De podotherapeut is ‘de specialist in de voetengezondheidszorg’, aldus de NVvP op haar website.1 Die ambitie houdt in, dat de podotherapeut samen met de cliënt de juiste diagnose en best passende individuele interventie/behandeling zoekt én onderzoek en behandeling afstemt met andere professionals in de gezondheidszorg. Daarmee worden communicatie en informatie-uitwisseling essentiële onderdelen van de podotherapeutische praktijk. Dat gebeurt in toenemende mate online. Tot hoever kunnen we daarbij gaan? In de serie Zorg en techniek bespreekt de auteur ontwikkelingen in de techniek, die van invloed zijn of worden op de podotherapeutische zorgverlening en praktijkvoering.
DOCUMENT
Iets meer dan de helft van de podotherapeuten die CAD/CAM-technieken voor de zoolvervaardiging gebruikt, kiest voor materiaalblokken met een hardheid, waarbij de voorkeur uitgaat naar ShoreA 50. Dat is een van de conclusies uit een recentelijk afgeronde inventarisatiestudie uit 2009 van onderzoekers aan de Fontys Paramedische Hogeschool naar het gebruik van CAD/CAM-technieken in praktijken voor podotherapie.
DOCUMENT
In het vorige nummer van PodoSophia (september 2007) publiceerde Ton de Lange het eerste deel van zijn artikel over de invloed van materiaaleigenschappen op de functie van steunzolen. De Lange vindt het van groot belang dat podotherapeuten voldoende kennis hebben van de mechanische eigenschappen van materialen alvorens zij zich gaan bezighouden met het ontwerpen van een zool. In dit artikel geeft hij u een verslag van materiaalexperimenten die in opdracht van de firma Medical Leather zijn uitgevoerd door PTG (Polymer Technology Group) in Eindhoven.
DOCUMENT
Tijdens de afgelopen decennia heeft evidence based practice (EBP) een steeds belangrijkere rol ingenomen in de praktijk van de orthopedisch technoloog. In literatuurreviews vindt men echter nogal eens terug dat er meer onderzoek nodig is van goede kwaliteit om de effectiviteit van therapieën aan te tonen. De vraag is of dit ook geldt voor zolen en kniebraces in de behandeling van pijn bij mensen met knie-artrose. En is er een verschil in effectiviteit van beide therapieën? Is samenwerking met podotherapeuten aan te raden?
DOCUMENT
Lectorale rede bij de aanvaarding van het ambt van lector Medische Technologie Medische Technologie is een zeer breed begrip dat reikt van infuuspompen tot operatierobots tot lineaire versnellers, et cetera. In het vorige hoofdstuk is al uit de doeken gedaan waar het lectoraat Medische Technologie zich specifiek op richt: medische beeldvorming, radiotherapie en ICT in de zorg. Dat is bij elkaar een zeer breed vakgebied waarvan het lectoraat niet alle facetten kan bestrijken. Daarom richt het lectoraat zich op ontwikkelingen op die terreinen die belangrijke veranderingen in het werkproces teweeg kunnen brengen. Dat zijn de onderwerpen die van belang zijn voor de toekomstige Zorgprofessional 2.0. Hieronder worden de verschillende vakgebieden nader geïntroduceerd en er worden een aantal voor de Zorgprofessional 2.0 belangrijke historische trends beschreven. Samenvattend kan gesteld worden dat het lectoraat Medische Technologie zich heeft ontwikkeld van een specialistisch op radiotherapie gericht lectoraat, naar een breder op medische beeldvorming, radiotherapie, ICT in de zorg en eHealth georiënteerd lectoraat dat op diverse, met name gezondheidszorggerelateerde, terreinen een bijdrage levert aan de opleidingen van Hogeschool Inholland. De bijdrage van het lectoraat Medische Technologie heeft daarbij als doel afstudeerders van diverse studierichtingen op te leiden tot wat in deze rede wordt aangeduid met Zorgprofessional 2.0. Hiermee wordt in deze rede een beroepsbeoefenaar bedoeld die openstaat voor (ICT/technische) innovatie, die zorgconsumenten daarover kan adviseren en die innovatie in de beroepspraktijk weet te implementeren. Praktijkgericht onderzoek speelt daarbij een centrale rol: het draagt bij aan de onderzoekende blik van de Zorgprofessional 2.0, aan het up-to-date houden van de kennis van docenten en studenten en aan de verbinding met het werkveld.
DOCUMENT
Voorlichting door paramedici is vaak gericht op gedragsverandering, op therapietrouw en zelfmanagement, kortom op compliance. Doen en blijven doen beschrijft dat proces. De therapeut heeft daarbij een rol als coach en motivator. De uiteindelijke gedragsveranderaar is echter niet de therapeut, maar de patiknt. Veel praktijkvoorbeelden illustreren hoe begeleiding van gedragsverandering en het werken aan therapietrouw en zelfmanagement in de paramedische praktijk verloopt. Doen en blijven doen wordt gepresenteerd aan de hand van het stappenmodel van gedragsverandering. In deze herziene uitgave zijn vele gespreksfragmenten opgenomen. Ze illustreren hoe paramedici de stappenreeks hanteren en hun voorlichting aanpassen aan de individuele patiknt. Persoonsgebonden factoren worden in deze uitgave verder uitgewerkt. Tal van praktijksituaties maken deze kennis voor studenten en professionals herkenbaar en toegankelijk. De patiknt als bio-psychosociale eenheid krijgt daardoor voor de student en paramedische beroepsbeoefenaar een gezicht. De stappenreeks en de persoonsgebonden factoren vormen samen een handvat voor voorlichting op maat: voorlichting die op de persoon en zijn doelen is afgestemd. Dat komt de compliance ten goede. Doen en blijven doen richt zich op studenten en beroepsbeoefenaren van paramedische bewegingsberoepen zoals fysiotherapeuten, ergotherapeuten logopedisten, podotherapeuten en oefentherapeuten Cesar en Mensendieck.
DOCUMENT
Doel onderzoek Het doel van voorliggend onderzoek is om in kaart te brengen welke kosten ontstaan door schulden en waar die kosten neerslaan. Kosten zijn in dit kader heel eng opgevat, te weten: ‘uitgaven in euro’s’. Iedereen die ervaring heeft met schuldenproblematiek of bekend is met mensen met schulden weet dat de kosten van schuldenproblematiek ook immaterieel zijn. De waarde van zaken zoals chronische stress, fysieke en mentale gezondheidsproblemen, gevoelens van schaamte en eenzaamheid zijn moeilijk in euro’s uit te drukken. Toch is in dit onderzoek geprobeerd de kosten van schuldenproblematiek zoveel als mogelijk in euro’s uit te drukken. Inzicht daarin is relevant omdat er in het publieke debat een stevige roep klinkt om de schuldenproblematiek terug te dringen. Het aanpakken van problemen vraagt niet alleen politiek en maatschappelijk draagvlak. Het vraagt ook investeringen. Zicht op kosten kan een bijdrage leveren aan de afwegingen welke investeringen gepleegd worden om met welke maatregelen en welke zekerheden dan ook een probleem aan te pakken. Schulden leiden tot substantiele kosten Om in beeld te brengen tot welke kosten schuldenproblematiek leidt en waar die kosten neerslaan, is een literatuurstudie verricht. Er is in kaart gebracht welke kosten schuldenproblematiek veroorzaakt. Indien beschikbaar zijn de kosten uitgedrukt in euro’s. In het totaal leverde het onderzoek 43 posten op waar schuldenproblematiek kosten veroorzaakt. Voor 19 posten geldt dat in beeld gebracht kon worden welke kosten daarmee gemoeid zijn. De optelsom komt uit op €8,5 miljard. Ruim de helft daarvan ligt bij werkgevers en ontstaat door lagere arbeidsproductiviteit en verzuimkosten. Ook voor oninbare vorderingen en kosten van uitkeringen worden hoge kosten geschat. Het is niet mogelijk om in te schatten welke waarde de 24 ontbrekende posten bij benadering hebben, maar het is duidelijk dat daar ook grote posten als (een deel van de) bijzondere bijstand, gezondheidszorg door specialisten en bijdragen van vrijwilligers en goede doelen bijhoren. De belangrijkste conclusie die dit onderzoek oplevert, is dat schuldenproblematiek leidt tot (zeer) substantiële jaarlijkse kosten op heel veel verschillende terreinen. Kanttekening Onder een berekening van de kosten van schuldenproblematiek ligt bijna onvermijdelijk de hoop dat als de schuldenproblematiek wordt opgelost al deze kosten worden bespaard. Dit is een illusie. In Nederland is veel terrein te winnen op zowel het voorkomen van schulden als het - als deze toch ontstaan - oplossen van schulden. Het is weliswaar aannemelijk dat een substantieel deel van de in dit onderzoek gepresenteerde kosten kunnen worden voorkomen door preventie van schuldenproblematiek én het tijdig oplossen van schulden. Tegelijkertijd is het ten aanzien van het oplossen schulden van belang om bij deze bijna onvermijdelijke en terechte hoop een kanttekening te plaatsen. Want, het wegnemen van schulden betekent niet automatisch dat alle in dit rapport opgevoerde kosten verdwijnen. Hier liggen drie oorzaken aan ten grondslag. Ten eerste, schuldenproblematiek kent vele achterliggende oorzaken. Het structureel oplossen van schuldenproblematiek vergt dat de achterliggende oorzaken van schuldenproblematiek worden aangepakt. Anders ontstaat immers het risico dat schuldenproblematiek verwordt tot een draaideurfenomeen. Ten tweede, schulden maken deel uit van een kluwen aan problemen. Binnen een kluwen aan problemen is het veelal niet mogelijk het precieze aandeel van de schulden aan te wijzen. Het wegnemen van schulden zal er niet per definitie toe leiden dat alle met de schulden samenhangende problemen verdwijnen (en dus dat die kosten wegvallen). Ten derde, het is van belang te realiseren dat sommige problemen lang kunnen doorwerken in het leven van mensen, zoals bijvoorbeeld mentale problemen (depressie, PTSS) die zijn ontstaan door schuldenproblematiek. 8 Beperkingen Bij het lezen van de resultaten is het van belang om drie beperkingen in het achterhoofd te houden. In de eerste plaats heeft het onderzoek veel inzicht opgeleverd in de kosten die schulden veroorzaken, maar is dat op veel deelterreinen niet gelukt. De opgenomen totale kosten vormen dan ook een stevige onderschatting. Ten tweede zijn maar voor een zeer beperkt deel van de kosten zijn de daadwerkelijke kosten van schuldenproblematiek beschikbaar. Voor het merendeel van de gepresenteerde kosten geldt echter dat het schattingen zijn. Tot slot is vanwege het gebruik van stevige aannames en/of het combineren van gegevens uit verschillende onderliggende bronnen gekozen voor optimale transparantie. Dat betekent concreet dat de berekeningen in onaangepaste vorm worden gepresenteerd, zonder update naar een recent jaar, afronding (met uitzondering van de overzichtstabel) of (niet op feiten gebaseerde) intervalschattingen. Relatie tot andere onderzoeken Het verrichte onderzoek is het eerste in haar soort. Niet eerder werd op deze manier in beeld gebracht op welke terreinen schuldenproblematiek welke kosten veroorzaakt en hoe deze kosten tot stand komen. Wel werden er eerder onderzoeken verricht naar de kosten van de aanpak van schulden of de kosten en baten van schuldhulpverlening. Het meest geciteerde onderzoek in dat kader is afkomstig van de Argumentenfabriek en dateert uit 20201. In dit veel geciteerde rapport staat dat de kosten van problematische schulden €17 miljard bedragen. De claim is gebaseerd op onderzoek door APE uit 20112. In dat onderzoek is de €17 miljard echter niet te herleiden. Andere onderzoeken hadden enkel betrekking op de kosten in bepaalde domeinen. In dit licht kunnen de rekensommen in het voorliggende rapport op basis van bestaande literatuur en data worden beschouwd als een belangrijke brede onderbouwing van de kosten van schuldenproblematiek in Nederland.
DOCUMENT
3D-printen is inmiddels een volwassen productietechniek en wordt ook steeds meer ingezet voor medische toepassingen, omdat het voor medisch specialisten steeds meer vanzelfsprekend wordt dat zorg wordt afgestemd op de behoeften en wensen van de patiënt. Ook de therapeutische wereld volgt deze ontwikkelingen en willen hier meer mee doen, om zo hun patiënten optimaal te kunnen helpen. De bottlenecks voor het daadwerkelijk implementeren van 3D-printen in het alledaagse proces van de podotherapeut zitten voornamelijk in de kostprijs, snelheid van produceren, beperking aan goede materialen en de onmogelijkheid om de geprinte zool nadien aan te passen. Daarnaast zorgt de diversiteit aan mogelijkheden voor een diffuus beeld voor de podotherapeutische bedrijven omtrent wat nu de juiste productietechniek en het juiste materiaal is om te gebruiken. De praktijkvraag die in dit project beantwoord wordt is: In welke situatie is welke materiaal-productieproces combinatie van de 3D-printtechniek geschikt voor podotherapeutische zolen? Middels gebruiksonderzoek en scenario’s worden de eisen en wensen van de podotherapeuten achterhaald, welke worden gekoppeld aan de uitkomsten van het literatuuronderzoek. Deze ontwerp-proces-materiaal-combinaties worden experimenteel getest en verbeterd. Aan de hand van de uitkomsten worden ontwerp-afhankelijke richtlijnen opgesteld voor de podotherapeuten om zo een goede materiaal-proces selectie te kunnen maken voor het gebruik van 3D-printen voor podotherapeutische zolen.
Diabetes Mellitus is een van de meest voorkomende chronische ziektes wereldwijd. Een ernstige en kostbare complicatie is het ontstaan van voetwonden, gerelateerd aan neuropathie, ischemie en infectie. Voetwonden leiden vaak tot ziekenhuisopnames, amputaties en verminderde kwaliteit van leven. In dit project ontwikkelen we een applicatie om ervoor te zorgen dat doormiddel van zelfmonitoring, er geen behandelvertragingen ontstaan doordat risico’s tijdig worden gesignaleerd, vanuit zorg op afstand. RondOm Podotherapeuten, een grote eerstelijns zorgorganisatie in Nederland, heeft de ‘Diabetes Voetenceck app’ ontwikkeld welke is gericht op zelfmonitoring door patiënten en screenen van de voeten door podotherapeuten op afstand. Deze wordt gebruikt als onderdeel van hun praktijkvoering. Patiënten worden geholpen hun voeten te bekijken door vragen in de app. Het resultaat van de vragen kan ertoe leiden dat de patiënt gevraagd wordt een foto in te sturen via de app. De applicatie voorziet in kansen, in termen van het betrekken van patiënten, het voorkomen van gezondheidsproblemen en verbeteren van algemeen welzijn van mensen met diabetes. In April is een eerste versie van de applicatie gelanceerd, momenteel maken er zo’n 500 patiënten gebruik van, met in totaal 8000 e-screenings. Veel uitdagingen blijven open zoals het continu blijven gebruiken van de app voor zowel patiënten als professionals en de algemene gebruikerservaring van de app, daarnaast liggen er ook kansen voor nieuwe functionaliteiten. Het doel van het project: Het gebruik van de huidige applicatie begrijpen en onderzoeken, zodat we deze beter kunnen maken in termen van gebruikerservaring en kwaliteit. Ten tweede, willen we nieuwe kansen die de applicatie biedt verkennen en mogelijke nieuwe technologie toepassen die samen werken met en bijdrage aan de huidige interventie. Dit project wordt gevoerd door Fontys Paramedische Hogeschool, RondOm Podotherapeuten, Technische Universiteit Eindhoven en Stofloos, zij hebben de expertise in huis om dit tot een goed einde te brengen.
Voetproblemen komen frequent voor bij mensen met diabetes mellitus. De verstoorde stofwisseling bij diabetes mellitus kan in de voeten schade aan zenuwen en bloedvaten, en beperkte gewrichtsbeweeglijkheid veroorzaken. Hierdoor ontstaat een afwijkend gangpatroon met hoge lokale druk onder de voeten en een verminderde sensorische terugkoppeling. Dit geeft een verhoogd risico op het ontstaan van een voetwond. Een diabetische voetwond behoort tot de ernstigste complicaties bij diabetes mellitus vanwege de slechte genezingstendens, de intensieve behandeling, het verlies van mobiliteit en kwaliteit van leven, en het grote risico op een amputatie. Preventie van diabetische voetwonden is van groot belang om de impact op de mensen die het ondergaan en het zorgsysteem te beperken. Podotherapeuten spelen, in de eerstelijnszorg, een belangrijke rol in de preventie van voetwonden bij mensen met diabetes mellitus. Voor de organisatie en globale inhoud van deze preventieve voetzorg is de Zorgmodule Preventie Diabetische Voetulcera leidend. Deze zorgmodule is ontwikkeld op initiatief van de Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten en is breed geïmplementeerd. Er ontbreekt echter een verdiepende inhoudelijke handreiking voor podotherapeuten ter bevordering van evidence-based handelen. Vanuit het podotherapieveld, en dit consortium in het bijzonder, bestaat er een breed gedragen behoefte aan het beter toerusten van de podotherapeut voor het evidence based en methodisch handelen bij mensen met diabetes mellitus en een verhoogd risico op een voetwond, alsmede het op grote schaal evalueren van de resultaten van dit handelen. Het doel van dit RAAK-MKB project is het ontwikkelen van een methode om podotherapeuten te ondersteunen in het (i) methodisch systematisch uitvoeren en registreren van de preventieve voetzorg bij DM op basis van de beschikbare evidence, en (ii) evalueren van de uitkomsten van de geleverde preventieve voetzorg om daarmee optimalisatiemogelijkheden te identificeren. De resultaten van dit project zullen worden geïmplementeerd in de curricula van de opleidingen podotherapie en in de beroepspraktijk.