Met duurzame warmtenetten is in Nederland nog weinig ervaring opgedaan terwijl ze wel een belangrijke rol kunnen spelen in de overgang naar een aardgasvrij warmtesysteem. Bestaande warmtenetten zijn doorgaans top-down georganiseerd en hebben vaak een slechte reputatie; veel klanten zijn ontevreden over de prijzen, het gebrek aan keuzevrijheid en het ontbreken van transparantie. Betrokkenheid van eindgebruikers bij de ontwikkeling van nieuwe warmtenetten is essentieel en daarmee is in dit project ervaring opgedaan. Er zijn veel scenario’s denkbaar voor het ontwikkelen van een warmtenet, met verschillende consequenties voor de verschillende stakeholders. Binnen dit project is een methodiek ontwikkelt waarmee een betere inschatting kan worden gemaakt van de mogelijke scenario’s en de consequenties, waarbij de bewoners centraal staan. Deze methodiek is beproefd bij het warmtecollectief: ‘Buurtwarmte Paddepoel’ in Groningen. Deze methodiek is generiek en kan ook gebruikt worden bij andere warmtenetten.
DOCUMENT
Er blijft behoefte bestaan aan de kernfunctie van corporaties, om sociale huurwoningenbeschikbaar te stellen tegen betaalbare huren voor mensen met lagere inkomens. Tegelijkertijd staan corporaties voor het eerst sinds de brutering onder zware financiële druk. Aan de financiële druk liggen veel factoren ten grondslag die corporaties slecht kunnen beïnvloeden, zoals de economie en het beleid van de landelijke overheid. Afgezien van de beslissing om wel of niet te investeren is er echter een belangrijke factor die wel beïnvloedbaar is door de corporatie zelf, namelijk de bedrijfskosten. Er zijn aanwijzingen dat de bedrijfskosten substantieel omlaag kunnen, door de organisatie doelmatig in te richten, het takenpakket te reduceren, in het onderhoud strakker op een basiskwaliteit te sturen en commerciële partijen in te schakelen bij het uitvoeren van activiteiten. Deze notitie beschrijft een bedrijfsmodel van een corporatie die zich richt op het investeren in en beheren van betaalbare huurwoningen, met structureel en substantieel lagere bedrijfskosten. Corporaties zijn in hun huidige vorm betrokken bij alle werkzaamheden binnen de hele bedrijfskolom van woningontwikkeling tot het beheer van woningen. Daarnaast vervullen zij in één organisatie de rollen van belegger, ontwikkelaar en beheerder. De combinatie van de rol van èn belegger, èn ontwikkelaar èn beheerder is uniek en kan voordelen hebben in een situatie waarin ze een brede rol bij de (her)ontwikkeling van wijken en woningen willen en kunnen vervullen, maar nadelen hebben als het gaat om het optimaliseren van het doelmatig uitvoeren van hun kerntaken. In het voorliggende model wordt kostenoptimalisatie bij het uitvoeren van de kerntaak als doel gesteld. Hiertoe worden bezit, financiering en beleid juridisch en functioneel gescheiden van de uitvoerende werkzaamheden. De vermogensverschaffings- en beleggingsfunctie worden ondergebracht in een zogenaamde regiecorporatie. Door de uitvoerende werkzaamheden in concurrentie aan te besteden is het mogelijk, met behoud van basiskwaliteit, klantgerichtheidIV en zorgvuldigheid, de bedrijfskosten per woning structureel te verlagen.
DOCUMENT
Wij zijn onderdeel van de Europese Unie (EU), en het Europese speelveld is een dynamische waar je als gemeente- of provincieambtenaar veel kunt halen (en brengen) voor jouw organisatie. Terwijl een heel groot deel van Europese wet- en regelgeving impact heeft op de medeoverheden (denk aan regelgeving over schone lucht, bodem, water, digitalisering), biedt de weg naar Brussel ook kansen voor beleidsbeïnvloeding, netwerken, profileren van je gemeente of provincie en financieringsmogelijkheden ten behoeve van lokale en regionale uitdagingen. Denk aan leren van collega’s uit andere Europese steden en regio’s over hoe zij omgaan met thema’s als wateroverlast, digitale inclusie en woningnood, en Europese financieringskansen voor een innovatieve aanpak om met de gevolgen van klimaat om te gaan. Hoewel jij als (toekomstig) EU-expert binnen je organisatie het belang van investeren in de EU inziet, kan het zijn dat jouw organisatie (nog) niet goed toegerust is op het verzilveren van Europese kansen.
DOCUMENT
Een vergelijking van ISO en EFQM als hulpmiddel voor zelfevaluatie in het HBO.
DOCUMENT
There is an increasing awareness that the landscape around cities can contribute significantly to the well-being of urban citizens. Various studies and experiences in the Netherlands and other countries show that the combination of agriculture with care and education has great potential. The number of care farms has increased from 75 in 1999 to 500 in 2005. In urban areas, a diversity of groups can benefit from care farms or other types of social services in the rural area. It concerns among others, people with mental problems, with (chronic) psychiatric demands, with addiction problems, elderly, children with behavior and/or psychological problems and long term unemployed. The city of Amsterdam recognizes the unique and valuable qualities of the rural area and its potential for the well-being of its citizens. In and around Amsterdam various organizations have initiated innovative projects that connect urban demands with agricultural entrepreneurs. A transition to a new kind of agriculture and landscape contributing to health and well-being of urban citizens is possible.
DOCUMENT
Steeds meer professionals in de zorg (verpleegkundigen, sociaal werkers en ggz agogen) doen een coming-out en kiezen voor professionele zelfonthulling om hun ervaringskennis als een aanvullende deskundigheid in te kunnen zetten (Boevink, 2017). Vooral opleidingen op het gebied van sociaal werk en de zorg bieden hiervoor een ingang. De zorgprofessional met ervaringsdeskundigheid is een relatief nieuw fenomeen waar momenteel onderzoek naar plaatsvindt. In het lopende praktijkgerichte onderzoek getiteld 'De bijdrage van Ervaringsdeskundigheid van professionals in de praktijk van zorg en welzijn' wordt onder leiding van Hogeschool Windesheim, Hogeschool Utrecht, VUMC in samenwerking met vijf zorginstellingen gedurende twee jaar samen opgelopen met 20 zorgprofessionals die hun ervaringsdeskundigheid verder ontwikkelen tot een professionele inzet. In dit artikel lichten wij een klein tipje van de sluier hoe SPV-en hiermee aan het werk zijn.
DOCUMENT
In dit artikel (en keynote) schetst Nigten enkele grote veranderingen in onze samenleving en dagelijks leven en hoe dit samenhangt met onze kijk op techniek. Zij signaleert een verschuiving van techniek gestuurde innovatie naar innovatie door en met de eindgebruiker en hoe dit zich verhoudt tot technisch onderwijs. Vervolgens vergelijkt Nigten het procesverloop van grote sociale maatschappelijke innovaties met innovatie trajecten zoals we die kennen op het gebied van producten of diensten. Grote sociale innovatie trajecten vragen, net als radicale product- en diensteninnovaties, om andere organisatiemodellen dan het model waarin een product steeds verder verfijnd of verbeterd wordt. Om ons heen zien we dat de ROC opleidingen en de Hogescholen, moeite hebben met snel schakelen. De grote organisaties, de instituten hebben meestal niet de armslag om risico, een belangrijk aspect van innovatie, te nemen. Desondanks is het van groot belang dat de studenten toekomstbestendig onderwijs krijgen. Aan de hand van innovatie projecten van The Patching Zone, een transdisciplinair innovatie laboratorium in Rotterdam en het lectoraat PI aan de Hanze Hogeschool wordt er in dit artikel nader in gegaan op bruikbare innovatie modellen voor het technisch onderwijs. Hiervoor hanteert Nigten twee sleutelbegrippen: co-creatie en creativiteit en hoe deze die naadloos op elkaar aan kunnen sluiten.
MULTIFILE
De aard van de opgaven in de grote, middelgrote en kleine gemeenten verschillen onderling, toch lijken de visies op de oplossing opvallend eensgezind. Overal klinkt het pleidooi voor meer en betere samenwerking. Of dit nu via platformoverleg is, een ondernemersfonds, of een bedrijveninvesteringszone (BIZ). Het belang van samenwerking is binnen het Nederlandse discours zelfs zodanig gemeengoed dat het welhaast politiek incorrect lijkt om het nut en de noodzaak ervan ter discussie te stellen. De vraag dringt zich niettemin op of elke vorm van samenwerken even effectief is en wat onder goede samenwerking mag worden verstaan.
DOCUMENT
In discussies en onderzoeken over woningcorporaties ligt de nadruk sterk op de 'institutionele vraagstukken'. Binnen welk regulerend kader moeten corporaties opereren? Welke wettelijke status moeten of mogen zij hebben? Wat moeten zij, mogen zij wel en mogen zij niet? Er is relatief weinig onderzoek gedaan naar de invulling van het ondernemen zelf: welke missie heeft een maatschappelijk ondernemende woningcorporatie en hoe kan zij haar organisatie zo inrichten dat zij die missie kan vervullen? Binnen de onderzoeksgroep MOVe van de TU Delft is daarom een studie verricht met als doel te komen tot richtinggevende uitspraken over de rol van corporaties als maatschappelijke onderneming en daarvan afgeleide uitdagingen voor hun organisatie. Dit essay is gebaseerd op deze studie.
DOCUMENT