This relationship between external knowledge providers, e.g. consultants and academic institutions, and small and medium enterprises (SMEs) is a difficult one. SME entrepreneurs think external advice is expensive, not required and/or not useful. In this paper these arguments are explored against the specific characteristics of SMEs. The argument of price probably tells more about the consultants inability to quantify the returns on their advice than about the cost of their services. Support policies enable free consults for SMEs on numerous topics, but the use of these facilities is relatively low. The suggestion that SME entrepreneurs do not need external knowledge is contradicted by their own assessment of their qualities. Typically the entrepreneurs lack expertise in supporting business functions like HR, IT, Finance and Legal. In SMEs these blank spots are not compensated by specialist staff members because the of the scale of the organization. The argument that the advice of an external consultant is generally not useful raises the question whether the insights gained in several business sciences only apply to large companies. This seems unlikely. Given the characteristics of SMEs the difference is probably more the context in which the insights are applied than the content of the insights itself. From the analysis of the characteristics of SMEs the dominant influence of the person of the owner/director, together with the absence of specialist staff, appeared as two of the most significant differences between SMEs and large companies. Given the personal profiles of these owners/directors as studied by Blom (Blom, 2001), the external knowledge providers should realize the three ways in consulting. The first way is the way of thinking. For this way it was stated already that the content of business sciences is not likely to differ for SMEs. The second way, the way of working, represents for the way information is gathered and the entrepreneur and his staff is involved in the process of developing the advice. In this way the consultant should allow for interaction and should make it fun for the participants. In this aspect, the process approach of consulting shows promising. The third way, the way of communicating, represents the way the knowledge is transferred from the advisor to the entrepreneur. In this way it is crucial to acknowledge the different personal profiles of SME entrepreneurs and consultants and to adjust the communication accordingly. Taking the three ways into account, the conclusion could be that the transfer of knowledge should be more the sharing of experiences. The Chair of Management Consulting will adjust her activities to explore this insight further.
DOCUMENT
Het Nederlandse bedrijfsleven is in hoge mate gedigitaliseerd. In 2016 had 91 procent van de Nederlandse bedrijven toegang tot internet, een percentage dat sindsdien a Ileen maar is toegeno-men. Minstens de helft van de bedrijven doet betalingen online en beheert digitaal vertrouwelijke gegeven. Door deze digitalisering zijn Nederlandse bedrijven ook vatbaar geworden voor cyberaanvallen, zoals het middels ransomware versleutelen van bestanden of het platleggen van een website via een DdoS aanval. Dergelijke aanvallen kunnen grote consequenties hebben voor bedrijven: van het verliezen van belangrijke data tot het platleggen van het bedrijfsproces. De schade van online crimi-naliteit voor de Nederlandse economie in 2014 besloeg ongeveer 1,5% van het BNP is, dus € 8,8 miljard. Uit een analyse van Deloitte blijkt dat cybercriminaliteit Nederlandse bedrijven en de overheid jaarlijks ongeveer 10 miljard euro kost. Het bovenstaande probleem van cybersecurity is mogelijk nog problematischer voor het midden- en kleinbedrijf (mkb). Het mkb vormt de ruggengraat van de Nederlandse economie. Er zijn meer dan 1 miljoen mkb-bedrijven in Nederland, die gezamenlijk zorgen voor meer dan drie miljoen ban en en een totale omzet van 858 mil-jard euro.4 Deze grote groep mkb'ers, met een belangrijke rol in de Nederlandse economie, blijkt echter relatief vaak slachtoffer van cyberaanvallen te worden.5 Dit probleem wordt versterkt doordat het mkb onvoldoende middelen, kennis en toegang tot kennis heeft om cyberdreigingen te onderkennen en zich vervolgens weerbaar te maken. Basale beveiligingsmaatregelen, zoals het updaten van software, het gebruik van sterke wachtwoorden of het maken van back-ups van belangrijke bestanden, worden vaak niet genomen.6 Tenslotte liggen ondernemers met name wakker van sociaaleco-nomische ontwikkelingen. Mkb-ondernemers achten zichzelf veelal niet interessant genoeg voor cybercriminelen en zien on line criminaliteit niet als een van de belangrijkste risico's voor de or-ganisatie. Door het hierboven beschreven risico van onvoldoende kennis, middelen, genomen maatregelen en risicobewustzijn lijkt cybersecurity een aanzienlijk probleem voor het mkb en daarmee de Nederlandse samenleving in zijn geheel. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/raoul-nott%C3%A9-290b6661/ https://www.linkedin.com/in/lisanne-slot-82039642/ https://www.linkedin.com/in/susanne-van-t-hoff-de-goede/ https://www.linkedin.com/in/rutgerleukfeldt/
DOCUMENT
Investering in sociale innovatie duikt op in verschillende regio’s, zoals Brabant, Zeeland, Limburg (D’havé en Rooijackers, 2012), NoordNederland en Utrecht (Bolland, Gründemann en Renkema, 2013). Ze richten zich op economische stimulering langs andere wegen dan technologische innovatie en ze concentreren zich vaak op het midden- en kleinbedrijf. Ons onderzoek naar een project over sociale innovatie in de regio Utrecht, dat plaatsvond onder de noemer ‘Mijn Bedrijf 2.0’, laat zien dat ondernemers profijt hebben van deelname aan een dergelijk project (De Vroome et al., 2012; Gründemann et al., 2013; Oeij et al., 2013). In dit artikel belichten we het Utrechtse project en stellen we dat zulke initiatieven gunstig zijn voor de regionale economie. Tevens laten we zien dat meedoen aan zulke projecten voor MKBbedrijven een slimme manier is om te innoveren en om de concurrentiepositie te versterken. Onze centrale vraag is: Versterkt het innovatieproject Mijn Bedrijf 2.0 de innovatiekracht van MKB-bedrijven? Drie deelvragen beantwoorden we: 1. Welke initiatieven zijn ontplooid door Mijn Bedrijf 2.0? 2. Heeft het project voor de deelnemende bedrijven bijgedragen aan hun sociale innovatiekracht? 3. Welk type interventies komen voor en wat leveren deze op?
DOCUMENT
As labour is becoming more and more knowledge controlled, it also getting closer to the individual person. We sometimes seem to forget this. To an increasing extent it is becoming a part of oneself and therefore of the personal identity. The increasing humanization of labour asks for an HRM-policy and an organizational context in which the individual is able to identify with the organization, colleagues, customers/clients and product. Heterononimous or abstract organizations, organizations in which the employees and civilians have been reduced to numbers and in which there is no real consideration for the individual differences, have to make way for organizational structures in which the individual feels (self) responsible again. The future lies with personal, tribally inspired organizations in which managers will be leaders and where employees and managers can show social commitment. Images like that of: the egocentric boss who by making swift career moves avoids responsibility for employee/co-worker and customer/client; of colleagues taking the day off without consultation or who are putting their phone through to someone else without saying so beforehand, meeting rooms which are not being cleaned up after use and the image of a Xerox machine not being refilled up with paper by anyone, are all too frequently dismissed as not being part of productivity.
DOCUMENT
BREDE ECONOMISCHE BLOEI Den Haag groeit harder dan in de periode voor 2019, zowel economisch (bbp) als wat betreft werkgelegenheid. Deze groei is echter minder dan in de andere drie grote steden. De Haagse economie groeit al meerdere decennia minder hard dan andere grote steden en zelfs dan Nederland gemiddeld. Vanuit historisch perspectief valt de achterblijvende groei van Den Haag te verklaren. Een belangrijke verklaring is, naast de sectorstructuur van de Haagse regio met veel overheid en zorg en relatief weinig hoogproductieve sectoren, de lage score op de vestigingsplaatsfactoren innovatieve clusters, kennisinfrastructuur en talent. Ook het gebrek aan ruimte is een terugkerend thema. Het verschil in groei wordt wel kleiner en het is sinds 2007 geleden dat Den Haag groeit in het tempo van de laatste jaren (vanaf 2019). De verklaringen voor de achterblijvende groei worden uitgelicht in Intermezzo 3: verder terugkijken op economische groei Den Haag. Net als andere grote steden kent Den Haag een beneden gemiddelde score op een groot aantal aspecten van Brede Welvaart Den Haag scoort net als veel andere grote steden goed op nabijheid van voorzieningen en werk. Den Haag behoort tot de top van Nederland op dit gebied. Het grote aanbod van werk en voorzieningen maakt Den Haag net als andere grote steden aantrekkelijk om te wonen. Tegelijkertijd is er ook een relatief grote groep die minder verdient en leeft in (relatieve) armoede. Dit verdeelde beeld is een algemeen kenmerk van grote steden. Het zijn ook plekken waar sociale problematiek samenklontert en waarin niet alleen hoogopgeleide kenniswerkers wonen maar ook mensen met een sociaaleconomische achterstand. Dit uit zich in relatief lage scores op arbeidsparticipatie, hoge werkloosheid, veel geregistreerde misdaden, een relatief hoge mate van ervaren onveiligheid en een lage ervaren gezondheid. Deze bevindingen zijn beschreven in Intermezzo 1: Brede Welvaart: stad van contrasten. Grote steden hebben agglomeratievoordelen, maar ook -nadelen De hoge concentratie aan inwoners en economische activiteit heeft ook een keerzijde. Den Haag scoort net als veel andere gemeenten relatief slecht op tevredenheid met de woonomgeving, milieukwaliteit en fijnstofemissies. Ook de hoeveelheid natuurgebied scoort laag, maar de nabijheid van kust en duingebied is positief. In 2023 nam de groei sterk af in Nederland er wordt een gematigde groei verwacht voor 2024 De verwachting is dat de economie in 2024 aantrekt. Raboresearch verwacht voor heel Nederland een groei van 0,7% in 2024. Dit komt vooral door een toename in consumentenbestedingen als gevolg van loonstijging en stabiliserende prijzen. De prognose is gematigd omdat Raboresearch verwacht dat we nog tot het laatste kwartaal van 2024 moeten wachten op renteverlagingen en de daaropvolgende bedrijfsinvesteringen grotendeels pas na 2024 een effect zullen sorteren. Ook de arbeidsmarktkrapte is een rem op de groei. Voor de regio Den Haag (agglomeratie ’s-Gravenhage) prognosticeert Raboresearch een groei van tussen de 0% en 0,5%.9 8 ATTRACTIEVE STAD Den Haag behoort tot de top van aantrekkelijke steden De voorzieningen, historische binnenstad en opties voor opleidingen en banen zijn sterke punten. De veiligheid, woonomgeving en bereikbaarheid zijn aandachtspunten. De combinatie van stad en strand blijven trekkers voor binnenlandse toeristen. In 2022 is ook het herstel van zakelijke overnachtingen en congressen ingezet. Dit zet door in 2023 maar is nog niet op het pre-corona niveau. Bevolkingsgroei door vestiging van migranten In een aantrekkelijke stad willen mensen graag (komen) wonen. In 2023 groeide de Haagse bevolking met 1,7 procent. De groei wordt voornamelijk gedreven door een vestigingsoverschot. In 2023 hebben zich 8.400 meer mensen gevestigd in Den Haag dan dat er vertrokken zijn. De prognose is dat de groei zich de komende jaren voortzet en dat de stad in 2027 haar grens van 600.000 Hagenaren passeert. In Intermezzo 2 komt naar voren dat arbeidsmigratie veelzijdig is. De komst van (arbeids)migranten heeft zowel positieve als negatieve gevolgen. Deze gevolgen zijn van belang in de beslissingen in welke richting de gemeente zich in de toekomst wil ontwikkelen. VEERKRACHTIGE STRUCTUUR Lage arbeidsproductiviteit in combinatie met krappe arbeidsmarkt punt van aandacht In Nederland is er bezorgdheid over de achterblijvende arbeidsproductiviteit en de verschuiving van hoogproductieve sectoren naar laagproductieve sectoren. In Den Haag blijft de arbeidsproductiviteit nog verder achter en ligt de groei van de productiviteit op een lager niveau. Deels omdat in de voor Den Haag belangrijkste sectoren overheid, onderwijs en zorg de productiviteit lager ligt en langzamer stijgt. Maar ook in andere sectoren blijft de productiviteit achter. Bij gelijkblijvende trends, zal dit leiden tot grotere verschillen in de toekomst. Ook geven ondernemers in de Haagse regio nog meer dan elders in Nederland aan last te hebben van de krappe arbeidsmarkt. Productiviteit is niet alleen belangrijk voor de concurrentiepositie van bedrijven en daarmee het verdienvermogen van de Haagse economie, maar is via de toepassing van technologie ook een medicijn tegen de hardnekkige arbeidsmarktkrapte: met minder arbeid meer waarde toevoegen. Het Haagse ecosysteem voor ondernemerschap ontwikkelt zich goed Op de Entrepreneurial ecosysteemindex is Den Haag met een positie gestegen naar plek 7. Den Haag scoort op veel factoren boven het Nederlands gemiddelde en meer specifiek hoog op verbondenheid van bedrijven in kennisnetwerken en ondernemerscultuur. Waar de stad lager scoort dan andere regio’s, is voornamelijk het investeren in nieuwe kennis. Er ontstaan relatief veel startups rond nieuwe activiteiten gerelateerd aan het overheid- en non-profit-cluster rond de stad van Vrede en Recht zoals cyberveiligheid, impacteconomie (“doing business doing good”) en recht. EXCELLENT ONDERNEMERSKLIMAAT Tekort aan personeel tempert stemming ondernemers Met de conjunctuurenquête Nederland wordt elk kwartaal de stemming onder ondernemers gemeten. Na een forse daling in 2022 herstelde het cijfer zich in 2023 voorzichtig maar is nog steeds ondergemiddeld. In de nieuwste cijfers verbeterde het sentiment vooral in de overige dienstverlening en bouwnijverheid. In de regio Den Haag ervaren de ondernemers meer dan in de andere grote steden een tekort aan passend personeel en dit speelt in vrijwel alle beroepsgroepen en sectoren. Andere belemmeringen voor Den Haag zijn een tekort aan grondstoffen, ook ervaren ze vaker problemen met financiering. Explosieve groei zzp'ers, bescheiden groei mkb en grootbedrijf Het aantal zzp’ers groeit sterk, het aantal verdubbelde in de afgelopen tien jaar. In de kleine bedrijven tot 10 werknemers neemt het aantal banen ook toe, maar met 3 procent in tien jaar is de groei bescheiden. Ook bij bedrijven met 10 tot 99 werknemers is er een bescheiden groei, het aantal banen neemt toe met 7 procent in de laatste tien jaar. Verduurzaming bij bedrijven stagneert, vooral bij kleine bedrijven De Nederlandse economie is op een schaal van 100%, voor circa 17,5% duurzaam te noemen (NEX index). De voortgang hierin stagneert de laatste jaren. Op slechts één van de zeven dimensies is er consequent groei: groene energie. De stagnatie is vooral pregnant ten aanzien van de circulaire transitie en transparantie van ketens. Bedrijven in de Haagse regio scoren gemiddeld ten opzichte van andere Nederlandse regio’s (NEX-T index). Vooral het kleinere MKB beschikt doorgaans over minder verandervermogen en investeringsruimte, waardoor het verschil in voortgang op duurzaamheid tussen grote en kleine bedrijven groeit. CO2-uitstoot en gasverbruik bij Haagse bedrijven neemt sterk af Het energieverbruik in de regio is in vergelijking met de andere drie grote steden aanzienlijk lager. Dit wordt met name door de sectorstructuur gedreven, waarbij de zware industrie in Den Haag relatief minder vertegenwoordigd is. In Den Haag is de CO2-uitstoot van bedrijven in de afgelopen jaren gehalveerd. Ook het gasverbruik is met de helft gedaald en het elektriciteitsverbruik is met een vijfde afgenomen. Het verbruik in woningen daalt ook, maar in een minder snel tempo. In het Intermezzo wordt een beeld geschetst van de ontwikkeling van het sociaal ondernemerschap in Den Haag. Er worden suggesties gedaan om de kansen van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt via sociaal ondernemerschap te verbeteren, door opdrachten te verstrekken, ruimte beschikbaar te stellen, drempels te verlagen, buurtinitiatieven te omarmen en in kaart te brengen wat er is bereikt. 11 10 RUIMTE VOOR BEDRIJVEN Ruimte voor bedrijven neemt af Uit analyse van de gemeente Den Haag blijkt dat het aantal vierkante meters vloeroppervlak voor kantoren en bedrijven (niet-kantoren) daalt. In 2022 is het totale oppervlak respectievelijk 12 en 4 procent lager dan in 2015. In de laatste vijf jaar is de daling beperkt doordat de gemeente zeer terughoudend is met transformatie. In 2022 is in het Central Innovation District, dat met 32 procent van de kantoormeters al een belangrijke rol speelt, weer een toename van de kantoorruimte. Cushman & Wakefield concluderen dat de kantorenmarkt in Den Haag ‘zeer krap’ en het krapst is onder de 10 grootste kantoorsteden op Groningen na. Ook het aanbod aan bedrijfsruimte is laag. Overal in de stad en specifiek op bedrijventerreinen: 99 procent van de terreinen zijn al uitgegeven binnen het grondgebied van de stad. Minder winkels Het aantal fysieke winkels in Den Haag daalt in 2023 met 2,1 procent. Dat is in lijn met de landelijke ontwikkeling in de afgelopen 10 jaar waar fysieke winkels plaatsmaken voor onlinewinkels.
DOCUMENT
Dit boek is een deelverslag van het RAAK project (Regionale Aandacht en Actie voor Kenniscirculatie). Het is een explorerend onderzoek naar de wijze waarop kleine en middelgrote bedrijven in de maakindustrie innoveren.
MULTIFILE
In dit hoofdstuk wordt het Nederlandse beleid geschetst van het tegengaan van radicalisering en het voorkomen van terroristisch geweld. Hierin neemt het ‘Actieprogramma integrale aanpak Jihadisme’ een belangrijke plaats in. Besproken wordt wat er goed gaat en wat de ontwikkelingsvragen zijn. Het hoofdstuk eindigt met een beschouwing over de behoefte aan sociale innovatie. Aangezien een aantal preventieve interventies behoorlijk ingrijpend kunnen zijn, is het zaak om bij de uitvoering te letten op eenduidigheid en adequate rechtsbescherming.
DOCUMENT
Doel onderzoek Het doel van voorliggend onderzoek is om in kaart te brengen welke kosten ontstaan door schulden en waar die kosten neerslaan. Kosten zijn in dit kader heel eng opgevat, te weten: ‘uitgaven in euro’s’. Iedereen die ervaring heeft met schuldenproblematiek of bekend is met mensen met schulden weet dat de kosten van schuldenproblematiek ook immaterieel zijn. De waarde van zaken zoals chronische stress, fysieke en mentale gezondheidsproblemen, gevoelens van schaamte en eenzaamheid zijn moeilijk in euro’s uit te drukken. Toch is in dit onderzoek geprobeerd de kosten van schuldenproblematiek zoveel als mogelijk in euro’s uit te drukken. Inzicht daarin is relevant omdat er in het publieke debat een stevige roep klinkt om de schuldenproblematiek terug te dringen. Het aanpakken van problemen vraagt niet alleen politiek en maatschappelijk draagvlak. Het vraagt ook investeringen. Zicht op kosten kan een bijdrage leveren aan de afwegingen welke investeringen gepleegd worden om met welke maatregelen en welke zekerheden dan ook een probleem aan te pakken. Schulden leiden tot substantiele kosten Om in beeld te brengen tot welke kosten schuldenproblematiek leidt en waar die kosten neerslaan, is een literatuurstudie verricht. Er is in kaart gebracht welke kosten schuldenproblematiek veroorzaakt. Indien beschikbaar zijn de kosten uitgedrukt in euro’s. In het totaal leverde het onderzoek 43 posten op waar schuldenproblematiek kosten veroorzaakt. Voor 19 posten geldt dat in beeld gebracht kon worden welke kosten daarmee gemoeid zijn. De optelsom komt uit op €8,5 miljard. Ruim de helft daarvan ligt bij werkgevers en ontstaat door lagere arbeidsproductiviteit en verzuimkosten. Ook voor oninbare vorderingen en kosten van uitkeringen worden hoge kosten geschat. Het is niet mogelijk om in te schatten welke waarde de 24 ontbrekende posten bij benadering hebben, maar het is duidelijk dat daar ook grote posten als (een deel van de) bijzondere bijstand, gezondheidszorg door specialisten en bijdragen van vrijwilligers en goede doelen bijhoren. De belangrijkste conclusie die dit onderzoek oplevert, is dat schuldenproblematiek leidt tot (zeer) substantiële jaarlijkse kosten op heel veel verschillende terreinen. Kanttekening Onder een berekening van de kosten van schuldenproblematiek ligt bijna onvermijdelijk de hoop dat als de schuldenproblematiek wordt opgelost al deze kosten worden bespaard. Dit is een illusie. In Nederland is veel terrein te winnen op zowel het voorkomen van schulden als het - als deze toch ontstaan - oplossen van schulden. Het is weliswaar aannemelijk dat een substantieel deel van de in dit onderzoek gepresenteerde kosten kunnen worden voorkomen door preventie van schuldenproblematiek én het tijdig oplossen van schulden. Tegelijkertijd is het ten aanzien van het oplossen schulden van belang om bij deze bijna onvermijdelijke en terechte hoop een kanttekening te plaatsen. Want, het wegnemen van schulden betekent niet automatisch dat alle in dit rapport opgevoerde kosten verdwijnen. Hier liggen drie oorzaken aan ten grondslag. Ten eerste, schuldenproblematiek kent vele achterliggende oorzaken. Het structureel oplossen van schuldenproblematiek vergt dat de achterliggende oorzaken van schuldenproblematiek worden aangepakt. Anders ontstaat immers het risico dat schuldenproblematiek verwordt tot een draaideurfenomeen. Ten tweede, schulden maken deel uit van een kluwen aan problemen. Binnen een kluwen aan problemen is het veelal niet mogelijk het precieze aandeel van de schulden aan te wijzen. Het wegnemen van schulden zal er niet per definitie toe leiden dat alle met de schulden samenhangende problemen verdwijnen (en dus dat die kosten wegvallen). Ten derde, het is van belang te realiseren dat sommige problemen lang kunnen doorwerken in het leven van mensen, zoals bijvoorbeeld mentale problemen (depressie, PTSS) die zijn ontstaan door schuldenproblematiek. 8 Beperkingen Bij het lezen van de resultaten is het van belang om drie beperkingen in het achterhoofd te houden. In de eerste plaats heeft het onderzoek veel inzicht opgeleverd in de kosten die schulden veroorzaken, maar is dat op veel deelterreinen niet gelukt. De opgenomen totale kosten vormen dan ook een stevige onderschatting. Ten tweede zijn maar voor een zeer beperkt deel van de kosten zijn de daadwerkelijke kosten van schuldenproblematiek beschikbaar. Voor het merendeel van de gepresenteerde kosten geldt echter dat het schattingen zijn. Tot slot is vanwege het gebruik van stevige aannames en/of het combineren van gegevens uit verschillende onderliggende bronnen gekozen voor optimale transparantie. Dat betekent concreet dat de berekeningen in onaangepaste vorm worden gepresenteerd, zonder update naar een recent jaar, afronding (met uitzondering van de overzichtstabel) of (niet op feiten gebaseerde) intervalschattingen. Relatie tot andere onderzoeken Het verrichte onderzoek is het eerste in haar soort. Niet eerder werd op deze manier in beeld gebracht op welke terreinen schuldenproblematiek welke kosten veroorzaakt en hoe deze kosten tot stand komen. Wel werden er eerder onderzoeken verricht naar de kosten van de aanpak van schulden of de kosten en baten van schuldhulpverlening. Het meest geciteerde onderzoek in dat kader is afkomstig van de Argumentenfabriek en dateert uit 20201. In dit veel geciteerde rapport staat dat de kosten van problematische schulden €17 miljard bedragen. De claim is gebaseerd op onderzoek door APE uit 20112. In dat onderzoek is de €17 miljard echter niet te herleiden. Andere onderzoeken hadden enkel betrekking op de kosten in bepaalde domeinen. In dit licht kunnen de rekensommen in het voorliggende rapport op basis van bestaande literatuur en data worden beschouwd als een belangrijke brede onderbouwing van de kosten van schuldenproblematiek in Nederland.
DOCUMENT
Bedrijfsoverdrachten leiden tot innovatie en groei in het mkb. In 2011 is voor het eerst onderzoek gedaan naar de economische gevolgen van bedrijfsoverdrachten (Van Teeffelen, 2012). Wat is de situatie eind 2014, begin 2015? Steekproef vergelijkbaar met 2011 Er is een random steekproef van 4350 ondernemers getrokken in drie rondes. 2428 ondernemers hebben deelgenomen aan het onderzoek. De dataset is goed vergelijkbaar met de trekking in 2011. Kwaliteit en aantal bedrijven in overdracht is toegenomen Het aantal bedrijven in de verkoop is sterk gestegen: van 23.500 in 2011 naar 55.700 bedrijven nu. 10% van alle bedrijven met personeel staat nu te koop, een verdrievoudiging in vergelijking tot 2011. De kwaliteit van de bedrijven is toegenomen. Bedrijven zijn gegroeid in personeelsleden van 5,8 naar 7,3 fte. Het zijn vooral familiebedrijven die nu in de verkoop staan. Verkopende ondernemers beschikken over meer aan- of verkoopervaring, de bedrijven zijn minder afhankelijk van de ondernemer, de vraagprijs bij verkopende ondernemers lijkt realistischer. Verkopende ondernemers exporteren meer. Het percentage bedrijven dat kansrijk is bij verkoop is gestegen van 44% naar 53%. Punt van zorg is de toename van de ondernemersleeftijd bij verkoop: van begin vijftig in 2011 naar zestig jaar in 2014/15. Kwaliteit en aantal bedrijven in opheffingen afgenomen Het aantal bedrijven in opheffing is afgenomen van bijna 59.000 in 2011 naar 53.000 in 2014/2015. De kwaliteit van de bedrijven in opheffing is sinds 2011 achteruit gegaan. Zij zijn in personeelsomvang gekrompen en lopen achter qua innovaties. Ook zijn bedrijven in opheffing minder kansrijk geworden bij een eventuele verkoop. Bij opheffingen gaan jaarlijks 2,0% van alle banen in Nederland verloren. Economische effecten van bedrijfsoverdrachten fors gestegen. Bij overdrachten staan nu 7,1% van alle voltijdsbanen op het spel. Het afbreukrisico voor de Nederlandse economie is sterk toegenomen. Het werkgelegenheidsverlies als gevolg van mislukte overdracht is in vergelijking tot 2011 verdubbeld, de omzetderving en kapitaalvernietiging zijn verviervoudigd.
DOCUMENT
De tuinbouw sector is een innovatieve sector waar veel gebeurt en die sterk in ontwikkeling is. Er zijn veel vacatures op allerlei gebied: als gewasverzorger, als teeltspecialist, maar ook als manager logistiek, als HRM-er in een commerciële functie. Alleen weten veel mensen dat niet. De kloof tussen de blik van buiten t.o.v. de blik van binnen is groot. In dit project hebben we actuele realistische beroepsbeelden ontwikkeld in co-creatie met zes bedrijven welke kunnen bijdragen aan imagoverbetering van de sector en aan de doorontwikkeling van HRM. De bijlagen zijn op te vragen via BRC@inholland.nl
DOCUMENT