Het essay is de eerste populairwetenschappelijke vrucht van een omvangrijk onderzoek naar de veranderingen die zich sinds het begin van dit millennium in de veiligheidsbeleving hebben voorgedaan, de manier waarop die veiligheidsbeleving tot stand komt én de effecten die deze heeft in de samenleving. Dit onderzoek laat zien dat die effecten verstrekkender en meer divers zijn dan we tot nu toe hebben aangenomen. Zij kunnen zelfs de vorm van maatschappelijke onrust en geweld aannemen. Dit essay bevat een eerste introductie tot het veiligheidspsychologisch perspectief. Het gaat in op wat onder de veiligheidsbeleving van de Nederlandse burger kan worden verstaan, welke elementen die zoal omvat en op welke manier deze doorwerkt in de samenleving. Ik presenteer een paar opvallende trends en mechanismen en destilleer vervolgens een aantal lessen voor wie professioneel wil ‘luisteren’ naar de samenleving. Die lessen hebben zowel betrekking op het ‘wat’ (waarvoor is aandacht nodig?) als op het ‘hoe’ (op welke manier kan daarop meer zicht worden verkregen?). Wie wil weten waar hij (of zij) heengaat moet eerst en vooral weten waar hij of zij vandaan komt.
LINK
Communicatieprofessionals slagen er niet in adequaat om te gaan met beroering in de publieke sfeer, in het bijzonder als deze zich op sociale media afspeelt. Dat onvermogen betaalt zich vaak duur uit want leidt tot grote maatschappelijke problemen (‘issues’), vertrouwensverlies, hoge kosten, grillig beleid en andere onverkwikkelijkheden. Vandaar de behoefte onder professionals dergelijke beroering voor te zijn. Belangrijkste doel van dit project is de ontwikkeling van een leeromgeving die hen daartoe in staat stelt. Het vermogen de beroering op sociale media, voor zover mogelijk, te begrijpen en te beheersen, begint bij inzicht in hoe die beroering tot stand komt, zich ontwikkelt en het beste benaderd kan worden. Cruciaal hierbij is het besef dat men er vroeg bij moet zijn, nog voordat de onrust op sociale media zich tot een issue ontwikkelt. Daarna is het veelal te laat. Vandaar het enorme belang oog te hebben voor de subtiliteit en complexiteit van taal. Immers heel vaak staat er niet wat er staat of zegt men niet wat men bedoelt. Maar het herkennen van de juiste bedoeling is een buitengewoon lastig proces dat via traditionele vormen van monitoring veelal onvoldoende tot stand komt. Voor een adequate omgang met potentiële issues zou dat echter wel moeten. De mogelijkheden daartoe maken de kern uit van de in dit project voorgestelde vorm van discoursanalyse en daarop gebaseerde leeromgeving. Voor zowel die discoursanalyse als de leeromgeving wordt gebruik gemaakt van AI technieken. Die technieken maken de leeromgeving ‘smart’, dat wil zeggen vol mogelijkheden tot interactie, automatische feedback, visualisaties en geavanceerde vormen van kennisverwerving. AI technieken worden in dit project ook ingezet bij het doen van discoursanalyse. Deels gebeurt dat door de communicatieprofessional zelf, tijdens het leerproces. Al doende leert hij niet alleen over het publiek debat maar draagt ook bij aan kennis en analyse daarvan.
Gemeenten zijn ongerust over de cyberweerbaarheid van hun vitale infrastructuren, zoals waterbeheer en verkeersmanagement. Deze infrastructuren zijn vaak in hoge mate geautomatiseerd en verbonden met het internet. De digitale systemen binnen de infrastructuren worden aangeduid als Operationele Technologie (OT). Er is een toenemende dreiging van cyberaanvallen op de OT van vitale infrastructuren, met potentieel ernstige gevolgen, zoals grote materiële schade, maatschappelijke onrust en zelfs dodelijke slachtoffers. Hierbij gaat het niet alleen om cyberaanvallen door vandalen of criminelen, zoals ransomware, maar ook om cyberaanvallen ten gevolge van internationale conflicten. De gemeentelijke CISO’s en informatiebeveiligers zijn verantwoordelijk voor het treffen van goede beveiligingsmaatregelen. Met betrekking tot OT hebben zij echter te weinig kennis om dat effectief te kunnen doen. Cyberweerbaarheid van OT vergt specialistische kennis, die sterk verschilt van de gebruikelijke IT-kennis binnen kantoorautomatisering. Bovendien wordt de cyberweerbaarheid van de OT negatief beïnvloed door een grote diversiteit in technologie, spreiding en afhankelijkheid van een grote hoeveelheid externe leveranciers en dienstverleners. Deze problematiek speelt ook bij andere organisaties, met name omdat hiervoor nog geen geschikte oplossingen beschikbaar zijn. Dit RAAK-project beoogt met behulp van gemeentelijke casestudy’s oplossingen te zoeken. Mogelijke oplossingsrichtingen worden onderzocht en geëvalueerd. Enkele kansrijke oplossingsrichtingen worden met de gemeenten uitgewerkt in aanpassing van bestaande- en nieuw te ontwikkelen instrumenten voor interventies. Deze worden geëvalueerd en gegeneraliseerd. Drie cybersecuritylectoraten van De Haagse Hogeschool (CSS en NSE) en Hogeschool Utrecht (CS) werken in dit praktijkgerichte onderzoek samen met de gemeenten Eindhoven, Rotterdam en Zoetermeer, alsook met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Informatiebeveiligingsdienst (IBD). Daarnaast nemen het nationaal veiligheidscluster Security Delta, kennisinstelling TNO en cyberexpertbureau Hudson Cybertec deel. Verankering van kennis vindt plaats in onderwijs en lectoraten. Hierbij zijn drie lectoren, vijftien (docent)onderzoekers en circa tweehonderdvijfentwintig studenten betrokken.
Vanuit het basisonderwijs is de behoefte groot om meer vanuit een whole-child approach de schooldag in te richten, waarbij er niet alleen focus is op de cognitieve ontwikkeling, maar een bredere focus op welbevinden van kinderen. Die behoefte is gegroeid door de lockdowns in 2020 en 2021. Leerkrachten geven aan dat zij meer kinderen in de klas hebben die problemen in hun gedrag laten zien, zowel in de omgang met volwassenen en met andere kinderen, als verminderde taakgerichtheid in de klas. Enkele groepsleerkrachten en vakleerkrachten bewegingsonderwijs experimenteren daarom met het meer dynamisch inrichten van de schooldag, waarbij er regelmatig een afwisseling is van zittend leren en (gezamenlijke) beweegmomenten. Maar vervolgens ervaren groepsleerkrachten problemen in tijd, ruimte, materiaal, betrokkenheid van kinderen en aanpak bij de voorbereiding en organisatie van een beweegmoment. Daarnaast ondervinden de groepsleerkrachten en vakleerkrachten weerstand bij collega’s (“onrust in de klas”), directie en ouders (“wordt er nog wel geleerd op school?”) in het vormgeven, implementeren en borgen van een meer dynamische schooldag. In dit project ontwerpen de deelnemende scholen aan de hand van een basis onderwijsinnovatie Dynamische Schooldag, een Dynamische Schooldag op maat, passend bij hun context. Het onderzoeksplan heeft als basis een hybride effect-implementatie trial, wat betekent dat we het proces van de implementatie en het effect evalueren. De onderzoeksvragen zijn: 1) In hoeverre lukt het schoolteams om een op maat gemaakte Dynamische Schooldag toe te passen en wat zijn faciliterende en belemmerende factoren in het implementatieproces (procesevaluatie)? En 2) Wat is het effect van een dynamische schooldag op het welbevinden van 8-12 jarige leerlingen, het gedrag in de klas (taakgerichtheid, sfeer en sociale omgang) en hun zit- en beweeggedrag?
Lectoraat, onderdeel van NHL Stenden Hogeschool
Lectoraat, onderdeel van NHL Stenden Hogeschool