitgevoerd op de vraagstukken van de maatschappij rondom het thema wonen in de setting van een modern leerwerkbedrijf. Bedrijven en instellingen, onderzoekers en studenten (als young professionals) ontwikkelen hierin samen nieuwe inzichten en werkende oplossingen. Het onderwijs is gebaseerd op challenge-based learning.
Adaptieve expertise en flexibiliteit zijn belangrijke competenties. Professionals zullen moeten meebewegen met veranderende werkomstandigheden en in staat zijn om die veranderingen vorm te geven. Dit (ontwerp)onderzoek vindt plaats in innovatieve leerwerkomgevingen in bachelor- en masteropleidingen en beschrijft en verklaart de werking van deze innovaties m.b.t. de ontwikkeling van adaptieve expertise.
Het recyclen van textielafval is een belangrijk speerpunt van de overheid in het beleidskader circulaire economie. Textiel inzameling wordt recent sterk gestimuleerd, gelijktijdig neemt de afzet van tweedehandskleding internationaal structureel af. Hierdoor moeten er andere manieren gevonden worden om textiel opnieuw in te zetten als grondstof. Mechanische verwerking wordt al toegepast, maar leidt tot laagwaardige producten en draagt onvoldoende bij aan de circulaire gedachte. Het lectoraat Smart Functional Materials van Saxion hogeschool is daarom al langer bezig alternatieve technieken te ontwikkelen om textiele afvalstromen opnieuw in te zetten. SaXcell is hiervan een belangrijke resultante, waarbij katoenafval geregenereerd wordt tot een cellulosevezel die als hoogwaardige grondstof gebruikt kan worden in de textielindustrie. NHL Stenden hogeschool en de bedrijven Cumapol, Morssinkhof en DSM-Niaga werken samen om de polyester kringloop in de kunststofindustrie te sluiten. Beide processen gaan wel uit van zuiver uitgangsmateriaal: mono-stromen van katoenafval, cq polyester afval. Het overgrote deel van textielafval bestaat echter uit garens die opgebouwd zijn uit een mix van katoen- en polyester vezels (polycotton). Het upcyclen van deze gemengde polycotton afvalstroom is daarmee in de praktijk nog steeds een aanzienlijk probleem. Doelstelling van dit project is om binnen twee jaar de bestaande kennis in het consortium en de literatuur (TRL 3-4) op het gebied van polycotton recycling te vertalen naar een procesomschrijving (TRL 5-6), die door leden van het consortium en andere textielbedrijven omgezet kan worden naar een industrieel proces. Hierdoor kan een zeer grote fractie van het Nederlandse textielafval hoogwaardig verwerkt worden en als vervangende grondstof dienen. Hogescholen Saxion en NHL Stenden ondersteund door brancheorganisaties Modint en FTN gaan samen met het bedrijfsleven deze uitdaging aan. De betrokken MKB-bedrijven kunnen deze kennis gebruiken op hun eigen specifieke producten en processen. Daarnaast wordt de kennis ingezet voor nieuwe casuïstiek binnen de bachelor en masteropleidingen van beide hogescholen.