Online-informatievaardigheden: we gebruiken ze de hele dag door. Bijvoorbeeld als we op internet naar nieuws, een vegetarisch recept of inspiratie voor een volgende reis zoeken. Hoewel het zoeken en vinden van informatie op het internet een alledaagse bezigheid is, blijkt toch dat het een lastige vaardigheid is, zeker in het onderwijs. Tegen welke problemen lopen studenten aan als zij naar informatie zoeken op het internet? Waar moet je als docent rekening mee houden? Kun je studenten hierin begeleiden? Antwoord op onder andere deze vragen vind je in deze publicatie van het Lectoraat Teaching Learning & Technology, zodat je in 7 minuten weer bent 'bijgepraat' over online informatievaardigheden in het onderwijs.
DOCUMENT
De bestuurlijke informatievoorziening voor het tactische en strategische management kan tegenwoordig tot stand komen op basis geavanceerde Executive Information Systems (EIS). Maar 'bestuurlijke informatievoorziening met EIS' vraagt om essentiele basiskennis omtrent besturen en bestuurlijke informatie binnen organisaties. In dit artikel staan met name de toepassing van de tools centraal.
DOCUMENT
In het Utrechts Archief is er een zaal waarin een film wordt vertoond van het straatleven aan het begin van de vorige eeuw. Als bezoeker word je bij binnenkomst gescand en vervolgens geprojecteerd in de filmbeelden. In het fotomuseum kunnen bezoekers middels fysieke hendels de selectie manipuleren van de 80.000 digitale fotos uit de collectie. Het Rijksmuseum biedt via een zogenaamde widget de mogelijkheid iedere dag een ander kunstwerk op je desktop te hebben. In TwentseWelle is een digitaal panorama gebouwd waar je als bezoeker middenin staat, kijkend naar een landschap vanuit het perspectief van opgejaagd wild. Stuk voor stuk zijn dit voorbeelden waarin nieuwe technologie en nieuwe media worden ingezet om het publiek te bedienen in hun interesse voor cultuur en kennis. In die zin zijn ze exemplarisch voor de ontwikkeling waarin technologie en nieuwe media door cultureel erfgoed instellingen worden ingezet om een belangrijke taakstelling in te vullen, namelijk die van cultuur- en kennisoverdracht naar het publiek.
DOCUMENT
Voordat een visualisatie tot stand komt, is daar een complex proces aan vooraf gegaan. Doel en doelgroepen worden vastgesteld (‘hoe bereiken we welk effect bij wie?’) terwijl daarnaast de relatie tussen de data en de uiteindelijke visualisatie gedefinieerd moet worden (‘hoe laten we wat zien?’). De productie en de receptie van een visualisatie zijn twee te onderscheiden processen. Bij het maakproces spelen vakkennis, design, technische mogelijkheden, brongegevens, doelgroep, mediakeuze en doelstelling een belangrijke rol. Bij receptie gaat het erom of en hoe de doelgroep de boodschap ontvangt: wordt die waargenomen en begrepen? En wat zijn de gevolgen bij de gebruiker? Hoewel receptie in de tijd volgt op het productieproces, spelen verwachtingen over receptie een belangrijke rol bij het maken van informatievisualisaties. De kennis over publieksreacties op visuele boodschappen is echter op verschillende manieren vastgelegd. Bij designers en anderen die betrokken zijn bij het maakproces van informatievisualisaties is er sprake van een verzameling van working theories (McQuail, 2010, pp. 13-14) die vooral op ervaring is gebaseerd. Bij empirisch onderzoek daarentegen worden responses op visuele cues daadwerkelijk gemeten. Zie Deel II van dit onderzoek. Doelstelling van dit onderzoek is deze twee vormen van kennis met elkaar te vergelijken. De vraag is welke veronderstellingen en verwachtingen er bij de beroepspraktijk bestaan en in hoeverre deze gestaafd, aangevuld of weersproken worden door empirisch, wetenschappelijk gefundeerd, onderzoek.
DOCUMENT
Docenten van Fontys Hogeschool Bedrijfsmanagement, Educatie en Techniek (BEnT) hebben geëxperimenteerd (Gorissen, 2014) met Flipping the Classroom in relatie tot de taxonomie van Bloom. Bij dit concept worden lage kennisniveaus uit deze taxonomie voor de les aangesproken en in de les worden hogere kennisniveaus aangesproken. Bij het herontwerp van hun lessen zijn docenten ondersteund door workshops, gegeven door Fontys Educatief Centrum (FEC). Het onderzoek geeft inzicht in de ervaringen van docenten als ze Flipping the Classroom toepassen en dient als input voor FEC zodat toekomstige workshops nog beter aansluiten bij behoeften van docenten. De hoofdvraag is: Wat zijn ervaringen van docenten en studenten van een HBO-instelling met het toepassen van de taxonomie van Bloom in relatie tot Flipping the Classroom? Hiervoor zijn drie deelonderzoeken uitgevoerd, te weten een kwalitatieve analyse van de lesvoorbereidingen en individuele interviews met docenten en een kwantitatief onderzoek onder studenten over de door hun gevolgde lessen via dit concept. Resultaten laten zien dat docenten het concept correct toepassen en ze hiervoor activerende werkvormen en ICT tools inzetten. Docenten zijn enthousiast over de toepassing ondanks dat herontwerp tijdrovend is. Studenten kenden het concept vooraf niet maar hérkenden het wel, zowel voorafgaand als in de les. Vanwege de lage respons onder studenten kan alleen een voorzichtige conclusie getrokken worden dat het concept bijdraagt aan betere verwerking van de leerstof en dat het vaker toegepast mag worden. De belangrijkste aanbevelingen zijn gericht op kennisdeling tussen docenten die dit concept (willen gaan) toepassen in het onderwijs en nader onderzoek naar de invloed op de leerprestaties van de studenten.
DOCUMENT
From the publisher's site: "Trial design: Self-management plays a central role in diabetes management. However, not all patients are able to translate the health care providers’ recommendations for effective self-management in daily life. Diabetes Education and Self-management to Increase Empowerment (DESTINE) primarily investigates the effects of group education program Proactive Interdisciplinary Self-Management (PRISMA) in primary care treated people with Type 2 Diabetes Mellitus (T2DM) on the use of an online care platform. Methods: The DESTINE study has a randomized controlled design (1:1). 200 patients with T2DM using an online care platform called e-Vita will receive either PRISMA in addition to usual care or usual care only. The primary endpoint of this study is usage of the e-Vita platform. The secondary endpoints are participation in the consultation with the care provider, adherence to oral diabetes medications, and a selection of self-reported and clinical measures. After six months, both groups will receive PRISMA in a 6 month extension phase. Discussion: PRISMA focuses on aligning treatment goals from different health care providers while the individual patient remains in the lead. The goal is to shift patients from being an information receiver towards applying self-management and becoming empowered health care participants. Though recognized as important; theoretically based group education is still not routinely offered in the Netherlands. In the future, depending on the study results, e-Vita and PRISMA could be implemented in regular diabetes care. Trial registration: Current Controlled Trials NTR4693. (aut. ref.)"
LINK
The World Health Organization engages cities and communities all over the world in becoming age-friendly. There is a need for assessing the age-friendliness of cities and communities by means of a transparently constructed and validated tool which measures the construct as a whole. The aim of this study was to develop a questionnaire measuring age-friendliness, providing full transparency and reproducibility. The development and validation of the Age Friendly Cities and Communities Questionnaire (AFCCQ) followed the criteria of the COnsensus-based Standards for selection of health Measurement INstruments (COSMIN). Four phases were followed: (1) development of the conceptual model, themes and items; (2) initial (qualitative) validation; (3) psychometric validation, and (4) translating the instrument using the forward-backward translation method. This rigorous process of development and validation resulted in a valid, psychometrically sound, comprehensive 23-item questionnaire. This questionnaire can be used to measure older people’s experiences regarding the eight domains of the WHO Age-Friendly Cities model, and an additional financial domain. The AFCCQ allows practitioners and researchers to capture the age-friendliness of a city or community in a numerical fashion, which helps monitor the age-friendliness and the potential impact of policies or social programmes. The AFCCQ was created in Dutch and translated into British-English. CC-BY Original article: https://doi.org/10.3390/ijerph17186867 (This article belongs to the Special Issue Feature Papers "Age-Friendly Cities & Communities: State of the Art and Future Perspectives") https://www.dehaagsehogeschool.nl/onderzoek/lectoraten/details/urban-ageing#over-het-lectoraat Extra: Vragenlijst bijlage / Questionnaire attachement
MULTIFILE
This study utilises a quantitative observation study on student journalists (n=47), as well as reconstruction interviews with experienced editors and reporters in newsrooms (n=12), to understand how Dutch journalists search, select, and verify sources online. Through the recording of screen activity, we show that search strategies are heavily influenced by how the search engine sorts and ranks potential sources. Eventual selection of sources remains relatively traditional, focused on legacy media and their websites. Moreover, online news production clearly challenges the verification process. Results suggest that journalists use no explicit but only so-called hybrid methods of verifications, such as background checks of websites and social media accounts, and cross-checking of sources.
LINK
This research evaluates how Project-Based Learning (PBL) is implemented in the Innovative Design program that is taught at The Hague University of Applied Sciences. This paper offers insights about the way students and teachers experience PBL within this program, and how the implementation can be improved according to previous research in this field. By studying relevant literature, a list of important (organizational and didactical) factors regarding the implementation of PBL is created. Questionnaires investigating these factors are then circulated among the teachers and students of the program. The results of the questionnaires are analyzed against guidelines provided in the literature. Based on this comparison, recommendations for the improvement of the PBL approach within the program are provided. The analysis shows that the program offers meaningful projects, and the students are properly prepared to collaborate. Nevertheless, the analysis also shows that the program still has room for improvement. The assessment methods are still unrefined, the students experience time-pressure while working on their projects, and the teachers can benefit from additional training to be better prepared for teaching in a PBL environment. Fortunately, the teachers indicate willingness to learn new PBL specific teaching skills. https://nl.linkedin.com/in/haniers
MULTIFILE
Gemeente Zandvoort en de organisatie van de Dutch Grand Prix (DGP) hebben Breda University of Applied Sciences (BUas) gevraagd om de economische, sociale en maatschappelijke impact van het evenement Dutch Grand Prix 2023 en haar side events (onder de noemer Zandvoort Racefestival) te onderzoeken.Het onderzoek is uitgevoerd middels online en/of face-to-face afgenomen gestructureerde vragenlijsten onder 726 bezoekers van het circuit, 286 bezoekers aan het dorp Zandvoort, 108 ondernemers van Zandvoort en 3418 bewoners van Zandvoort (736), Bloemendaal (37), Haarlem (2322), Haarlemmermeer (162), Heemstede (59) en Noordwijk (102). Daarnaast is aanvullende informatie opgevraagd bij de organisatie van de Dutch Grand Prix, Stichting Zandvoort Beyond, Zandvoort Marketing en Gemeente Zandvoort.Voor het berekenen van de economische impact is gebruik gemaakt van de richtlijnen zoals deze opgesteld zijn door de Werkgroep Evaluatie Sportevenementen (WESP). Er is inzicht verkregen in de additionele bestedingen van DGP-bezoekers en de DGP-organisatie.In de berekening van economische impact is niet gecorrigeerd voor verdringingseffecten. Sponsoractivaties (zoals afhuur van gelegenheden in Zandvoort, inhuur personeel, verzorgen eten en drinken voor genodigden) zijn niet in kaart gebracht. Bestedingen van bezoekers die niet het circuit maar wel het dorp hebben bezocht tijdens het raceweekend zijn eveneens niet meegenomen in de berekening van de economische impact. Het winstcijfer van de DGP-organisatie wordt niet gedeeld en is ook niet meegenomen in de berekening van de economische impact.
DOCUMENT