De opleiding Luchtvaarttechnologie wil weten of de zomercursus wiskunde effect heeft op de wiskundevaardigheden van studenten. Daartoe is in 2016 en 2017 onderzoek gedaan onder de deelnemers van de zomercursus. Ook is er een controlegroep samengesteld die niet heeft deelgenomen aan de zomercursus. Er was sprake van een significante interactie tussen deelname (wel/niet) aan de zomercursus en de meting (voormeting, nameting, wiskunde 1 en wiskunde 2). Dat wijst erop dat de zomercursus effect heeft gehad op de wiskundevaardigheden van studenten. Daarnaast lijkt deelname aan de zomercursus bij te dragen aan een hogere inschatting van de academische vaardigheden en vertrouwen te geven in de opleidingskeuze.
DOCUMENT
Presentatie en Handout tijdens landelijke Studiekeuze123 conferentie, Jaarbeurs Utrecht
DOCUMENT
Aankomend studenten hebben recht op een studiekeuzecheck (SKC). Bij Hogeschool Inholland bestaat de SKC uit een online vragenlijst en een bijeenkomst bij de instelling. Op basis van de SKC krijgen studenten een advies, dit kan een positief, positief mits of negatief advies zijn. Het lectoraat studiesucces heeft onderzocht hoe aspecten van de SKC, namelijk de risicoscores op basis van de vragenlijst en het gekregen advies, gerelateerd zijn aan de aanmelding en uitval van studenten. Als uitgangspunt zijn studenten met startjaar en cohort 2016 genomen, waarbij geselecteerd is op voltijdstudenten, die verplicht moeten deelnemen aan de SKC en in september met de opleiding starten. Deze poster geeft een aantal bevindingen weer.
DOCUMENT
Het onderwijsbeleid is erop gericht te bevorderen dat scholen kunnen omgaan met verschillen tussen leerlingen en dat meer leerlingen met gedragsproblemen, opvoedingsmoeilijkheden, ontwikkelingsproblemen en beperkingen kunnen profiteren van goede onderwijsondersteuning in het regulier onderwijs. Scholen, samenwerkingsverbanden en hun besturen richten zich, ook vanuit dit streven, op verdere professionalisering van leerkrachten, goede leergerichte voorzieningen en passende ondersteuning voor leerlingen en leerkrachten.De afgelopen jaren is de leerlingenzorg en zorgstructuur van scholen en samenwerkingsverbanden verder versterkt door de samenwerking van het onderwijs met vooral de jeugdzorg, het speciaal onderwijs, het welzijnswerk, de (geestelijke) gezondheidszorg, de Leerplicht/RMC en de politie in zorg- en adviesteams (ZAT’s) te verbeteren. Het gaat daarbij onder meer om het verbeteren van condities voor leren en onderwijzen, de inzet van preventieve en ondersteunende programma’s in en om de school, en om afstemming en waar nodig integratie van diagnostiek en zorgverlening. Het overheidsbeleid is erop gericht dat scholen voor basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs kunnen beschikken over een goed werkend ZAT waarin de structurele samenwerking van het onderwijs met relevante partijen is geborgd.
DOCUMENT
Presentatie op mbo-hbo studiedag, LICA bijeenkomst, 12 maart 2015.
DOCUMENT
Sinds de invoering in 2002 van de bachelor-master structuur in het Nederlandse hoger onderwijs hebben Nederlandse instellingen voor hoger beroepsonderwijs hun bacheloropleidingen veelal opgedeeld in een major- en een minorgedeelte. De major vormt de hoofdmoot van de bacheloropleiding en wordt door alle studenten van de betreffende opleiding gevolgd. Minors zijn kleinere onderdelen van een bacheloropleiding, waarbij de student een keuze maakt uit een beschikbaar aanbod van minors. Minors bieden studenten de mogelijkheid hun bacheloropleiding vorm te geven op een wijze die aansluit bij hun persoonlijke ambities, interesses en kwaliteiten. Van hogescholen mag worden verwacht dat ze een passend minoraanbod ontwikkelen en dat ze studenten voorlichten over en begeleiden bij hun minorkeuze. Daarbij is het van belang kennis te hebben van beïnvloedingsfactoren van minorkeuze. Uit vooronderzoek blijkt dat nauwelijks iets bekend is waardoor studenten zich bij het maken van een minorkeuze laten beïnvloeden. Dit promotie-onderzoek beoogt een bijdrage te leveren aan het opvullen van deze leemte. Op basis van literatuuronderzoek en veldonderzoeken onder studenten van een zestal hogescholen die deel uitmaken van Fontys Hogescholen is in kaart gebracht door welke factoren studenten zich laten beïnvloeden bij het maken van een minorkeuze.
DOCUMENT
Het beroepsonderwijs staat voor de opgave zich te ontwikkelen van een industriele diplomafabriek naar een loopbaancentrum. In dit boek laat het Lectoraat Pedagogiek van Beroepsvorming van de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk zien hoe moeilijk het is deze overgang te maken. Vanuit een zestal invalshoeken wordt het onderwijs van de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk tegen het licht gehouden. Nog te vaak blijkt dat onderwijsinnovatie minder op feiten dan op fabels is gebaseerd. Daarmee is dit boek voor alle docenten en hun managers bijzonder interessant.
DOCUMENT
Presteren met profielen is de titel van het rapport van het onderzoek dat het FAC heeft uitgevoerd naar de samenhang tussen de havo-profielkeuze, de hbo-opleidingskeuze en de studieprestaties voor de directe instromers in Fontys Hogescholen vanaf de havo in 2001. Van de totale directe instroom in 2001 met een havo-profieldiploma, zo'n 2000 studenten, is gekeken naar de procentuele verdeling over de 4 verschillende profielen. Dit blijkt Fontysbreed een goede afspiegeling te zijn van de verdeling, zoals die regionaal en landelijk gemiddeld in havo5 een jaar eerder (en in havo4 twee jaar eerder) wordt aangetroffen. Dit heeft enerzijds te maken met de grootte van de toeleverende regio en anderzijds met het brede aanbod van hbo-opleidingen door Fontys Hogescholen. De aantallen directe instromers met havo-profiel per Fontys-opleiding zijn over het algemeen te gering om betrouwbare uitspraken te kunnen doen. Als de opleidingen per hbo-sector geclusterd worden kan dat wel. Ook per hbo-sector kan de procentuele bijdrage vanuit de 4 verschillende havo-profielen bepaald worden.
DOCUMENT
De publieke opdracht voor het (middelbaar) beroepsonderwijs in Nederland is om alle deelnemers op te leiden voor een plek op de arbeidsmarkt. Nederland heeft een uniek stelsel ontwikkeld voor het opleiden voor vakmanschap op middelbaar niveau. Door de OECD wordt dit getypeerd als een mixed model (OECD, 2010; zie ook Van Lieshout, 2008; Nieuwenhuis, 2012). Het is mixed omdat de aansturing én de uitvoering gebeuren in samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven, gericht op een arbeidsmarktrelevante startkwalificatie en tegelijkertijd op bredere maatschappelijke participatie en vervolgscholing. Het adagium daarbij is “Focus op vakmanschap”, de titel van de meest recente ambitienota van het kabinet voor het middelbaar beroepsonderwijs (mbo).
DOCUMENT
Het onderwijsbeleid is erop gericht te bevorderen dat scholen kunnen omgaan met verschillen tussen leerlingen en dat meer leerlingen met gedragsproblemen, opvoedingsmoeilijkheden, ontwikkelings-problemen en beperkingen kunnen profiteren van goede onderwijsondersteuning in het regulier onderwijs. Scholen, samenwerkingsverbanden en hun besturen richten zich, ook vanuit dit streven, op verdere professionalisering van leerkrachten, goede leergerichte voorzieningen en passende ondersteuning voor leerlingen en leerkrachten.
DOCUMENT