De podotherapeut is ‘de specialist in de voetengezondheidszorg’, aldus de NVvP op haar website.1 Die ambitie houdt in, dat de podotherapeut samen met de cliënt de juiste diagnose en best passende individuele interventie/behandeling zoekt én onderzoek en behandeling afstemt met andere professionals in de gezondheidszorg. Daarmee worden communicatie en informatie-uitwisseling essentiële onderdelen van de podotherapeutische praktijk. Dat gebeurt in toenemende mate online. Tot hoever kunnen we daarbij gaan? In de serie Zorg en techniek bespreekt de auteur ontwikkelingen in de techniek, die van invloed zijn of worden op de podotherapeutische zorgverlening en praktijkvoering.
DOCUMENT
Iets meer dan de helft van de podotherapeuten die CAD/CAM-technieken voor de zoolvervaardiging gebruikt, kiest voor materiaalblokken met een hardheid, waarbij de voorkeur uitgaat naar ShoreA 50. Dat is een van de conclusies uit een recentelijk afgeronde inventarisatiestudie uit 2009 van onderzoekers aan de Fontys Paramedische Hogeschool naar het gebruik van CAD/CAM-technieken in praktijken voor podotherapie.
DOCUMENT
Tijdens de afgelopen decennia heeft evidence based practice (EBP) een steeds belangrijkere rol ingenomen in de praktijk van de orthopedisch technoloog. In literatuurreviews vindt men echter nogal eens terug dat er meer onderzoek nodig is van goede kwaliteit om de effectiviteit van therapieën aan te tonen. De vraag is of dit ook geldt voor zolen en kniebraces in de behandeling van pijn bij mensen met knie-artrose. En is er een verschil in effectiviteit van beide therapieën? Is samenwerking met podotherapeuten aan te raden?
DOCUMENT
3D-printen is inmiddels een volwassen productietechniek en wordt ook steeds meer ingezet voor medische toepassingen, omdat het voor medisch specialisten steeds meer vanzelfsprekend wordt dat zorg wordt afgestemd op de behoeften en wensen van de patiënt. Ook de therapeutische wereld volgt deze ontwikkelingen en willen hier meer mee doen, om zo hun patiënten optimaal te kunnen helpen. De bottlenecks voor het daadwerkelijk implementeren van 3D-printen in het alledaagse proces van de podotherapeut zitten voornamelijk in de kostprijs, snelheid van produceren, beperking aan goede materialen en de onmogelijkheid om de geprinte zool nadien aan te passen. Daarnaast zorgt de diversiteit aan mogelijkheden voor een diffuus beeld voor de podotherapeutische bedrijven omtrent wat nu de juiste productietechniek en het juiste materiaal is om te gebruiken. De praktijkvraag die in dit project beantwoord wordt is: In welke situatie is welke materiaal-productieproces combinatie van de 3D-printtechniek geschikt voor podotherapeutische zolen? Middels gebruiksonderzoek en scenario’s worden de eisen en wensen van de podotherapeuten achterhaald, welke worden gekoppeld aan de uitkomsten van het literatuuronderzoek. Deze ontwerp-proces-materiaal-combinaties worden experimenteel getest en verbeterd. Aan de hand van de uitkomsten worden ontwerp-afhankelijke richtlijnen opgesteld voor de podotherapeuten om zo een goede materiaal-proces selectie te kunnen maken voor het gebruik van 3D-printen voor podotherapeutische zolen.
Voetproblemen komen frequent voor bij mensen met diabetes mellitus. De verstoorde stofwisseling bij diabetes mellitus kan in de voeten schade aan zenuwen en bloedvaten, en beperkte gewrichtsbeweeglijkheid veroorzaken. Hierdoor ontstaat een afwijkend gangpatroon met hoge lokale druk onder de voeten en een verminderde sensorische terugkoppeling. Dit geeft een verhoogd risico op het ontstaan van een voetwond. Een diabetische voetwond behoort tot de ernstigste complicaties bij diabetes mellitus vanwege de slechte genezingstendens, de intensieve behandeling, het verlies van mobiliteit en kwaliteit van leven, en het grote risico op een amputatie. Preventie van diabetische voetwonden is van groot belang om de impact op de mensen die het ondergaan en het zorgsysteem te beperken. Podotherapeuten spelen, in de eerstelijnszorg, een belangrijke rol in de preventie van voetwonden bij mensen met diabetes mellitus. Voor de organisatie en globale inhoud van deze preventieve voetzorg is de Zorgmodule Preventie Diabetische Voetulcera leidend. Deze zorgmodule is ontwikkeld op initiatief van de Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten en is breed geïmplementeerd. Er ontbreekt echter een verdiepende inhoudelijke handreiking voor podotherapeuten ter bevordering van evidence-based handelen. Vanuit het podotherapieveld, en dit consortium in het bijzonder, bestaat er een breed gedragen behoefte aan het beter toerusten van de podotherapeut voor het evidence based en methodisch handelen bij mensen met diabetes mellitus en een verhoogd risico op een voetwond, alsmede het op grote schaal evalueren van de resultaten van dit handelen. Het doel van dit RAAK-MKB project is het ontwikkelen van een methode om podotherapeuten te ondersteunen in het (i) methodisch systematisch uitvoeren en registreren van de preventieve voetzorg bij DM op basis van de beschikbare evidence, en (ii) evalueren van de uitkomsten van de geleverde preventieve voetzorg om daarmee optimalisatiemogelijkheden te identificeren. De resultaten van dit project zullen worden geïmplementeerd in de curricula van de opleidingen podotherapie en in de beroepspraktijk.
Het project 'Langer thuis, wat haal je in huis?' heeft als RAAK-PRO project gelopen tot het voorjaar van 2016. Het heeft diverse wetenschappelijke publicaties opgeleverd (bijvoorbeeld: (1-4)) en een model voor zorgprofessionals waarmee acceptatie van technologie door ouderen in kaart wordt gebracht. Daarnaast is er naar aanleiding van het project onderwijs ontwikkeld voor technologie en zorgstudenten, zowel voor het hbo als het mbo. Dit onderwijs is vormgegeven in leskaarten en enkele aansprekende films. Aan de hand van natuurgetrouwe situaties, waarin in de thuissituatie het gaan gebruiken van een technologisch middel (bijvoorbeeld alarmering) wordt besproken met een oudere, worden vragen gesteld die betrekking hebben op aspecten van technologie-acceptatie en - gebruik. Hiermee wordt, op diverse niveaus en vanuit verschillende perspectieven, gereflecteerd op mogelijkheden voor ouderen om technologie in te zetten, ter ondersteuning van het dagelijks leven. Voor het werkveld is een tool ontwikkeld in de vorm van een gesprekshandreiking (zie: https://fontvs.nl/Over- Fontvs/Fontvs-Paramedische-Hoqeschool/Onderzoek-1/Projecten/Lanoer-thuis-wathaal-je-in-huis.htm). Doel van het geheel was en is: de kloof tussen technologische mogelijkheden en het werkelijk succesvolle gebruik ervan te verbeteren. Er is onderwijsmateriaal voor opleidingen in de verpleging en verzorging, en voor technologieopleidingen. Met name thuiszorg medewerkers (verpleging, verzorg ing en welzijn), kunnen hier direct hun voordeel mee doen. Verdere doorontwikkeling voor het onderwijs toegespitst op paramediciis nog gewenst. Daarbij dient het materiaal te worden toegespitst op typische paramedische beroepssituaties. Specifieke technologische ondersteuning (zoals oefeningen via een app, monitoring van allerlei aan de patiënt te meten parameters) waar paramedici in toenemende mate gebruik van maken en waarvan het succes in de behandeling sterk afhangt van de mate van acceptatie en gebruik door de patiënt, zullen daarbij worden uitgewerkt. De Top-up subsidie wordt daarom aangevraagd ter verdere versterking van het paramedisch onderwijs. Door specifiek lesmateriaal met voorbeelden binnen het paramedisch domein te maken en de leskaarten verder door te ontwikkelen voor paramedici, kan dit ook direct worden toegepast in het onderwijs voor diverse paramedische opleidingen. Binnen FPH zijn dit fysiotherapeuten, podotherapeuten, orthopedisch technologen, logopedisten en radiologisch en radiotherapeutisch laboranten.